BUITENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 27 April. Brieven uit het H. Land. In Galilea. Op Zondag 10 April is een der hoofd punten van ons reisprogram afgedaan, n.l. de inwijding van de Kerk van Maria Hemelvaart op den berg Sion "bij Jeru zalem. Schoon is de tempel door de iDuitschers onder leiding van den archi tect Rénard gebouwd, grootsch was de plechtigheid der inwijding. De Patriarch van Jeruzalem pontificeerde, bijgestaan door drie Hoogwaardige J3isschonp_en en drie andere gemijterde Monseigneurs. Terwijl de Patriarch, na de Consecra tie der kerk, de Consecratie van het hoofdaltaar verrichtte, werden de zes andere altaren door de overige Hoog- iwaardige Heeren geconsacreerd. Dat was een ongewone aanblik onder den hoo- gen koepel in welks rand de zes zij den Heer over Capharnaum: „Wee U, indien in Tyrus en Sidon de wonderen ge daan waren, die in u zijn geschied, zij zouden reeds lang boetvaardigheid heb ben beoeiend. Het zal hen in den dag des oordeels beter gaan, en gij zult van de aarde verdelgd worden." Is het niet eene beschikking van God, dat Capharnaum, evenals zoo vele an dere plaatsen en gebouwen in Palestina eeuwen lang in den grond verborgen zijn gebleven, en nu, in onze ongeloovigen, alles verloochenendcn tijd, juist vaak door ongeloovige natuurvorschers en geologen worden opgegraven, en als bewijssukken van die Bijbelwaarheden aan het licht ge bracht worden? We waren met den trein gekomen, we zouden in rijtuigen terugkeeren naar Hai fa. Weer een langen zwaren tocht. Wei nig nachtrust, ongewoon voedsel, ver moeienis en hitte, is 't wonder dat meer dere pelgrims ongesteld werden? Voor de rijtoer van Tiberias naar Nazareth hadden wij den ganschen voormiddag noodig, van 712 uur. Even werd uit gestapt te Cana, waar op de plek van 's Heeren eerste wonder -een heiligdom is gebouwd, „en Zijne leerlingen, zegt het Evangelie, geloofden in Hem." Toen ging het weer verder, overal digheid is immers 's duivels oorkussen en er is geen stad', waarin meer men- schen niets om handen hebben en Gods ganschen lieven dag luierend en lanter fantend doorbrengen. Is het kwaad daardoor op zich zelf hier reeds meer algemeen dan elders, het ergste yan al is, dat zij, die zelve verre staan van het kwaad, zoo gewoon worden, er over te hooren spreken, dat zij ermede vertrouwd raken en het heele peil der moraliteit als 't ware er door wordt neergedrukt. De harde les uit Rijswijk kon, dunkt mij, niet anders, dan de oogen oepnen voor het gevaar, dat hier dreigt, en zal, zoo zij dit doet, ten slotte een zegen kunnen worden. De ruïne in twee families kan stutten, wat elders dreigt ineen te vallen. Ontgroening. Daarover schrijft nog „De Standaard": Eenerzijds Prof. Dr. de Groot en ander zijds de heeren Ellis c.s. deden een goed werk met openlijk den strijd tegen het vrijgelaten Groenloopen aan te binden. De oorspronkelijke idee, om, wie nieuw aankwam, des noodig ietwat te ontbolste ren, had ongetwijfeld haar goeden kant, maar het gebruik verviel op alle manier in misbruik, en vuil-demonisch aangeleg de naturen deden het misbruik vaak ver- loopen in wat duivelscli en gemeen was. Dit hebben de beteren zelve sinds lang ingezien. Vandaar de officiëele pogingen om het misbruik te keeren. Doch dit hielp niet en kon niet helpen, omdat alle surveillance hier moet mislukken. Het is er even zoo mee als met de surveillance op de neutraliteit der onderwijzers. Als men er bij is, toomt wie kwaad wil, zich in, en als men weg is, zijn er geen ge tuigen ie spreken kunnen of durven» Het had anders kunnen loopen, zoo men de ontbolstering van elbk trio noviti had opgedragen aan twee studenten van de twee oudste studiejaren, voor wier nobelheid van zin de Senaat die hen aan wees, kon instaan. In het prijsgeven van alle novitii aan de willekeur van alle corpsleden, zat de fout die alles bedierf. Op zulk een gicep vindt men altijd lage naturen, die in het gemeene lust hebben, en die booze geest steekt soms ook de beteren aan. Te zeggen, dat men al op den beteren weg is, en door evolutie allengs wel tot zuivering van den toestand zal geraken, is hiertegen geen pleidooi, dat de zaak dekt. Onzedelijke, schandelijke, gemeene din gen, gelijk ze feitelijk plaats grepen, kun nen naar lichaam en ziel, met het oog op karakter en verdere ontwikkeling, een schade aanrichten, die onherstelbaar is. Voor vergoelijking is het voortduren van 7"¥fénk Sfsc^aff'm é'n hef'^ont groenen af, slechtheden zullen toch wel vcotkorrien. Maar hier komt het kwaad niet uit de zonde van een gemeen individu op, doch uit de instelling zelve, die men officieel ijkte, zonder in staat te zijn ze met afdoende surveillance te omringen. Hierdoor wordt voor wat geschiedt heel liet corps in zedelijken zin verantwoor delijk; en reeds het willen dragen van deze verantwoordelijkheid verzwakt bij meer dan één het zedelijk besef. Het respice fontes wijst ook hier op trots en hoogheids waan terug. Wat nawerkt is de oude zonde van het Huma nisme. Een student was een hooger soori wezen, die laatdunkend op het ordinaire publiek neerzag. Om nu een jongmensch uit dit gewone genus in een student om te tooveren, was een operatie noodig. En bij hoopen kwamen ze, die er grif kwel ling en vernedering voor over hadden om naar de eere van het corpslid-zijn te mo gen grijpen. Die hoogheidswaanzin maakt, dat halve maatregelen hier niet helpen kunnen, en daarom hopen we van harte, dat de poging van Prof. Dr. de Groot en van de heeren Ellis c. s. gekroond zal worden met een volkomen succes. Frankrijk. De uitslag der verkiezingen. De nieuwe Kamer, die dit staat nu al wel vast in hoofdzaak hetzelfde- beeld zal vertoonen als haar voorgang ster, zal 597 leden tellen jd. i. zes leden meer dan deze. Door aanwas der bevol king zijn n.l. eenige arondissementen in meer districten gesplitst, terwijl daarente gen twee Parijsche arrondissementen elk tot een zijn teruggebracht. Hoewel de verkiezingen over het alge meen kalm verloopen zijn, hadden toch op enkele plaatsen wanordelijkheden plaats. De moord op den burgemeesnter van Eraville in Cognac is het uitvloeisel van een bestaande veete. De burgemeester Richard is jarenlang bevriend geweest met dein gemeente-architect den heer Dallemagne, thans zijn moordenaar. Op het oogenbiik, dat deze met de linker hand zijn stembriefje in de bus liet glij den, trok hij met de rechterhand een re volver en schoot den burgemeester dood Het stadhuis van Chambon-Feugerol- les is door een aantal woestelingen in brand gestoken en totaal vernield. Zij drongen het stembureau binnen, toen de uitslag bekend was gemaakt, draaiden en lichten uit, verwondden den commissa ris van Gplitie sn vier aadere ambten a - ren en staken den rooden haan uit. Toen een detachement cavalerie uit St. Êtien- ne, in allerijl ontboden op |het terrein kwam, stonden nog slechts de vier roc kende muren overeind. Het gemeente archief is verbrand. Te Gourbit moest de hurgemeesnter de stembus onder politiebewaking naar de prefectuur doen brengen; zij zal niet voor Donderdag worden geopend. Het is wel merkwaardig over idezé verkiezingen het oordeel te vernemen v,an het liberale „Handelsblad", dat o.,a. schrijft: „Wie tracht uit de verkiezing van' gis- ren den wil en de overtuigingen van het Fransahe volk af Ite leiden vindt nau welijks iets anders dan onverschilligheid hoogstens wat verachting voor de be roeps-politici die zoo veel meer ijver toonden voor het behartigen van hun! eigen belangen dan voor die van de Re publiek." En zóó wordt dan een meerderheid verkregen Vereenigde Staten, De schade van den katoenoogst, ver oorzaakt door onWeders en koude, is naar alle waarschijnlijkheid voor de Zui delijke Staten het zwaarste geldelijk ver lies, dat zij sedert den burgeroorlog heb ben geleden. Aan de fabrikanten van katoenzaadolie in Georgië en Alabama is verzocht hun bedrijf stop te zetten, totdat aan de planters de zaden voor een tweeden uitzaai verstrekt zijn gewor den. Het staat echter te bezien of er genoeg zaad zal zijn te verkrijgen om zelfs maar de helft van de geteisterde streek opnieuw te beplanten. Volgens bericht uit Texas heeft de katoenoogst in het Zuidwesten niet zwaar geleden. Kunst en Wetenschappen. De St. Janskerk te 's-Hertogenbosch. Den Sen December a.s. is het hon derd jaar geleden, dat de kathedraal van' St. Jan te 's Hertogenbosch, sinds 1629 in 't bezit der hervormden, aan de ka tholieken bij dekreet van keizer Napo leon werd teruggeschonken, welk be sluit in 1S10 in werking trad en door koning Willem I in 1818 werd beves tigd. Ter herdenking van dit feit wordt er in de St. Janskerk een vleugelaltaar een z.g. triptiek, aangebracht, hetwelk wordt vervaardigd door den Bosschen! beeldhouwer H. van der Geld, en den kunstschilder J. Anthony. Circa twin tig duizend gulden is tot dit doel dooi de Bossche katholieken bijeen gebracht, waarvan f 3560 zijn geschonken door, nu Va'rtTlei Behalve dit altaar wordt er nog eeri geplaatst in de zesde straalkapel, naar een teekening van den heer L. C. ,Heze-j mans hetwelk geschonken wordt door mevr. de wed. L .C. Hezemans-Jenkens. Ook dit werk is aan de beide ge noemde kunstenaars opgedragen. Rechtszaken. Poging tot moord. i Beklaagd van bovenstaand misdrijf heeft voor de Rotterdamsche Rechtbank- terecht gestaan de - 35-jarige roeier A. R., te Rotterdam, die mededeelde dat hij op 25 Januari voor de Dordtsche rechtbank had terecht gestaan, beklaagd van diefstal van een roeiboot. Als ge tuige was toen ook gehoord C. Uiten'- broek, scheepstimmerman te Rotterdam, die naar beklaagde meende een valsche verklaring in zijn nadeel had afgelegd. Reeds dadelijk daarop had beklaagde op wraak gezonnen en na afloop der zitting voegde hij Uilenbroek dan ook toe: „Je komt er zoo niet af." 's Namiddags omstreeks 6 uur was beklaagde thuisge komen, had zich verkleed, een jas aan trekkende, waarin zijn scheermes zat, en was daarop weer vertrokken, op zoek naar Uitenbroek. Den geheelen nacht had hij zoo doorge- loopen, maar zijn slachtoffer nergens ge vonden. Den enden morgen zat be klaagde in een kroegje, alwaar ongeluk kigerwijs Uitenbroek ook binnenkwam, met den niet verschenen getuige Simons, door beklaagde er op uitgezonden om Uitenbroek te halen. Terstond reeds knoopte beklaagde een •gesprek met hem aan. Voorgevende, dat hij eene nieuwe roeiboot te koop had, die in de Maashaven lag, wist beklaagde zijn slachtoffer naar buiten te lokken. Met 'de linkerhand greep hij hem toen on verwachts aan, hem met den rechter, waarmede hij het bewuste mes omklem de, twee steken toebrengend, een achter het rechteroor en een "in den hals, De doktoren E. M. S. Levnkamp en D. J. Wolfson verklaarden dat de wond aan Giet rechteroor wel ernstig maar niet levensgevaarlijk was. Wel had dit het geval kunnen zijn met de wond in den hals, waar een klei ne slagader geraakt was. Hierdoor im mers had Uitenbroek kunnen doodbloe den. Maar ook het tegenovergestelde zou'mogelijk kunnen zijn geweest, indien namelijk het slachtoffer zoodanig in el kaar ware gezakt dat het bloedvat zou zijn afgesloten. Na het misdrijf gepleegd te hebben, had beklaagde zichzelf bij de politie aan gemeld, en later op het polit:ebureau tegenover eei^en insgecte&ur er zijn ver wondering over uitgedrukt, dat het slachtoffer niet dood was. Naar de meening van het O. M. was uit' het getuigenverhoor niet bewezen de po ging tot moord,' maar wel de zware tnis- handelin'g en de voorbedachte rade daar-' toe. Geëischt werd twee jaar gevangenis- straf. De verdediger mr. O. C. A. Oskam' hoopte dat beklaagde zeer licht zoudei worden gestraft. Verduistering van effecten door een notaris. Voor het gerechtshof te Amsterdam' stond gister in hooger beroep terecht de notaris J. M. Neomagus, oud 55 jaar, uit Aalsmeer, die d.d. 17 Maart 1.1. door de rechtbank te Haarlem overeenkomstig den eisch van het O. M., veroordeel^ werd tot vijf maanden gevangenisstraf, wegens verduistering, tweemalen ge pleegd. Beklaagde wordt ten laste gelegd, dat hij in den loop van de tweede helft van 1909 na 3 Juli 1909 te Aalsmeer opzet telijk negen 2i/2 pet. certificaten Ned Werkelijke Schuld, ieder groot f 1000, af komstig uit de nalatenschap van de wed- Van Dijk-Rode, overleden te Leim ui- den, en toebehoorende aan Jac. van Dijk! en welke certificaten hij van J. van Dijld ter bewaring onde rzich had, wederrech telijk zich heeft toegeëigend. Verder wordt in de dagvaarding gezegd, dat be klaagde als heer en meester over de cer tificaten heeft beschikt door ten kantore van den makelaar en kassier F. C. H. Royaards te Aalsmeer die effecten te be leen en en als onderpand af te geven voor ten kantore voornoemd ten eigen bate op genomen en op te nemen gelden. De rechtbank nam als bewezen aan, dat bekl. eerst één en daarna vier certifica ten zich toeëigende. Beklaagde erkende de certificaten te hebben beleend, omdat hij op dat oogen biik in financieele moeilijkheden ver keerde. De advocaat-generaal, mr. de Josselin, de Jong, vroeg vernietiging van het von nis der rechtbank, omdat alles wat in de dagvaarding is ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen is. Wettig en overtuigend is bewezen door de opgaven van beklaagde, in verband met de getui genverklaringen. Beklaagde heeft het laten voorkomen alsof de beleening niet wederrechtelijk zou zijn geweest. Maar spreker ontkent zulks. Toen de erfgenaam op verrekening aandrong, heeft bekl. van meet af aan ge draaid en vertelde hij met geen woord dat de certificaten, die hij niet in staat was te- mg te geven, beleend waren. Dat bewijst de kwade trouw van beklaagde, die in f|nancieele moeilijkheden verkeerde. Vni- derpand gediend en had de kassier het recht de certificaten onder zich te houden tot hij volledige betaling van alle'voor schotten gekregen had. Welke straf moet aan beklaagde wor den opgelegd. De rechtbank legde over eenkomstig den eisch van het O. M. 5 maanden gevangenisstraf op. Deze straf is echter te gering, in aanmerking geno men de positie die bekl. innam en het groote bedrag dat hij verduisterde, onder de verzwarende omstandigheid dat het niet de eerste keer was dat hij gelden verduisterde, toebehoorende aan anderen, en die hij als notaris onder zich had. Be klaagde heeft zelfs erkend, dat hij van de kamer van toezicht van notarissen reeds vroeger een berisping heeft gehad, omdat hij op een oogenbiik niet in staat was een boedel van contanten terug te geven. Deze omstandigheden wettigen een hoo- gere straf. Spreker eischte één jaar gevangenisstraf. Het O. M. bij de Haarlemsche recht bank achtte het niet noodig toepassing te vragen van art. 50d of 51 der Notariswet omdat beklaagde zijn ontslag bij de Ko ningin had ingediend. Toen hem evenwel bleek dat dit ontslag niet eervol zou zijn, trok hij zijn aanvrage oin ontslag tijdens het aanhangig zijn van het hooger be roep in. Met het oog hierop vraagt spreker ook! tegen bekl. ontzetting uit het no-, ta ris ambt, overeenkomstig artikel 51 der Notariswet. Tevens verzoekt hij de o n m i d e 11 ijV ke gevangenneming van bekl. te gelasten uit vrees voor vlucht en vreeg voor herhaling van misdrijf door den be klaagde, aan wien nog verschillende boe dels zijn toevertrouwd. Spr. vreest, dat als beklaagde op vrije voeten blijft, dan andere personen niet zoo gelukkig zullen zijn als de heer van Dijk, die zijn geld door bemiddeling van bekl.'s familie te ruggekregen iheeft. Mr. D. W. Stibbe, als verdediger van bekl. optredend, deed uitkomen, dat bek heeft erkend en zulks niet door pleite, wordt tegengesproken, dat hij de certifi caten wederrechtelijk opzettelijk heeft be leend. De vraag is echter: is opzettelijk 3 wederrechtelijke beleening een opzette lijke wederrechtelijke toeëigening, dan wel een opzettelijke wederrechtelijke be schikking? Een onderscheid dat van hef allergrootste gewicht is, om te beoorde2- len of men hier al dan niet te maken heeft met een strafbare handeling. Z. i, was de beklaagde niet de bewaargever, doch de lasthebber van den heer van Dijl) en zegt de dagvaarding ten onrechte dal bekl. de gelden in bewaring had. Be« klaagde kan ook daarom niet worden ven oordeeld, omdat in de dagvaarding niet i< te zien hoe beklaagde de goederen ondei zich heeft gekregen. altaren zijn geplaatst, een drukke bezig heid van stichtenden aardal die zeven gemijterden, omstuwd door een heele stoet dienende priesters, alle altaren met vele kaarsen verlicht. Ik had mooit zoo iets gezien. Te 11 uur begon de Pontificale Mis, kort te voren kwamen daar aan de Prins Eitel Friedrich en de twee Beiersche prinsen, allen om ringd door hoogere en lagere h^fdigni- tarissen, dames en heeren. Des namiddags stond geen inummer op onze dagorde, maar de Palestina- bank, die zeker goede zaken maakte en nog hoopt te maken met de Verein, had den goeden inval om de Duitsche pel grims te onthalen on een bierfuif. Geen enkele Duitscher sloee* die invitatie af. dasz versteht Sich. In een tent, naast het Paulus-Hospiz opgeslagen, werden ban ken, stoelen en tafels aangebracht en de flesschen bier met gulle hand uitge deeld. Meer dan duizend stuks is daar zeker leeggedronken en 't bier was goed. Hoch's werden er uitgebracht op Paus keizer en andere verdienstelijke man nen, ernstige en humoristische toespra ken gehouden. Zeer te pas kwam deze tractatie, want er zou toch weinig ge legenheid geweest zijn voor yitgaan, én om den Zondag, én om den regen, dien toen in stroomen viel. We werden nat onder de tent niet van het bier alleen. De vele heilige plaatsen in Jeruza lem en 't overige Judea door orus be zocht, zouden we Dinsdag 12 April voor goed vaarweg zeggen, ik besloot jiriju bezoeken met ecu svmidcli.i^ »aa. l.ti bad van Siloe, waar niet veel meer van te zien ismaar des te meer verlustig de ik mij in den onvergetelijken schoo- jien aanblik van het dorp, wat ik van' den tegenover gelegen berg beschouw de, het-dal onder m§, en de ondergaande zon, de toppen der bergen verlichtend, waartegen Siloe gebouwd is. Den anderen morgen vroeg in den trein naar Jaffa. In der haast wat zwarte koffie met droog brood genomen, (ja boetvaardigheid hebben wij genoeg kun nen beoefenen) en toen weer vier uur in den trein. Ten tweede male was de zee kalm, en ging de inscheping zonder moeite. Des nachts voeren we naar Hai fa, of Caipha, de noordelijke haven van Palestina, in Galilea. Den anderen morgen gingen wij weer in die sloepen, en weer ging het goed. De trein bracht ons naar Samach, aan het Meer van Genesareth. Een geheel andere landstreek trokken we door, dan we tot nu toe in Palestina gekend hadden. In Ju dea niets dan steenen, in Galilea overal groen; het is een vruchtbaar land, her ders met schapen, landbouwers achter den ploeg met ossen bespannen, en aan gezet door den prikkel, zooals dat daar vóór duizende jaren reeds geschiedde. Wij voeren in zeilschuitjes naar Tibe rias aan het Meer van Genesareth gele gen. Het Casa-Nuova van de paters fran ciscanen ontving ons allen gastvrij, voor een elk was het bed gespreid. Wel sliep een groot gedeelte onder de tent boven op het terras, maar toch allen konden slapen. Wat een liefelijk oord, de oevers van dat meer, dierbaar aan het Christen hart, omdat de Zaligmaker daar blijkbaar zoo gaarije vertoefde. Daar koos Hij zijn apostelen, daar stelde H. Petrus aan tot opperherder, daar geschiedde de Wonder bare vischvangst daar dicht in de nabij heid in de berg der zaligheden en der broodenvermehigvuldiging. Een liefelijk oordals er meer dorpen aan zijni .oever lagen, zou het meer van Genesareth een aantrekkingspunt kunnen worden voor vreemdelingen even goed als het meer van Genève. Maar de Turk doet alles om de reizigers af te stooten, niets om hen aan te trekken. Des namiddags zijn we gezeid naar de plaats waar Capharnaum eens lag. Sinds weinige jaren eerst zijn de paters Franciscanen tot de ontdekking gekomen, waar die uit het Evangelie zoo bekende plaats eens gelegen heeft. Diep in den grond vinden zij de overblijfselen van de oude Synagoog, en druk wordt er gearbeid door die ijverige kloosterlingen om die oude kolommen en bogen te voor schijn te halen. Een groote uitgestrekt heid is met de overblijfselen dier anti quiteiten bezaaid, en nog gaat de arbeid steeds voort. Treffend kwam ons hier niet slechts in den geest maar ook .voor oogën de vervulliim.deji incnebe van vruchtbaar land, overal vee en ploegen, en ook de wegen, of liever de weg, er is geen tweedie, is veel beter dan in Judea. Lang ihadiden wij gereden, langs den berg Tabor en de besneeuwde kruin van de Libanon in 't gezicht gehad tot we einde lijk verrast werden door den wonder- scnoonen aanblik van Nazareth, een naam die bij eiken Christen dierbare herinne ringen te voorschijn roept, alsof hij daar meerdere jaren had vertoefd. W. H. BJit de F®ea*s. Moord te Rijswijk. Do Haagsche correspondent van „De Tijd" schrijft: „De moord en de poging tot zelf moord, die acht dagen geleden de rust in het vredig en deftig Rijswijk ver stoorden, hebben hier te 's-Gravenha- ge, naast afschuw en verslagenheid, een algemeen diep medelijden verwekt. Dit medelijden geldt niet den dader noch het slachtoffer. Het laatste heeft reken schap gedaan aan zijn oppersten Rech ter, het zou dus niet passen over haar hier vonnis te vellen, en de eerste, thans in het Huis van Bewaring, zal straks den wereldschen rechter over hem hoo ren oordeelen. Maar al voelt men geen recht noch behefte om te vonnissen, al heeft men ondanks alles een zeker gevoel van deernis met de slachtoffers kee-- te meer de vuist tegen de speel holen en speelhuizen als de eerste en voornaamste oorzaak van de demora lisatie, die ten slotte in laatste instan tie tot dezen val bracht, het hart laat zich niet dwingen tot hetgeen zoo roe rend mo'oi ligt uitgedrukt in het Neder- landsche woordmedelijden. Er is daarvoor moeilijk plaats, wanneer een plichtsverzaking onder ieders oog de tragedie heeft voorbereid en men in het verdwijnen van wie gingen slechts een ramp kan zien voor henzelve. Het medelijden wordt dan aan den ingang van liet hart teruggehouden door het- het is „eigen schuld", waarin het ver stand., alle pogingen om het piet te doen, ten spijt, ten slotte toch nog een oordeel neerlegt. Medelijden kan men alleen hebben rr^et de onschuldige slachtoffersniet den kleine, die op zoo'n wijze haar verliest, welke, onver schillig of ze het al dan niet toonde te begrijpen, tegenover het kind het heer lijkste recht heeft, dat de eene mensch tegenover den ander hebben kan, en met hem die, verre op het oogenbiik, wellicht sinds lang zag komen, wat ge beuren ging, maar het niet heeft kun nen keeren. Het diep en algemeen medelijden hier in Den Haag, waarover ik sprak, geldt echter zelfs de beide laatsten niet. Het geldt den hoogbejaarden weldra 83-jarigen grijsaard, bij allen ge- eerd om zijn godsdienstigen zin, zijn nobel karakter en eerlijke rechtschapen heid, die weenen moet over de lengte van zijn dagen eens een zegen in zijn oog welke hem doorleven doet een ellende en een schande, waartegen het geluk en de zegen van het verleden niets zijn. Ik durf wel zeggen, dat jk onder de honderden die ik sprak over den moord, niet een heb aangetroffen, wiens eerste woord niet was een woord van deelneming met den populairen oud-wethouder, herhaaldelijk en voor langen tijd waarnemend burgemeester in welke kwaliteit hij o.a. zijn naam onafscheidelijk mask e van de Scheve- ningsche haven die aan den avond van zijn leven op zij.i vlekkeloozen naam door eigen bic e, dezen smet zag werpen Van harte z dan ook voor hem-de sterkte afgebeden, welke hij noodig heeft om dit leed te dragen Het medeleven met zijn lijden door ge heel oud-Den Haag zij' hem daarbij een troost. Voor 's-Grayenhage moge het ge beurde een nieuwe les zijn. Het is niet te ontkennen, dat in geen stad in Nederland grooter verdorvenheid! heerscht dan in Den f aag. Men neemt •het althans dit is mijn indruk nergens luchtiger op an hier met ze- d£liikli£id en met huv« eliiksliou.w, Ue-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5