Het erfdeel der Malleroy's. BINNENLAND. technische hygiène dr. J. G. Sleeswijk, arts te 's Gravenhage; is benoemd tot commandeur in de orde van Oranje-Nassau dr, J. Woltjer, lid, tevens voorzitter, der Staatscommissie voor de reorganisatie van het onderwijs, ingesteld bij Koninklijk besluit van 21 Maart 1903, no. 49; is W. J. H. Muiier, te 's-Gravenhage, eere-lid van den Nederlandschen 'Bond voor Lichamelijke Opvoeding, benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Bakkersnachtarbeid. De „landelijke ,betooging", dloor ihet Nationaal Comité voor afschaffing van nachtarbeid in bakkerijen gisteren 'te -s Gravenhage belegd', was door een groot aantal bakkers-patroons en gezellen be zocht; de groóte zaal van het [Gebouw voor K. en ,W. was geheel gevuld. Op het podium, waar verschillende ba nieren waren opgesteld, werden achter de bestuurstafel, evenals in de zaal en kele leden ider (Tweede Kamer ppgö- merkt. "De voorzitter deelde in zijn openings woord mede, dat sympathiebetuigingen van ruim 80 organisaties, vertegenwoor digende meer |dan 90.000 leden, v.nr ingekomen. Ook in den loop der vergade ring kwamen nog telegraphische betuigin gen van instemming in. Onder luid applaus las de voorzitter brieven voor van mgr. Konings, uit Am sterdam, die vedhinderd was voorloopig in 'het openbaar op te treden, daar zijn geneesheer hem rust voorschreef, en van dr. Gheei Gildemeester, idie beiden van hun warme belangstelling voor het doel dezer bijeenkomst deden blijkne. Mr. Aalberse, lid der Tweede Kamer, Zette daarna uitvoerig uiteen, waarom op de overheid het recht en de plicht rust, den nachtarbeid ook van volwassen arbeiders te verbieden. 'Door afschaffing van den bakkersnachtarbeid wordt wel licht eenig veflies aan stoffelijke wel vaart geleden, maar 'daartegenover staat winst aan'zedelijke kracht, was spr?s stel ling. De heer 'Bokhorst, bakkerspatroon te Kampen, leverde daarna critiek op de geschriften van Tiet Bakkerscomité en op uitlatingen van den secretaris van dit co mité, dr. Blaupot ten Gate, die o.a. te Brussel op een congres zou hebben ge zegd, dat de Nederl. regeering zich zou hebben laten yoorlichten door menschen die hun v3k niet kennen. Ds, Rudolph, prédikant te Leiden, be sprak de afschaffing van den bakkers nachtarbeid met het oog op "Vt huiselijk leven van patroons en gez. Zijn con clusie was, dat „staatsinterventie" strikt noodzakelijk was, om dezen schrikkelij'- ken hinder weg te nemen." Spr. juich te het 'toe, dat de bepaling van "het ont- werp-Kuyper. 'dat aan patroons zou ver gund zijn, 's nachts te bakken, niet in deze wet voorkomt. „Daarom leve Minis ter Talma, "die deze wét heeft ingediend !"- (Lang aangëhouden applaus.) De heer ji. Diemer, chef eener co- operatieve broodfabriek te Rotterdam, zet te uiteen, dat het kleinbedrijf enkel voor deden door afschaffing zou krijgen; het middenbedrijf niet veël meer onkosten, waarnaast een prikkel om de hoedanig heid van het brood te verbeterenen dat alleen het grootbedrijf eenigszins bedui dende meerdere kosten zou moéten ma ken,- wat spr. niet van beteekenis achtte, daar het grootbedrijf alleen voorkomt in drie provincies en in enkele hoofdsteden van de overige provinciën. Spr. meende echter ,dat het beter ware geweest, in de wet de, "thans geschrapte, bepaling op te nemen, dat des Maandags hvee uur eerder inag worden aangevangen, opdat het groot- en het middenbedrijf zich ge makkelijker aan de veranderde omstan- dgiheden zullen aanpassen. Alle sprekers werden herhaaldelijk en geestdriftig toegejuicht. Aan Minister LTalma werd onder ap plaus een telegram gezonden, waarin hem hulde werd gebracht voor de indiening van zijn wetsontwerp. Nadat nog eenfge personen uit de ver gadering het woord hadden gevoerd, werd met algemeene stemmen een motie aan genomen, welke in optocht langs N. Ha venstraat, Turfmarkt, Spui, Hofsingel raar Binnenhof, ter griffie van de Tweed' Ka mer werd bezorgd. De motie luidde als volgt: „De groóte vergadering, géhou'den opj Dinsdag 13 September 1910 in het Ge bouw voor "Kunsten en [Wetenschappen te ^s-Gravenhage, belegd door het Na tionaal Comité voor Afschaffing van den nachtarbeid in het bakkersbedrijf, vóór de behandeling van de aanhangige wets ontwerpen op het verbod van Zondags- en nachtarbeid in bakkerijen en het instel* len van bakkers raden jn onze volksver tegenwoordiging gehoord de verschillende sprekers over de noodzakelijkheid, doorvoefbaarheixS van 'de aanhangige wetsvoorstellen; spreekt als haar overtuiging uit, dat het aannemen van een wettelijke regeling Iq het "bakkersbedrijf, waarbij de Zondags- en nachtarbeid verboden is, voor'de dui- zende beoefenaren, zoowcf patroons als! gezellen een zegen zijn zal, en dringt er bij onze volksvertegenwoor diging met ernsi op aan, nog vóór de begrooting de wetsvoordrachten "te willen behandelen en aannemen?' I-angs denzelfden weg ging de stoet naar het gebouw "terug, waar ieder zijns weegs ging. i Hofbericht. Gisternaïnlddag halfdrie arriveerde H. M. de Koningin, vergezeld van een hof dame en een kamerheer, per extra-trein van Baarn te Amsterdam. 11. M. werd pntvangen door den bur gemeester, jhr. mr. A. Roëll, en de hee- ren jhr. mr. W. F. van den Wijck en ,J. K. Bottema, namens den Raad van Ad ministratie der H. IJ. M. De Koningin' onderhield zich in c»c Koninklijke Wacht kamer eenige oogui.dikken met de hee- ren, eu begaf zich vervolgens per auto mobiel naar het 'Paleis. Geruimeu tijd voor H. M. de Koningin' ten Paleize aankwam, had zich, ondanks den regen, een dichte menigte op den Dam voor het Koninklijk Palcis verza meld. Te vijf minuten over half drie reed de automobiel, met den Koninklijken standaard getooid, onder gejuich het Damplein op. De wacht kwam in het ge weer en onder hernieuwd gejuich steeg H. M. uit. Zij vertoonde zich even Inter voor de vensters .van het Paleis en .>p, nieuw juichtè de menigte op den Dam. Het koninklijk bezoek stond jn ver band met de toebereidselen voor het be zoek van het Belgisch Jconlnklijk paar. Ruim iialfvier is H. Al. de Koningin' per auto yan Amsterdam nasr Soestdijk vertrokken., wederom toegejuicht door een talrijke menigte. Z. K. H. Prins Hendrik heeft Maandag tweemaal een rijtoer gemankt met Prin ses Juliana. Des morgens door het Ko ninklijk park van het l.n~ "n de kleinef equipage van de Trn i dogcarre- tje met een hit, «lie juoor den Prins; werd gemend, en des namiddags in een landauer over Hoog-Soeren Mej. Marling maakte beide rijtoeren mee. 's Namiddags zat ook de hof dame jonkvr. Van de Poll in het rijtuig. De Koningin in Den Haag. De Haagsche briefschrijver van de „T ij d" herinnert eraan, dat drie jaar achteraan de plechtige opening der Staten- Generaal in de Ridderzaal achterwege bleef. Eenmaal hnd zij plaats in het enge Tweede Kamer-gebouw ter wille der in de Ridderzaal dagende vredesconferentie de beide andere malen bleef H. AL verre, in verband met en als gevolv van de blijde gebeurtenis. Eindelijk zal na vier jaar de koningin de vereenigde vergade ring der Staten-Gene-aai weer in "A-en persoon en in di oudige Ridderzaal».pe nen. Zoo de koningin cellier komt, ge schiedt dit op een wijze, die ons onwil lekeurig in ons zelve heelt doen treden en ons In ons geweien de vraag heeft doen stellen of wij wellicht de koninklijke gratie verbeurd hebben. Van Amsterd naar Soestdijk teruggekeerd, komt II. Ai. op één dag, even tusschen twee treinen in, de vergadering der Slaler.-Generaal openen, aan den president der Eerste Kamer overlatend de nieuw gekozen en herkozen leden te beëedigen, de Tweede Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 14 September. Uit de Pers. Anti-clericale aanmatiging. Merkwaardig en karakteristiek voor ;j3e gevoelens, waarmede sommige vrij zinnige schrijvers ten aanzien hunner te genstander nog immer bezield blijken, noemt de (C.H.) „Nederlander" het artikel, door den Haagschen Correspon dent der (lib. „Zutphensche Cou rant" aan de speelhuis-quaestie ge wijd. De speelhuizen neemt de schrijver in jde ,,'Z.Crt." natuurlijk niet Jn bescher- fSming, maar evenmin het optreden van den Minister. LWant de Regeering hul digde de leer: „het doel heiligt de mid delen." Wat ons zoo hinderde jn de ac tie der regeering is, dat het een praecedent schiep, een voofbeelld van arbitraire gedragingen dér over- faeid, die in een land als 't pnze 'niet geduld mogen worden, ook al gaan ze tegen de ergste misbruiken of misdadigers in. .Ook een minister heeft respect te toonen voor 'de wetten, al valt zulks hem zwaar. En vooral onder clericaal régime moet men daarop streng letten, pmd'at de Christelijke partijen toornen te gen levensbeschouwingen, die dui- zende aanhangers in den lande .vin den. Meent men b.v. dat een man als onze tegenwoordige 'minister van Justitie, meer eerbied heeft voor den Nieuw-Malthusiaanschen Bond dan voor de speelsocieteiten [Welnu, wanneer hij meent met zijn politieagenten den toegang tot de zen te kunnen sluiten, wat let hem dan de vergaderingen van genen' on- "mogelijk te maken? Speelhuizen zijn verderfelijk, maar verderfelijker achten wij een pn- rechtmatig optreden van de (over heid. Wanneer deze een kWaad ont dekt, dat zij op wettelijke manier er tegen inga, maar niet met op zijde stelling der vrijheidsrechten des volks door de macht harer po litie poge hef uit te roeien. De speelhuizen tieren lang ge noeg dan dat er thans reeds een wet tegen zou kunnen bestaan, eri nog zouden wij de s po edbeh an de ling eener wet toejuichen. Maar van een machtsoversc'hrijding van het uit voerend gezag zijn wij niet gediend, zelfs al lijden alleen speelhuizen' daar onder. Dat lijkt nu alles bijzonder mooi,, merkt „De Nederlander" op, maar is in de kern der zaak niet anders dan de gewone anti cl eri cal e aanmatiging, iWij, liberalen, beschermen de vrijheid1, en bij u, clericalen, is ze niet veilig. De heeren, die zoo bang zijn voor de excessen, van het „clericaal régime", zul len wei "doen zich te herinneren waf er .gebeurd is onder het „liberaal régime" in het tweede kwart der vorige eeuw. In den jare 1836 waren het de liberale (protestantsche) officieren van Justitie, idie zich leenden tot eene geloofsver- .volging, waarover thans ieder, die eenig gevoel voor recht bezit, zich schlaamt, die daajtoe voor een ander doel geschre ven wetsartikelen toepasten, en het wa ren juist de Roomsch-Katholieken, die, niet bevangen door kerkelijke aanmati- 'ging en onverdraagzaamheid; geweigerd hebben daaraan mee te cloen. Juist ten onzent hebben de jR o o m! s c h-K a t h o 1 i e k e n zich altijd beijverd, niet minder strict dan wie ook', ide grondwettelijke rechten en vrijhedendesvolks teeerbiedi- g e n en te verdedigen. Mannen als V a n Nispens deden dit, o. a. in het jaar 1855, op de tref fel ijkste wijze. Tegenover deze feiten het voor te stel len alsof juist tegenover een Roomsch 'Minister ten deze de grootste waakzaam heid geboden is, is een miskenning van' FEUILLETON. 35) XIIIe HOOFDSTUK. Richard wilde wel gaarne zoo spoe dig mogelijk naar zijn vrouw terugkee- ren, maar de Canisy was zoo opgewon den, dat hij hem niet durfde verlaten, een uur ongeveer kwam de Malleroy met woedend uiterlijk terug. Wat is er dan, vader? vroeg Ri chard. Die ellendige Canisy heeft ons be- idrogen, riep de graaf. Hij zeide ons dat zijn brief pas over vier uur zou wor sen overhandigd aan... Ja zeker, onderbrak de Canisy heml Welnu. Dat is niet waar. Mijnheer de Graaf. Mevrouw de Malleroy heeft uw brief reeds ontvangen. Hebt gij haar dan gesproken? Vroeg Ri/hard. Neen, maar een uur voor mij was zij bij den notaris dertigduizend livres de'historie, en getuigt van een aanmati ging, die meer lachwekkend jiog dan er- derlijk is. Deze heeren vergeten, dat het de' plicht Van den Minister is te regee- ren; hij moet het recht handhaven en de wet toepassen. Dat d'eze R. K. Minis ter dit toont te weten, strekt hem tot eer. Zijn optreden is geen bloote be moeizucht van den partijdigen regeerder, wien het om' het welzijn z ij n.e r overtui gingen te doen is, integendeel, het was een zich bemoeien met >vat hem aanging, een waken voor de heim! toevertrouwde belangen des volks. Natuurlijk moet ook een Minister zich houden binnen wettel ij k e grenzen'. Alleen maar: het staat niet altijd vast waar die grenzen liggen, en dé uitspraak daarover staat niet aan hem, maar aan den rechter. Een Minister die de publieke ppinie vreest en bang is zich aan een „échec" bloot te stellen, zal allicht in een twijfel achtig geval zich buiten schot houden, laf, en benauwd vooral voor de cri tiek der „liberale" pers in een hoekje blijven zitten. Een flink "Minister handelt; ^aat Zoover hij meent te kunnen gaan, en onderwerpt in dubio zijn handelen aan de uitspraak van den rechter. In het onderhavige geval stond en staat ook nu nog volstrekt niet vast, waar de grenzen liggen. Bij nauwkeurige lezing blijkt ook uit het vonnis van mr. Telle- gen, dat er heel Wat omschrijving noodig was, om zijn uitspraak behoorlijk te rao- tiveeren. Niettemin kan hij volkomen gelijk hebben. Alleen blijkt daaruit niet, dat de Mi nister ongelijk had, met te handelen gelijk hij handelde, waarbij vooraf yol- strekt niet vaststond, dat hij bij dit handelen de perken der Wet "te buiten ging. 'Door in dezen een beslissing u i t t e lokken, verdient de Minister eer Jof dan blaam." Een Gevaar. Het „Huisgezin" (betoogt in een driestar, 'dat gewaakt moet worden voor een gevaar, dat de democratie allicht mee brengt, daarmede bedoelende: verminde ring van den eerbied voor het gezag en vermindering van den invloed1 van het gezag. Men kan het aan allerlei dingen mer ken, zegt het blad, in het groot en 'in het klein. „Neem onze kiesvereenigingen. Jiaar inrichting Is heel anders dan vroeger, en we zouden de oude organisaties, als voor den dag van heden niet meer ipassend, niet terugwenschen. Maar soms schijnt het wel, alsof men aan de leiders der kiesvereeniging allen invloed wil ontnemen, alsof men hen be schouwd als gevaarlijke individuen die men onschadelijk moet maken. Toch bestaat het bestuur niet uit men schen. die van buitenaf aan de vereeniging worden opgelegd; maar uit personen, die de vereeniging uit haar midden kiest, die ze vertrouwt en boven anderen in staat acht de leiding der vereeniging te voeren. Deze leiding brengt verantwoordlelijk heid. maar ze brengt ook eenig gezag mee. Onthoudt men dit en beschouwd men het bestuur als zich van de leden alleen hierdpor onderscheidend dat het aan een afzonderlijke tafel plaats neemt, dian* maakt men van ihet bestuur een caricatuuur. Een bestuur moét onder andere goe de eigenschappen op de eerste plaats tact bezitten, het moet strikt rechtvaardig en onzelfzuchtig zijnmaar een goéd bestuur en als het niet goed is moet men an dere personen kiezen dient met gezag te zijn bekleed en in de uitoefening van zijn gezag qp medewerking in plaats van tegenwerking te kunnen rekenen. "Mocht het zoover komen, dat de besten weigeren lid te zijn van een bestuur, het welk alle gezag angstvallig is onthouden, dan zal zulks op den duur tot [nadeel van de kiesvereeniging en van open bare zaak strekken." Op Apengaaien. Wij lezen in „Het Huisgezin": „De Evangelische Maatschappij ten on- komen halen,.... die zij oogenblikklelijk noodig had, zooals zij hem zeide. Vertelde zij niet waarom? Neen, maar dat is gemakkelijk1 ge noeg te begrijpen door 't bedrag. De notaris liet mij de schuldebekentenis zien, om mij te bewijzen dat hij waarljjk mij heden het geld niet geven kon. Wat zegt ge daarvan, Canisy? vroeg Richard a an den baron, die met werkelijke of goed geveinsde verwonde ring stond te luisteren. Daar begrijp ik niets van. Ik heb u de waarheid gezegd... En wat voor be lang zou ik er bij hebben, tot u te ko men, indien ik reeds met de gravin on derhandeld had. Het belang om ons te kwetsen, riep de graaf. Dit genoegen, hernam! de baron glimlachend, laat ik aan jnijn waarde schoonvader en zijn dierbaren zoon over. Baron.... brulde de Malleroy voor uittredend. Laten wij niet twisten, onderbrak Richard hem. Wij hlebben wel wat anders te doen. Ik voor mij geloof wat Canisy zegt. Maar hoe dat alles te verklarefi Kwam de gravin alléén bij den notaris? Neen, een man vergezelde ha,ar, een soort klerk of procureur. fen Jdeine magere jn.an? zent ligt, om een gemeenzaam woord te bezigen,- op apengaaien. De voorzitter heeft het in de te Wage- ningen gehouden jaarvergadering zoo goed als toegegeven. En feitelijk is de Evangelische 'Maat schappij altijd een lichaam geweest, waar geen fut en geen toekomst in zat. Om de eenvoudige reden dat zij alleen een negatief doel nastreefde: het bestrij den van Rome, en geen opbouwend werk verrichtte. Met een dergelijk program komt men er niet: dat heeft de geschiedenis, teen an'der woord voor ervaring, nu toen ge noegzaam D'ewezen. 'ZTelts op Raar ouden dag zier £e Evan gelische Maatschappij dit niet in. De feestredenaar zullen we hem maar noemen wekte de vergadering weer op te strijden tegen Rome en haar toe te roepentot hiertoe en niet verder. Geroepen "heeft de Maatschappij nu al vijftig jaar lang en het heeft niets gege ven integendeel, naar het eigen gétuige- nis van den redenaar gaat Rome steedis meer vooruit. Tiet beste bewijs, dat de Maatschappij haar aftakeling zelf voelt, is Wel dat de Vergadering tot tweemaal toe discussieer de over het houden van een „groote ópen- luchtbijeenkomst om te protesteeren te gen de Borromeus-encycliek" en niet tot een resflltaat kon komen. De heeren voelden, <iat zelfs dat qiet meetfcou pakken, dat ze een echec zou'dien lijden en een mal figuur slaan, en daar hadden ze blijkbaar geen zin in. Enfin, alle zelfkennis ontbreekt hun dus nog niet; maar het is met de Maatschap pij toch wel ver gêkomen, dat tot een dergelijke protestmeeting niet bij acclama tie kon worden besloten. Van den anderen kant zal men ons 'toe geven ,dat de aftmtdschheid der Evangeli sche Maatschappij geen réden tot droef heid behoeft te zijn. Er word't niets ,bij verloren ,wel gewonnen." Warenhuizen. Onder het kopjeAchter de schermen der warenhuizen schrijft de „R. K. M id - ld en stander": „Het warenhuis Wolf-Werthleimi te Berlijn stond kort geleden terecht en zal binnenkort nog eens voor den straf rechter moeten verschijnen. In de polier-^afdeeling heeft mijnheer Wertheim een „inkooper," die van het vak niets verstaat en een winkeljuffrouw, die met evenveel „vakkennis", aan het publiek zeer goedkoop gevogelte ver koopt, dat al half vergaan is. De twee bedienden staan persoonlijk terecht; hjun patroon de heer Wertheimi en met hem alle bezitters van waren huizen krijgen slechts een strafpreek in de volgende woorden van den rechter „Het is het goéde redjit der kleinlvttv- delaren, zich te weren tegen de reuze n- concurrentie 'der waretiliuizen. Het is hun goed reóht,- wanneer zij trachten te be wijzen, dat de waretihuizen slechts daar om zoo goedkoop verkoopen kunnen om dat zij 1minderwaardige artikelen ver koopen." Omdat Heel eenvoudig omdat Wertheim' zoo'n goéd adverteerder is. En nu maakt de middenstandspers in' Duitschland dit geval bekend en gunt ons zoodoende 'n interessant kijkje achf ter de schermen van een warenhuis". Koninklijke Besluiten. Bij Kon. Besluit is H. F. van der Elzen benoemd tot burgemeester der gemeente Oss; is met ingang van 1 October benoemd tot schoolopziener in het arrondissement Waalwijk mr. G. B. J. M. van Zinnicq Bergman, te 's Hertogenbosch, met gelijk tijdige toekenning van eervol ontslag uit zijne betrekking van schoolopziener in het arrondissement Boxmeer. Met ingang van 1 Oct. is benoemd tot tewoon hoogleeraar in de afdeeling der cheikundige Technologie en Mijnbouw kunde aan de Technische Hoogeschool te Delft om onderwijs te geven in de J'j, ja, en pókachtag gelaat, zooals de notaris mij zeide. De bandiet! riep de Canisy; als hij het geld maar niet geind en er zich' mee uit de voeten gemaakt heeft. Dat is zeer goed mogelijk, ant woordde Richard. Maar wat dan te doen vroeg de Malleroy. De brief van de Canisy moet nog bij de gravin berusten. Wij moeten haar dus verhinderen er gebruik van te ma ken of eigenlijk hem op een veilige plaats te brengen, want ik geloof niet, dat zij in staat is ons aan te klagen... Ik zal wachten bij het klooster zetten om haar te achtervolgen als zij liet ver laat... A propos, wat heeft de Blanc- mesnil u geantwoord? Hij zal trachten morgen voor mij een machtiging te krijgen om mevrouw de Malleroy uit het klooster te doen brengen naar mijn huis. Zeer goed, eenmaal bij ons, zullen we voor haar niet meer behoeven te vreezen. Thans moet ik weer naar Su- zanna om van haar een zekere acte te krijgen. i Een testament?, Ja. En de Canisy Laat hem niet uitgaan, en blijft bij hem!. Ik zal hem opsluiten. Dat zal hij zich niet laten doen. Ik neem 't op me. Zoolang wij dien brief niet in onze macht hebben, moeten we ons van ge weld onthouden. Kom, vreest ge niet met hem alleen te blijven? Weineen, maar wat doet hij. De Canisy had zijn jas, vest en boord1 uitgedaan. Hij gaat toilet maken. Breng hem naar uw kamer of de mijne en zeg dat hij daar beter zijn toilet kan maken, en zorg dat hij met niemand spreken kan. Richard verwonderde zich dat hij zijn kamerdienaar niet meer bij de deur zag, waar hij hem geplaatst h'ad met \t be vel niemand binnen te laten. Hij hoorde dat er binnen gesproken werd, maar te zacht om het van buiten te verstaan. De eerste persoon, die hij bij het bin nentreden, zag, was een priester, die zich over het bed van Suzanne boog. Naast dien priester zag hij twee vrouwen, en zijn beide kinderen, en enkele schreden achterwaarts, twee mannen in 't zwart. Naast het bed lagen kleine snippers papier. Een soort van voorgevoel zeide hem dat 't dé overblijfselen waren van het testament dat Suzanna op zijn aan dringen was begonnen. Bij 't binnenkomen van Richard za gen de beide mannen elkaar onrustig aan. Sinds wanneer is een edelman gecu meester meer in zijn eigen huis vroeg Richard op bitteren toon. Met welk recht heeft men zich' verzet tegen mijn' bevel om niemand hier toe te laten Ik heb hier dien priester en deze beide heeren gebracht, zeide een der vrouwen zich tot hem wendend. Ik, uw; moeder heb uw bedienden omgekocht om ons binnen te laten gaan. Dat zal hun duur te staan Romen. Denkt ge dan, dat zij op u bl ijvert wachten Gij handelt werkelijk zeer cmd; mevrouw, zeide Richard, terwij zichj slechts met moeite jnhield. Rcl-.js ne gen jaren lang weigert gij bij mijn va der en mij uw intrek1 te nemen, en mi gij hier komt, is 't om wanorde in mijrf huis te brengen, mijn personeel om te koopen, en waarschijnlijk mijn vrouw, tot de een of andere dwaasheid te te- wegen. (Wordt vervolgdj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5