tiet zakboekje, 48 EEN OCEAANSTOOMER IN DE HAVEN VAN ROTTERDAM VERBRAND: de Sommelsdijk van de Holland-Amerikalijn werd verleden week door een ongelukkig toeval in vlam gezet. Het was een grootsch schouwspel op de machtige rivier voor Rotterdam, doch hoezeer het brandende schip, dat geheel is uitgebrand, gevaar opleverde voor de andere schepen, toont onze foto, even na het uitbreken van den brand genomen, duidelijk aan. ,K heb honger, maar ik waag het toch niet, iets te gebruiken behalve de eieren die ze mij brengen en waar ze zoo ge makkelijk geen vergif in kunnen doen. Die soep van gisteren had ook al zoo'n vreemden smaak. Ik heb den heelen nacht geen oog dicht gedaan van angst. Zouden mijn vijanden misschien pro- beeren, mij zoó krank zinnig te maken Dat zal hun toch niet ge lukken mijn lichaam kunnen ze dooden, mijn geest niet !u Dat waren de laatste woorden, die de jonge vrouw in haar aan- teekenboekje opge schreven had. Toen de detective zoover geko men' was, sloot hij een oogenblik de oogen als om het gelezene in zich op te nemen. Daarna stond hij op, nam zijn overjas van den kap stok en maakte zich gereed om heen te gaan. „Waar gaat ge heen, Muller," vroeg de com missaris. „Naar de Duivenstraat, u weet dat we daar vandaan een klacht van de verdwijning eener dame ontvangen hebben u Een minuut later was hij al op weg. Het sneeuwde geducht, en de noordenwind huilde door de straten. Zonder aarzelen trad Muller in deDuivenstraat op num mer 18 toe en trok aan de schel. „Brengt u nieuws over juffrouw Kandler," vroeg de huisknecht die den detective al bleek te kennen. „Ja, zeg aan uw meester dat ik hem moet spreken," klonk het eenigszins kortaf. „Maar meneer Holler slaapt," zei de knecht. „Dat doet er niet toe", sprak Muller, „ik het belangrijk nieuws." EEN OCEAANSTOOMER IN DE HAVEN VAN ROTTERDAM VERBRAND: ontzaglijk is de massa water geweest, die door de drijvende stoomspuiten in de brandende lading der Sommelsdijk werd geworpen. Doch het vuur liet zich niet overmeesteren dan nadat het grootste gedeelte der lading was vernield. Een oogenoiik later stond hij op de ziekenkamer van den heer des huizes. De oude Holler zoo heette hij keek Muller vreesachtig aan, toen deze zich als politie-beambte bekend maakte. .Ik breng u waarschijnlijk nieuws van uw pleeg kind Else Kandler," begon de bezoeker. „Wij hebben een boekje en een zakdoek gevonden, met de letters E. K. gemerkt, en daar ik wist dat uw pupil sinds kort spoorloos verdwenen is, heb ik die twee dingen met elkaar in verband gebracht. Wilt u mij meedeelen, wat u van Else's verdwijnen weet „Zeker. Zij is den achttienden November op reis gegaan om mij te komen bezoeken, en nu, elf dagen later, is ze nog niet aangekomen, schoon ze denzelfden dag hier had kunnen zijn." "„Heeft ze haar komst niet aangekondigd?" „Neen, ze hield van verrassingen. Drie dagen geleden heb ik haar telegrafisch naar hier ontboden om eenige zaken met haar te regelen, en op mijn telegram antwoordde de rentmeester dat zij al den achttienden hierheen vertrokken was." En na deze woorden legde de oude man angstig zijn hand op Muller's arm en vroeg angstig„Is Else dood De detective haalde de schouders op. „Dat weten wij niet," sprak hij. ..Maar gisteren a'/ond om negen uur heeft ze de politie nog kunnen waarschuwen." En in het kort vertelde Muller den ouden man, wat er gebeurd was. „Is juffrouw Kandler rijk," vroeg hij daarop. „Ze heeft een vermogen van driehonderdduizend mark en verder nog een even groote waarde aan landerijen." „Heeft ze nog andere familie dan u „Neen," sprak Holler, maar na een oogenblik aarzelen hernam hij: „O wacht, ze heeft nog een stief broeder." „Ah zoo," riep Muller uit, „en kent juffrouw Else dien stiefbroeder?" „Neen, en ze behoeft hem ook niet te ken nen. Het is alles be halve een eer, dat fraaie jongmensch tot stief broederte hebben." ..Kan die jonge man belang hebben bij den dood van uwe pupil?" „Ja zeker. Maar ik weet niet of hij nog in leven is. Hij zou op het oogenblik onge veer veertig jaar moe ten zijn." „Hebt u ook een portret van juffrouw Else Kandler?" f - Holler schelde en sprak tot den binnen- tredenden bediende: „Geef dezen heer eens een portretvan juffrouw Else mee En op den bezorgden blik. DE NATIONALE BLOEMENTENTOONSTELLING TE HAARLEM: een kijkje op de „tweede tijdelijke" tentoonstelling in het hoofdgebouw, die zoo mogelijk nog prachtiger en zeker nog grandiozer is dan de eerste tijdelijke, en die de bewondering wekt van vreemdeling en landgenoot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 10