BUITENLAND, BINNENLAND. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Zaterdag 23 April. Zou het mogelijk zijn van Nederland eene Vrijhaven te maken? (Vervolg.) r Maar ondanks die beweerde overdrij ving" van den "heer Baie van; onze ïn- jdustrieele moeilijkheden en oncianks die zoogenaamde „verblijdende" ontwikke ling van onzen! landbouw, wordt toch toegegeven „dat de commercieele poli tiek der groote mogendheden ons ernsti ge nadeelen heeft berokkend". Wij voor ons in een en, dat die ernstige inadeelen ons nffit berokkend zijn door de politiek der groofe mogendheden, maar jrfoor hen, "die dertig jaar lang 'daarte gen geen enkel verweermiddel hebben geduld, omdat volgens hen ons lanld *,in hoofdzaak een land is van doorvoer en tusschenhandei" en ómdat zij daar aan d,e belangen van landbouw en in dustrie hebben opgeofferd. Maar dit nu daargelaten, wordt dan 'Joch eindelijk erkend, dat de handelspo Jitiek van het buitenland onze belangen •.ernstig heeft geschaad. Ja, tpen gaat 'zelfs verdermen vindt, dat het nu^voor jons vaderland en anidere kleine ryken plicht is „zich duidelijk en beslist re kenschap te geven van de richting, waar jin zij hunne economische ontwikkeling begeeren te sturen". Ons dunkt, dat dit een der eerste en en voornaamste plichten is van elke re geering en te allen tijde, en dat, wan neer eenige Regeering dit niet heeft ge- Idaan, zij zich aan ernstig plichtsverzuim beeft schuldig gemaakt. De brochureschrijver erkent, dat thans üe omstandigheden voor ons land nog •moeielijker dreigen te worden, nu ïn Engeland de unionisten zich zóó beslist 'hebben verklaard voor „tariff re form" in protectionistischen geest en dat de in voering van een beschermend tarief in 'Engeland na een "korteren of langeren •tijd gaat behooren tot de mogelijkheden „waarmede ernstig rekening behoort te [worden gehouden". Van zelf rijst nu de vraag, wat moet in het belang van ons land worden ge- 'jdaan? Een gewoon mensch zou zeggen, dat ijde weg duidelijk is aangewezen; dat /maatregelen moeten worden genomen opdat ons land niet worde het eenige afzetgebied der buitenlandsche overpro ductie, die onze nijverheid doodt, waar na de buitenlandsche industrieel de prij zen voor zijn product in Nederland naar wilekeur zal vaststellen, omdat hij van de inlandsche industrie geen con currentie meer te vreezen heeft Al leen hierdoor zal het mogelijk zijn eigen landbouw en industrie te behouden en |voor den invoer onzer producten in het buitenland gunstiger voorwaarden te be dingen. Maar zoo denkt niet „Het Vrije Ruil verkeer." De meer rationeele heffing van invoer rechte;] zal volgens die Vereeniging ten gevolge hebben, dat „de neiging reeds ^nu hier en daar bestaande, om in het Oosten of in het Zuiden, economische aansluiting te zoeken, buitengewoon zal \worden versterkt", dat wil met andere woorden zeggen, dat men ook in Neder land dan meer en meer zal gaan gevoe len voor het ideaal van den werke lijk en vrijhandelaar, namelijk aaneen sluiting op economisch gebied van zooveel Staten, als mogelijk is, opdat han del en industrie zich vrij en onbelem - merd kunnen ontwikkelen, niet meer door tolboomen belemmerd, en uitsluitend aan gewezen op eigen energie. Jiet „ruilver keer" zal eerst dan in waarheid „vrij". Zijn. De Vereeniging „Het Vrije Ruilver keer" acht dit, zonderling genoeg, niet gewenscht, omdat economische over eenkomsten tusschen groote en kleine sta ten volgens haar, als wij de brochure goed begrijpen, de staatkundige on afhankelijkheid zullen bedreigen, en ons land zelfs in staatkundige verwikkelingen kunnen mengen-, want, zegt Fontana Rus- so in zijn Traité de politique commer- ciale: „les causes des guerres futures se- font des causes cominereiales". Wij leiden daaruit alleen af, dat het economische vraagstuk tegenwoordig overal „le question brülante" is en zijn er dankbaar voor, dat men in den laatsten tijd dat ook in ons land gaat inzien en thans bij de oplossing daarvan ook aan Ide mannen der praktijk medezeggen schap toekent. Wij geven gaarne toe, dat economi sche moeilijk e en tot staatkundige verwikkelingen kunnen leiden, maar mcenen, dat dit gevaar niet mag worden overschat. Ook zonder economische aan sluiting is het gevaar van verwikkeling voor ons land en andere kleine staten in internationale moeilijkheden niet minder groot. Wij hebben gemeend goed te doen (het gevaar van verlies onzer nationali teit, dat thans als voorwendsel tegen min der eenzijdige handelspolitiek schijnt le moeten uienst doen, even onder de oog n te zien. Van hoe weinig beteekeuis uai gevaar trouwens is, wordt bewezen door Zwitserland en België, die reeds jaren lang dezelfde economische politiek vol gen als de groote mogendheden, zonder dat dit ook maar het minste gevaar op geleverd heeft voor hunne onafhanke lijkheid. Eer het tegendeel is waar. Van België kan bijv. worden getuigd, dat het 'dank zij die handelsstaatkunde, econo misch veel krachtiger en onafhankelijker is dan Nederland, en daarenboven ook staatkundig stellig niet minder invloed 'heeft. De gedachtengang, die bij het ont werpen van de brochure der Vereeniging „Het .Vrije Ruilverkeer" heeft voorge zeten, wordt echter duidelijk, wanneer men daarin leest, dat de Nederlanders zich in hun eigen vleesch zouden snij- |den, wanneer zij door een stelsel van bescherming (2) hunne nijverheid wilden trachten in de hoogte te werken" want Nederland is „in hoofdzaak een land van doorvoer en tusschen- h a nd e 1." Zie, waar zulke dingen zoo maar klak keloos worden neergeschreven, daar zou het eigenlijk het beste zijn er het zwij gen toe te doen. Do tusschenhandei wordt gevormd door de commissionnairs, de agenten en andere vertegenwoordigers hier te lan de van handelshuizen en fabrieken in het buitenland. Het spreekt van zelf, dat die er groot belang bij hebben, dat de Ne- derlandsche nijverheid niet in de hoog te gewerkt, niet „konkurrenzfahig" wordt, want daardoor loopen zij gevaar da cliëntèle voor hunne buitenlandsche patroons te verliezen, wat vermindering hunner inkomsten tengevolge heeft, ten zij zij vertegenwoordigers worden van binnenlandse he huizen, wat, naar onze overtuiging, stellig een niet minder achtbaar beroep mag heeten. Wat den „doorvoer" aangaat, het vol gende: Men vergaapt zich aan het aantal ton nen inhoud der schepen, die te Rotter dam worden in- of uitgeklaard en meent daaruit eenige conclusies te kunnen trek ken omtrent het belang, dat Nederland en in het bijzonder Rotterdam bij die scheepvaart heeft. Niets is minder juist. Het grootste ge deelte der ladingen wordt óf rechtstreeks óf na overlading op stroom direct doorge voerd naar Duitschland, vice versa, en de eenige menschen, die daarbij belang hebben, zijn enkele expediteurs en hoog stens 4000 havenarbeiders. En nu geven wij onmiddellijk toe, dat het een ramp zou zijn, wanneer ook die havenarbeiders, zooals zoovelen hunner standgenooten in landbouw en industrie verplicht zouden worden, in den vreemde een bestaan te gaan zoeken, omdat zulks hun in het eigen land onmogelijk wordt gemaakt, maar zelfs ook zij zullen moeten erkennen, dat het van meer dan grove eenzijdigheid getuigt het belang van en kele handelsagenten van vreemde fabrie ken en enkele cargadoors en hoogstens 4000 arbeiders voor te stellen als „het" Nederlandsche belang, waarbij dat van eenige millioenen andere Nederlanders geen gewicht in de schaal legt! Het is, zooals straks zal blijken, daaren boven volkomen onjuist, dat die doorvoer en dus het bestaan dier havenarbeiders door een meer rationeel tarief van invoer rechten wordt bedreigd; veel gevaarlijker daarvoor is de voorgenomen heffing van tollen op den Rijn, waartegenover wij, althans op dit oogenblik, ons niet verwe ren kunnen, omdat wij ons in de kwart eeuw, die achter ons ligt, economisch met gebonden handen en voeten aan het buitenland hebben overgegeven. De Vereeniging „Het Vrije Ruilver keer" acht nu het beste middel, om de welvaart en de onafhankelijkheid van ons land te verzekeren, het volgen eener we zenlijk vrijgevige handelspolitiek, welke vreemde volken niet bemoeilijkt in het economisch verkeer met het onze, doch waarbij allen (3) gelijkelijk e nop ruime schaal belang hebben. En die handelspo litiek moet dan daarin bestaan, ons Va derland te ontwikkelen „tot 'het groote vrijhavengebied van Centraal-Europa." „Welk een perspectief van onbegrens- den vooruitgang" aldus roept de schrijver der brochure uit, „voor onze zoo buiten sporig snel toenemende bevolking zou zich daardoor openen!" (Wordt vervolgd). (x) Dit is waarlijk geen pessimistische 'hersenschimOns is een branche be kend, waarin Nederland niet meer „kon kurrenzfahig" is, en waarbij dan ook de prijscourant voor Nederland de prijzeD 30 pet. h o o g e r noteert, dan in het naburige eigen land, en dat van een ar tikel, dat hier steeds vrij van rechten is toegelaten (-) Bedoeld wordt natuurlijk een stel sel van verweer. (3) Begrijp goed „allen" wil zeggen al le b u i t e nlanders Frankrijk. Roosevelt. Roosevelt is gisterenmorgen vroeg te Parijs aangekomen. De Regeering zal hem met groote officieele eerbewijzen ontvangen, zor a's anders .alleen, aah Vór sten ten deel V(alt, In de pers wordt Roosevelt, al naar de politieke gezindheid vian het blad, toe gejuicht of gekleineerd. De Mjatin is naar Pichon, den Minister vian Buitenlandsche Zaken geweest, met het verzoek om zijn meening te zeggen over de beteekenis van den Amerikaan- schen oud-president. Ziehier wiat Pichon antwoordde: „De 'heerschende karaktertrekken van dit merkwaardige en zeldzame gelaat, schijnen mij toe wilskracht, energie, moed en oprechtheid te zijn. Roosevelt doet zich pan mij voor als een man zonder vrees, die slechts naar de stem v;an zijn geweten luistert, en die gaarne de gevolgen draagt van zijn daden, zoowel voor zoover deze hem zeiven als voorzoover zij anderen betreffen. Ingevolge zijn opvatting van een ge zond, eerlijk en robuust leven, zooals hij dit zoo vaak heeft omschreven, heeft hij zijn best gedaan ,om in zijn land de zeden ie verbeteren, en het moreele peil te verhoogen. Hij streefde voor de Vereenigde Staten naar groote materieele macht, omdat hij wel weef, dat dit het beste middel is om zich te behoeden voor complicaties en conflicten. Dank zij hem, bezit Amerika een be wonderenswaardige en machtige oorlogs vloot, die de meest populaire instelling der Republiek is geworden, hoewel men er tegen sputterde en te keer ging, toen hij aan het bewind kwam. Op deze wijze dient deze pacifist de zaak van den vrede, waarvoor hij waar borgen gaf, welke wij Franschen ons meer dan iemand hebben te herinneren. W!ant de heer Roosevelt is een trouwe en standvastige vriend van Frankrijk. Hij 'heeft ons onder alle omstandighe den zijn vriendschap beloond met vol komen belangeloosheid. Hij heeft gehandeld als een staaisman, die begrijpt, dat de beide groo Re publieken elkaar moeten steunen, om dat zij dezelfde taak vervullen en stre ven naar hetzelfde ideaal. Hij vond het zeer natuurlijk, dat zij, bij voorkomende moeilijkheden, elkaar de vriendenhand boden. Wij ontvangen in hem een vriend, rechtschapen en krach tig, just urn et tenacem. Laat ons hem eeren. Italië. Het incident-Roosevelt en pater Janssens. In buitenlandsche bladen vinden wij nog allerlei berichten en commentaren betrekkelijk het ingrijpen van Pater Jans sens in het incident-Roosevelt en de daar op gevolgde openlijke afkeuring van het feit door den H. Steel. Volgens de „Frankf. Ztg." zou pater Janssens, die, zooals men weet, tot de Benedictijner-abdij Santo Anselm te Ro me behoort, tengevolge van het incident zijn ontslag hebben ingediend als onder secretaris van de Congregatie voor Bis schoppen en Regulieren, en tevens als lid der Bijbelcommissie. Aan de „New- York Herald" werd deze lezing, die wij echter onder voorbehoud mededeelen, uit Rome bevestigd met de bijvoeging, dat pater Janssens bij zijn bezoek aan Roose velt niet eens zijn onmiddellijken chef. kardinaal Vives y Tuto gekend had. De Brusselsche „Soir" durft zelfs melden, dat Dom L. Janssens van al zijn ambten is ontslagen en dat Mgr. Granito di Bel- monte, oud-nuntius te Brussel en thans: nuntius te Weenen, zou zijn teruggeroe pen. Al deze geruchten zijn op het oogen blik niet te controleeren, maar zij schij nen voor het grootste deel onbetrouw baar, aangezien tie door ons tot dusver ontvangen nummers van de „Osservatore Romano" er niets van reppen; voorts om dat Mgr. di Belmonte gevo egelijker wij ze moeilijk in het incident kan betrokken worden en pater Janssens, die als een uitstekend religieus bekend staat, nog verleden Zondagavond den feestmaaltijd van de Belgische journalisten te Rome heeft bijgewoond. Rusland. Finland. Uit Petersburg wordt aan de „Vos- sische Zeitung" gemeldd: Sedert eenige dagen zijn geruchten in omloop, volgens welke de regeering twijfelen zou aan de juistheid van haar politiek tegenover Finland. Deze geruchten schijnen zich te bevestigen. Men beweert van bevoegde zijde, dat de Tsaar tot den Finschen Staatssecre taris, generaal Langhof, bij zijn laatste onderhoud over de Finsche aangelegen heden gezegd heeft: „Stolypin bevindt zich op dwaalwegen. Ik vrees, dat hij een heillooze verwarring zal aanrichten." Het is bekend, dat ook de Minister van Financiën Kokovtzoff tegen den te- genwoordigen scherpen koers gekant is. Vader Amedeus. Naar '„De Tijd'' verneemt, heeft H. M. de Koningin de Eerw Vade.r Amedeus, Generaal-Overste der Broeders van Lief de te Gent in België' benoemd tot offi cier in de orde van Oranje-Nassau. Florent Jean Stockmans Rev. Pére Amedée, geboren te Morstel (België) 24 Juli 1844, werd op den leeftijd' van 32 jaar gekozen tot „Supérieur Général des Frères de la Charité, een Congregatie, die ten huidigen dage 44 uitgestrekte ge- Stighjten, toevjqehtshuizen gn^er h,a re leiding heeft, tot opname van patiënten van alle gezindten en verdeeld is over België, Holland, Amerika, Engeland, Ca nada enz. Zij wijdt hare liefderijke zor gen aan meer dan 6000 krankzinnigen 440 doofstommen en blinden, 800 ouden van dagen en zieken, 450 jeugdige veroordeel den, en een 100 achterlijke kinderen, ter wijl zij circa 1600 leerlingen telt in hare kostscholen en weeshuizen. Tot vorming harer onderwijzers heeft zij ook een nor maalschool gesticht, die door den Bel gischen Staat werd aangenomen en wel ke voortdurend in bloei toeneemt. De centrale administratie, bevindt zich in het Moederhuis „Maison St. Vincent de Paul" te Gent. De congregatie is verdeeld over vijf provinciën: 1. de St. Vincentiusprovincie, bevat tende de beide Vlaanderen. 2. de St. Mariaprovincie, bevattende Antwerpen, Limburg en Holland. 3. de St. Jozefpro vincie, bevattende Brabant, Luik, Na - men en Henegouwen, 4. de St. Jorispro- vincie, bevattende Engeland en Ierland. 5. de St. Annaprovincie, bevattende Ca nada en de Ver. Staten van Noord-Ame- rika. In Nederland heeft de Congregatie 2 stichtingen, het „St. Servatius-gesticht" te Venray en het pensionaat „Eiken- burg" te Stratum bij Eindhoven. Het grootste en meest moderne van al 'hare inrichtingen is ongetwijfeld van al dert eenige jaren opgerichte St. Servatius- gesticht te Venray, alwaar ruim 575 man nelijke patiënten (krankzinnigen en ze nuwlijders) zijn opgenomen, en aan wie zij hun beste zorgen en liefderijke ver pleging wijden. a Vader Amedeus is geen priester, maar gewoon leekebroedier; een eenvoudig, beminnelijk man, begaafd met groote ca paciteiten en van buitengewone onder- nemingskracht. Verschillende Rijken en Staten erkenden zijn groote verdiensten. België benoemde hem tot „Ridder" en later tot „Officier" in de Leopoldsorde. Portugal in de orde der Onbevlekte Ont vangenis de Villa Vicosa. Spanje gaf hem het Eerekruis le klasse met de onder scheiding van Ridder van de Orde van Karei III. Frankrijk benoemde hem tot „Officier de 1'Académie." Z. H. Paus Leo XIII gaf hem het Kruis „pro Ec clesia et Pontifice". Turkije maakte hem „Commandeur in de orde van Medjidié". Alphonse XII verleende hem in 1904 nog eene bijzondere onderscheiding en Dene marken zond hem de zoo zeldzame in signes der „Orde van Danebrog". Dat ook die Koningin thans zijn dien sten weet te waardeeren, is zeker aange naam te vernemen. In 1907 werd het honderdjarig be staan der stichting feestelijk herdacht; 'n geïllustreerd feestalbum wordt op aanvra ge aan Broeder Justinus, „Eikenburg" te Stratum, bij Eindhoven, gaarne gratis toegezonden. Koninklijke Besluiten. Aan L. Broeksmit, is op zijn verzoek met ingang van 18 Mei eervol ontslag verleend uit zijn betrekking van notaris te Wassenaar. Met ingang van 1 Juli zijn be noemd: tot inspecteur der directie belas tingen, invoerrechten en accijnzen te Harlingen, L. Kloosterboer, inspecteur derzelfde middelen, bij Kon. besluit van 22 Juli 1908, no. 37 belast met de tij delijke waarneming van de inspectie der directe belastingen, invoerrechten en ac cijnzen te Hansweert, J. C. Bent, ad junct-inspecteur der invoerrechten en accijnzen te Rotterdam. Met ingang van 1 Juni is aan mr. H. G. P. Kolfschoten, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijn betrek king van vice-pres:r' n het Gerechts hof te 's HertogL onder dank betuiging voor de in icaiterlijke betrek kingen bewezen diensten en benoemd tot vice-president van het Gerechtshof te 's Hertogenbosch mr. A. J. J. baron Van Styrum, thans raadsheer in gemeld ooilege. H. M. de Koningin heeft Donder dagnamiddag met Princes Juliana in een open rijtuig een bezoek gebracht pan de buurtschappen Loo en Wiessel. Het rijtuig reed soms stapvoetsde Konin gin liet dan het Prinsesje zien. De bu ren waarschuwden elkaar, zoodat er her haaldelijk verscheidene menschen aan den weg stonden. Het Prinsesje wuifde met de handjes, vooral maar de dorps kinderen. Onderwijs. Vereenvoudigde spelling. Een belangrijk document werd dezer dezer dagen aan den Minister van Bin- nenlandsche zaken gezonden inzake de spelling der Nederlandsche taal. Men heeft het vaak doen voorkomen, alsof de deskundigen eenparig vóór de Kol- Lewijnsche spelling zouden zijn. De „deskundigen" bleken dan echter meest al te bestaan uit onderwijzers en lee raren, zoodat het voor de hand ligt, dat hun voornaamste argument geput was uit een zekere gemakzucht bij het aanlee- ren der taal. Thans zijn evenwel een andere cateagorie deskundigen aan het woord, op wier gevoelen wij, als het geldt den aard der taal, nog wel zoo veel prijs stellen, de heeren dr. P. C. Boutens, Frans Coenen, Frans Mijnssen en Arij Prins adresseeren, n.l. aan den minister en verklaren zich tegen de Vver- eenvo.udijjde", Hun adies wendt onder steund door meer dan 60 letterkundige** van alle richtingen, We laten hier tq stevige argumenten volgen wélke zij te gen Kollewijns spelling aanvoeren - „Ondergeteekenden meenen zich open lijk en gezamenlijk te moeten verklaren, tegen de door de „Vereeniging tot ver eenvoudiging van onze schrijftaal" voor gestelde ingrijpende veranderingen (der Nederlandsche Taal, de officieele invoe ring of de algemeene toepassing waar van zij als een ramp voor hun voltk zouden beschouwen. Ofschoon ten volle overtuigd, dat een! taal is als een steeds veranderend or ganisme en allerminst gehecht aan dei spellingwijze en het taalsysteem van De Vries en Te Winkel meenen zij echter, dat een poging tot verandering die prac tised de schrijftaal aan de spraaktaal) onderschikt bij ons te lande van; eenl verkeerd beginsel uitgaat. i Het „Beschaafd Nederlands" toch is een abstractie en als norm onbruikbaar. Bovendien zal niemand durven volhou- dat in ons vaderland door het gespro ken woord meer dan door het geschreven beschaving en ontwikkeling gediend wor den. Het „Beschaafd Nederlands" is over het geheel een zeer beperkte, arme taalv grootendeels op de stoffelijke behoef ten van het dagelijksch leven gericht* waar gauw, en gemakkelijk de voornaam ste eischen zijn. Aldus schijnt het streven naar taai- vereenvoudiging en practische beknopt heid vooral als het utiliteitsbegrip van een langzaam veramerikaniseerend za kenleven ,dat met beschaving waarlijk! niets gemeen heeft. Daarom dient, die nog iets anders voor zijn laindgenooten noodig acht dan een taal, die bijna enkel voertuig is voor laag-bij-den-grondsche nuttigheid, zich te kanten tegen een streven als het „Kol- lewijnsch", dat regelrecht op geestes- verarming en daarmede vermindering van beschaving uitloopt. Maar bovendien meenen ondergetee kenden zich ook de moeten verzetten als letterkundigen. Litteraire kunstenaars zullen er in het algemeen niets tegen hebben zich uit te drukken in de ganbare taal en naar de gangbare schrijfwijze, oud of nieuw, wel ke deze ook zij, mits die beide hun ge noeg ruimte laten tot uiting hunner uiter aard meer of min niet-alledaagsche ge dachten en gevoelens. Maar tegen een vereenvoudiging in naam der nuttigheid een nuttigheid die tot verarming der taal leidt moe ten zij opkomen, waar zij juist behoef te hebben ,aan verrijking en zoo veel mogelijk verscheidenheid van taalvormen tot uiting van hun geestesleven. Zij willen derhalve protesteeren tegen een willens en wetens verarmen en vulgariseeren van hun werkmateriaal, niet omdat zij zelf het in die verbas terden staat zouden behoeven te gebrui ken, maar wijl het verband met hun le zers aldus steeds meer te loor gaat. lm mers deze eindigen met niet meer te be grijpen, tenminste niet meer te voelen, die vollere, rijker geschakeerde taal der litteratuur, waar zij zelf aan een arme, kleurlooze, onbuigzame gewoon geraak ten. Het geestesleven der natie verarmd, de letterkundige kunstenaars al verder bui ten de gemeenschap huns volks gesteld, ziedaar 'het kwaad, dat, naar overtui ging van ondergeteekenden, het stelsel- Kollewijn brengen zal, wordt het eenigs- zins algemeen ingevoerd. En als NederlanÜsche Burgers en ais Letterkundige Kunstenaars meenen zij dus verplicht te zijn Uwe Excellentie hunne zienswijze te doen kennen, om te pogen het ophanden gevaar 'alsnog te keeren, dat den vormrijkdom on zer taal met ondermijdelijke verarming bedreigt." Kunst en Wetenschappen. Volksbijeenkomsten. Voor de bezoekers van de Volksbijeen komsten, die ditmaal in zeer groot aantal waren opgekomen, werd gisterenavond, in de groote Stadszaal, door de afd. gemengd koor en orkest, van Toonkunst, Haydn's Schöpfung gegeven. Ik begin met een eeresaluut te brengen aan uen voortref fel ijken Duirecteur, Evert Cor- nelis, die het geheel leidde met een vuur, een bewuste kracht, die men, in een zoo jeugdig man, niet zou verwachten. In weerwil van zijn leeftijd, toont hij eene ervarendheid te bezitten, die bewonde ring afdwingt en leidt, zonder bijna een blik in de partituur te slaan, zonder aanstellerij, met vasten hand het geheel en stort leven en bezieling in de fris- sche muziek van een grooten Haydn, op geheel nieuwe wijze. De sopraan-zangeres, Mej. Coba Rie del, heeft door een schitterende vertol king van hare partij, in den volsten z.n des woordt, de harten der toehoorde, s gewonnen, getuigen de herhaalde toe juichingen van het publiek. Haar man.er van zingen acht ik de ware en past zich volkomen aan bij de eischen die deze muziek stelt. Frisch en rein golven de tonen voort; beurtelings roeren zij of juichen, doch altijd spreken iij tot ue ziel en maken de schoone partij tot een juweel van zangkunst. Dat ik de Tenor- en Bassolisten niet eveneens met opgewektheid kan loven, ligt aan de c ?T e van hunne partijen, die onvoldoende was. V/aar Haydn den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5