VERGELDING. BUITENLAND. Ie Jaargang No. 231. Bureau OUDE SINGEL 54, LEIDEN. In tere. Telefoon 935. Postbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN. DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week, 1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco per post ƒ1.50 per kwartaal. Afzonderlijke nummers 21/t cent met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent. Maandag II Juli 1910. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van I5 regels 0.75, elke regel meer 15 cent ingezonden mededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Kleine Advertentiëngevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop (geenhandels-advertentiën) 1—5 regels 25 cent iedere regel meer 5 cent; aangeboden, betrekkingen 15 regels 50 cent, iedere rege' meer 10 cent. Raadsverkiezing te Noordwijk. Voor de verkiezing van twêe locten Van den Gemeenteraad van Noordwijk pp Dinsdag 12 Juli a.s. bevelen wij met allen aandrang aan de heeren: TH. VAN WENT EN A. VAN DEN BERG Gzn., ïandidaten der R, K. Kiesvereeniging. Geen Katholiek kiezer mag ditmaal yan de stembus wegblijven. De patroons zorgen, dat hun personeel gaat stemmen, en ieder kiezer wekke zijn buurman op om zijn kiezersplicht te ver vullen.. Bij het inleveren der stembiljetten lette men er vooral op, het stembriefje in de goede bus te weipen; anders is de stem waardeloos. De Raadsverkiezing te Noordwijk. Het is morgen de gewichtige dag, waar- o)p te Noordwijk die verkiezing voor twee leden van den gemeenteraad moet plaats hebben. Op allerlei wijzen is door die tegenstan ders deze verkiezing op ergerlijke wijz» Vertroebeld. In die vertroebeling heeft die heer Wilhelm T. a p p e n be c k een niet ge ring aandeel. Zoo durft deze heer in „De Noordwij- Jcer" schrijven, dat indien de heeren Van B e e 1 e n en S c h i 1 d e r m a n niet geko zen worden,, „dan zal het alom uitgespro ken worden en de badgasten zullen het door geheel Nederland brengen, dat in Noordwijk de Katholieken de vijanden van de badplaats zijn!" Zoude heer Tappenbeck nu werkelijk 'zoo naïef zijn, dat hij meent, wat hij hier schYijft Ons dunkt, dat de badgasten aan niets minder denken te doen dan aan wat de heer Tappenbeck hun toeschrijft Wat kan die menschen, die voor de Zee en de lucht naar de badplaats komen, dat Noordwijksche gekibbel schelen. Wat de heer Tappenbeck schrijft, is dan ook hoogst tendentieus; het heeft geen andere bedoeling dan de kiezers te be ïnvloeden en bang te maken. De toorn van den heer Tappenbeck is alleszins begrijpelijk voor wie weet, dat het een Katholiek was, die dezen heer bij zijn monopolistische strandplannen den yoet dwars zette, maar dat geeft hem nog geenszins het recht met minderwaardige middelen bij deze verkiezingscampagne te lage eren. De kiezers zullen dan ook wijzer zijn )en zich aan de praatjes van dezen strand- magnaat niet storen. De bedoeling onzer tegenstanders is het aanzien der Katholieke leiders te schokken. Die toeleg is openlijk uitgesproken. FEUILLETON. (Naar het Engelsch.) 2) Gabriël werd bleek als een lijk, doch hij gaf een teeken dat hij zou gehoor zamen'. Hij kon de deur haast niet tegen den wind in open houden, terwijl hij naar buiten keek. „Ziet gij haar, Gabriëlriep de oude man. „Ik zie niets dan 'n stikdonkeren h'acht", antwoordde Gabriël, terwijl hij 'de deur weer sloot. „O weeweekermde de oude man', „zij zijn verdronkenBid voor hunne zielen, Gabriël, ik zie de witte vrouwen, bid voor hen." De jonge man keerde naar den haard terug, waar Perrine met de kinderen zat. „Dezen avond is grootvader hard ziek en ijlt hij", fluisterde hij, „ge moest nu maar gezamenlijk naar het slaapvertrek1 gaan en mij alleen bij hem laten waken - De meisjes gehoorzaamden, dedeij hun Want, als de Katholieke candidaten niet gekozen worden, schrijft de heer Jappen- beek: „dan is het aanzien der Katholieke leiders onbetwistbaar geschokt, dan is de motie van wantrouwen tegen den heer van der Meer ook van zijn eigen partijgenoo- ten aangenomen." Katholieke kiezers van Noordwijk, ge ziet den toeleg. Men wil bij deze verkiezing uw eigen leiders treffen. Het is een onwaarheid,- dat, al zouden de Katholieke candidaten niet gekozen worden het aanzien uwer leiders zou zijn geschokt. Alleen het aanzien der anti-revolutionai ren zou in dat geval lijden. Maar worden zij niet gekozen, dan zul len uwe tegenstanders de niet-verkiezing uwer candidaten gebruiken als een argu ment tegen uwe voormannen. Dat moet gij voorkomen. Gij hebt het aanzien te verdedigen uwer leiders, die men door deze verkiezing wil treffen. Gij Tiebt een welverdiende les te geven aan den heer Jappenbeck en die zijnen, die uit overwegingen van eigenbe lang en niet van gemeentebelang in uwe plaats de gemoederen in beroering brengen. Welnu: toont te beseffen waar het bij deze verkiezing om gaat en doet allen uw plicht Gij kunt uw candidaten gekozen krij gen, maar slechts op voorwaarde, dat gij allen morgen ter stembus gaat. Moge dan de uitslag geven, dat gekozen worden (de Katholieke candidaten TH. VAN WENT en A. VAN DEN BERG Gzu. De Strandquaestie Noordwijk. te Een vriendenhand schrijft ons naar aan leiding van ons artikel van Vrijdagavond: Bij uwe beschouwingen over de a.s. raadsverkiezing hebt u zich in hoofdzaak bepaald tot mededeeling dier feiten, die aan de candidaatstelling voorafgingen. U zult mij misschien wel gelegenheid willen schenken -een afzonderlijk stukje aan de strandquaestie te wijden. Het belang van de onderhavige quaestie motiveert eene bespreking te dezer plaatse volkomen. De betrokken pachters toch doen ernstige verwijten aan de Katholieke raadsleden; critiseeren op scherpe wijze de daden, van een Katholiek wethouder en geven aan laatstgenoemde die schuld van al het gebeurde. Hun voorman, de heer Wilhelm Tap penbeck, laat een reeks ingezonden stuk ken in de „Noordwijker" plaatsen van zulken omvang, dat keer op keer Uwe geachte dorpscollega extra bijvoegsels aan zijn blad moet geven. Men kent de strandgeschiedenis en zal zich herinneren hoe B. en W. van Noord wijk primitief eene strandverordening ont wierpen, waardoor de mogelijkheid van concurrentie practisch werd buitenge sloten en een monopolie op het strand ge avonidgebed, gaven Gabriël een kus en liepen zacht naar het andere vertrek. Ga briël bleef achter en zag dat zijn groot vader niu stil lag, alsof hij sliep. Hij gooi de nog eenige blokken op het vuur en zette zich neer om te waken, tot den morgen zou aanbreken. De storm hield aan', doch het kon bui ten niet somberdier zijn, dan de ge dachten die den jonkman in de eenzaam heid bestormden. 'Sedert den dood zijner moeder had hij gebukt gegaan onder de meening, dat Gods zegen hen niet meer beschermde, en dat er een vloek over zijne familie hing. Vroeger waren zij welvarende lieden geweest, zij verdien den goed geld en hadden, een kleinigheid geërfd. Maar de fortuin' had hen slechts kort begunstigd, de eene ramp had op zonderlinge wijze de andere opgevolgd. Verliezen, ongelukken, armoede, ja ge brek hadden zij geleden het humeur van zijn vader was zoo verbitterd geworden, dat zijn oudste vrienden verklaarden d'en Francois Sarzeau van vroeger niet meer te herkennen. En nu waren al die tegen spoed en ongelukken, eindelijk uitge- loopen op het droevigst ongeluk van allem rop den dood. Gabriël twijfelde niet langer aan het lot, dat zijn vader en broeder zou zijn overkomen. Hij wist schapen kon worden. In den gemeente raad werdlen hiertegen bezwaren geuit; de Raad zond de verordening naar B. en W. terug, die beloofden de aangelegenheid nader te zullen overwegen. Als resultaat hiervan dienden zij een nieuw voorstel in, ontworpen naar Zand- voortsch model. Naar wij uit het ge hoorde in' de laatste raadszittingen mee- jien te mogen concludeeren, was dit nieuwe voorstel vooral het werk van den Burgemeester, die de Zandvoortsche ver ordening voor Noordwijk pasklaar maak te, terwijl in de vergadering van B. en W. het concept op enkele punten gewij zigd werd. Deze ontwerp-veqordening, waaruit de geruchtmakende verpachting is voortgekomen, vond algelmeen in stemming bij de Raadsleden. Noch tegen het beginsel van open bare verpachting noch tegen de uitoefe ning van het kleinbedrijf op het strand, werd eenige bedenking gemaakt enmet algemeent ste mmen werd de ver ordening door den Raad vastegesteld. Graaf van Limburg Stirum er kende zelf, dat hij openbare verpachting het eerlijkst vond. .Waarom zou de Raad niet voor de ingezetenen de mogelijk heid openstellen aan het strand hun brood te verdienen waarom zouden ook „kleine luiden" geen badkoetsen mogen exploiteeren en pogen zich en hun ge zin opwaarts te werken, als voldaan wordt aan de algemeene jregelen yan veiligheid, voor het badbedrijf gesteld en waarvan het toezicht op de nale ving bij B. en W. berust? Er is geopponeerd tegen dit kleinbe drijf er is gesproken dat de belangen der badplaats geschaad worden, maar wat beteekenen al deze woorden, zoo lang het woorden blijven? Feiten ontbreken ten eenemale, en late men vertrouwen stellen in het beleid van B. en W., die niet zullen nalaten de belan gen der badplaats te behartigen. Wat nu de verpachting aangaat, heeft niemand zulk een .uitslag verwacht. Maar wien de schuld? Die vraag be antwoorden wij met deze bemerking aan de opponentenSteekt eerst uw hand in eigen boezem en .onderzoekt of gij niet zonder schuld zijt! Gemakkelijk gaat het een ander door het slijk te halen, maar daarmede wascht men zich zelf niet schoon. Gaan wij de argumenten des heeren Jappenbeck na, dan ontdekken wij veel leemten, veel te genspraak. Als zijn eene bewering weer legd was, kwam hij een tweede beschuldi ging uiten, die na bestrijding al evenmin volgehouden werd als de eerste. Er werd gezegd, dat de voorstellen van B. en W. een betere doorwerking on dervinden als de Burgemeester kan saam- werken in het dagelijksch bestuur met een Protestantschen en een Katholieken wei houder. Toen Jhr. van Panhuys met I nadruk verklaarde dat nimmer in het da gelijksch bestuur bij het nemen van beslui ten een geloofs- of politieke beschouwing of beweegreden te pas kwamen en steeds het gemeentebelang de eenige drijfveer was, liet de heer Tappenbeck deze bewe ring even spoedig vallen als een andere, uit eigen ervaring hoe groot de geva ren op zee zijn, bij zulk noodweer. En nu zou die dubbele dood juist gekomen zijn in een tijd, dat zijn huwelijk met Perrine aanstaande was, juist nu 'de ramp zoo moeilijk te dragen' zou zijn. Voorgevoelens begonnen zich in zijn hart te mengen en toen hij daar zoo een zaam zat, van tijd tot tijd gebeden pre velend voor de rust der dooden, meng de hij ook een gebed daarin, voor 'het behoud der levenden, voor het jonge meisje, dat zijn grootste schat op aar de was, voor die moederlooze kinderen, die niu geen anderen beschermer meer zouden hebben, dan hem. Zoo had Gabriël langen tijd bij het vuur gezeten, zonder naar het ledikant te kijken, toen hij wederom opschrikte op het hooren van zijn grootvaders stem1. „Gabriël", zeide de oude man', met zwakke stem, „hoort ge Hat water op den grond druipen, aan het voeten einde van mijn bed?" „Ik hoor niets grootvader, dan het knappende vuur en den loeienden wind." „Hoor dan, drup, drup, drup, al gau wer en duidelijker. Neem den toorts Ga-; briël en kijk op den grond." Gabriël nam met bevende hand |den toorts p.m &e kijkeq^ dat n.l, voorstellen overhaast en eenzijdig worden ingediend, waarop weder een be sliste tegenspraak van den Burgemeester volgde. Jhans klagen de heeren, dat zij hooge pachtsommen moeten betalen omdat j,die grootste geldbuidel" zich een monopolie wilde scheppen, en kleine lieden „tegen den muur" wilde drukken. Zij klagen, nadat zij zelf de sommen zóó hebben opgejaagd, tdat een hunner de heer Bussink, in eene circulaire aan Noordwijk's inwoners mededeelt tot zijn j,z i c h t b a r e schade"- aan perceel 60 voor f331 te zijn blijven „hangen." .Hoe de heeren bezield waren met goede gevoelens tegenover een kleinen pachter, blijkt uit eene andere uitlating in de be wuste circulaire,- dat zjj den heer v. d, Meer één perceeltje lieten voor f250, >er achter voegend: -„'t werd ons toch wel wat al te gortig". Een tweede perceel kon de heer v. d. Meer nog voor f223 verove ren ;en „daarna..kreeg Z.Edel Acht bare wat men noemt „geen been meer aan den grond." Wie zijn dus oorzaak geweest, vragen wij na deze uiteenzetting- nogmaals dat hooge pachtsommen werden betaald? En wie zijn de vijanden der badplaats? Zonneklaar is in de raadsvergadering van 17 Juni gebleken, dat noch B. en W. noch de Raad dezen uitslag hadden verwacht; ;even duidelijk is echter uit gekomen dat bij niemand een vooraf beraamd plan heeft bestaan om die ver pachting op te drijvendaarentegen dat de beide wethouders bereid waren een groote concessie aan den heer Tappen beck te doen door de 400 Meter strand voor zijne terreinen tegen 0.50 per strekk. M. onderhands te verhuren, waarvoor de Raad echter niet te vinden was. Op ééne omstandigheid willen wij wij zen, waarop tot dusver niet gelet is. Toen bij de verpachting de gronden van dien heer Tappenbeck aan de beurt kwamen, werd perc. 33 gegund voor f21. De heer J. maakte van zijn recht van optie voor de vier volgende perceelen, 3437, geen ge bruik. Volgens de pachtvoorwaarden had hjj deze vier perceelen kunnen bekomen tot denzelfden prijs van f 21 hij bood even wel niet. Zij werden opgehouden en zouden waarschijnlijk onverpacht blij ven, waardoor in de praktijk de heer Tap penbeck deze strook grond had kunnen gebruiken, zonder iets te betalen. De berekening faaldena afloop werden perc. 34-37 opnieuw ingezet en brach ten te samen f619 op, gemiddeld dus véél minder, -dan de beide perceeltjes, die de heer van der Meer voor zijn last gever heeft kunnen bemachtigen. De heer Jappenbeck moest echter uit zijn portemonnaie f535 meer dokken. Wat wij met dit alles hebben willen zeggen „De portemonnaie is een teer punt" schreef de heer Jappenbeck dien 6en Juni aan het adres der Katholieken. Volkomen beamen wij: „De portemon naie is een teer punt" en \yij herhalen hier: „Steek uw hand in eigen boezem!" In die richting gelooven wij, dat de oorsprong der strandagitatie gezocht moet worden. „Is de grond nat, antwoord mij, ik beveel het u", herhaalde de oude man, schier ademloos. Gabriël ging naar het ledikant en zeide zacht, dat er geen druppel regen in huis was gevallen. Onderwijl wlas het ge zicht zijns grootvaders veranderd, de ge spannen blik werd dof en doodsch, ook1 was de stem niet meer ruw, maar zon derling zacht en plechtig, toen de oude man weer begon te spreken. „Ik hoor het nog altijd", zeide hij, „drup, drup. Dat spookachtig lekken van het water is het laatste van de noodlot tige teekenen, die ons den dood van uw vader en broeder verkondigen, en ik weet, dat het ook piijn naderenden dood voorspelt. Ik word geroepen daar waar mijn zoon en kleinzoon mij zijn voorge gaan, mijn droevige tijd op deze wereld is voorbij. Laat Perrine en de kinderen, indien zij mochten ontwaken, niet hier komen." Gabriël voelde dat de hand van zijn grootvader ijskoud .was en wist dat er mijlen ver in den omtrek van hun huisje geen hulp te krijgen was. Doch ondanks den storm, de donkerheid en den afstand1, dacht hij er zelfs geen oogenblik aan te verzuimen wat zijn plicht was, namelijk het loepen yan een priester bij zijn zie Veel ware nóg te §chrijven, jjiaar ,wij willen het hierbij laten. De drogredenen punt Voor punt te weerleggen zou wateij naar de zee dragen zijn. Eén staaltje is echter te sprekend om niet onvermeld te laten. „Er is in de 1 ex-Vink "(bedoeld is daarmede de strandverordening) ner« g e n s sprake van, argumenteert de heer Tappenbeck dat de pachter niet het alleenrecht tot het plaatsen van voor werpen heeft, dus heeft de pachter al leen recht" I Deze redeneering is gelijk aan een! andere: De politieverordening verbiedt n i e t het halen der keien uit de straat^ dus heeft men' het recht de keien uit de straat te halen." De pnjuistheid en het onlogische de zer gevojgtrekking valt direct op en de; daarop gebouwde conclusies vervallen dus geheel. I De voorstelling der feiten, is boven dien onwaar omdat de gemeente door, de verhuringsvoorwaarden van den Staat, verplicht is, aan het publiek 't plaatsen van klapstoeltjes toe te staan^ terwijl de pachters het vrije verkeer en[ verblijf op het stran'd niet mogen belem'- meren. j De opgestoken storm zal denkelijk in de eerste weken nog niet bedarend Maar allengskens zal -zij in kracht ver minderen en men zal in het onvermijde lijke moeten berusten. Met kalmte kunnen wij afwachten,, omdat wij overtuigd mogen zijn in dez^ zaak ons niets te verwijten Te hebben! en wijl onze houding volstrekt niet te laken is. Voor eene zaak hebben \vij te zor gen. De heer Tappenbeck was zoo vrien delijk te constateeren dat de Katholie ke bevolking een „kleine meerderheid"- in Noordwijk heeftwelnu, klei n maar! dapper moet morgen die Katholieke meerderheid zich doen gelden om dei heeren TH. VAN WENT (Aftr. 1915) - en G. VAN DEN BERG Gzn. (Afr. 1913) in den Raad te brengen. België. De Brusselsche Tentoonstelling. De „Germania" schrijft o.a. over de Hollandsche afdeeling op de wereldten toonstelling te Brussel: Na Duitschland was- het Holland, zegt het Duitsche blad, dat zijn tentoonstelling het eerste opende en wel op een tijdstip,- dat zij geheel klaar was. Wel vond oc& deze plechtigheid eenigen tijd na de offi- ciëele opening plaats. Maar in ieder geval heeft Holland op buitengewoon waardige wijze zijn aandeed in de tentoonstelling. Natuurlijk kan dit ken grootvader. j „Ik moet Perrine roepen", zeide hij, „daar zij waken moet, als ik weg ben."- „Blijf! Gabriël, nep de pude man itf wilden angst, ik smeek u mij niet te ver laten j „Grootvader, ik wilde een' priester) i gaan halen". i „Neen, Gabriël, ga nu niet van mi/ weg, in dezen stikdonkeren nacht, bij zulk een orkaan kan niemand den weg over de heide vinden, wacht dan tot dq morgen is aangebroken, ik zal den tijd korten met u mijn vreeselijk geheim te vertellen, dat ik aan jemand moet mede- deelen, alvorens God mij tot Zich roept."- Toen de oude man die laatste woor den sprak, hoorde Gabriël een licht gc- druisch in bet andere ertrek, de deui) ging half open en Perrine keek verschrikt in de kamer. De waakzame oogen van den ouden man zagen haar onmiddellijk. „Ga weg", riep hij, eer Perrine nog een woord kon zeggen. „Ga weg, duw| haar terug, Gabriël, als zij niet vrijwillig, heengaat". „Lieve Perrine! ga weer te bed", smeekte Gabriël, „ga weer heen en zorg dat de kinderen ons niet storen, gij, kunt hier toch niet van dienst zijn", j {Wordt vervolgd)!! j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 1