No. 149.
Ter gelegenheid van het 50=Jarig bestaan
van het Gesticht „DE GOEDE HERDER".
ïe Jaargang.
Bureau OUDE SINGEL 54, BEIDEN.
Interc. Telefoon 935. Postbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAO, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN.
DE ABONNEMENTSPRIJS bedraagt met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekering
en het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD voor Leiden 9 cent per week,
1.10 per kwartaal; bij onze agenten 10 cent per week, 1.30 per kwartaal. Franco
per post f 1.50 per kwartaal.
Afzonderlijke nummers 2'/s cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 5 cent.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 13 regels 0.75, elke regel meer 15 cent;
ingezonden mededeelingen van 1—5 regels 1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Kleine Advertentiën: gevraagde betrekkingen, huur en verhuur, koop en verkoop
(geenhandels-advertentiën) 15 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent; aangeboden-
betrekkingen 15 regels 50 cent, Iedere regel meer 10 cent.
Dit nummer bestaat uit TWEE bladen.
De Goede Herder juicht 1 Een kroon van Vijftig Jaren
Omspant zijn edel hoofd, in gouden stralengloed I
Rondom zijn Herderstaf, bekranst met lauwerblaren,
Juicht blij de schaapstal mee, en biedt hem huldegroet.
Triomf, een jubeltoon van dankbre feestaccoorden
Klinkt over Leiderdorp, waar hij de zijnen weidt
En breidt zich alom voort langs 's Rijnstrooms oeverboorden
Oogst weerklank overal en ware erkentlijkheid.
Men prijst de stichting hoog, als toevlucht voor zoovelen,
Die, afgedwaald van 't pad, door huurling snood miskend
Of reeds der wolven buit, het noodlot zouden deelen
Van alverlatenheid, van oneer en ellend.
Hij heeft reeds half een eeuw, met goedheid altoos feeder,
De dolenden gezocht, meedoogend bijgestaan;
Verhoed zoo menig val en opgeholpen weder
Die in verleiding viel, om hooploos te vergaan.
Aanvaard een huldelied, een zegenwensch en bede
In deze regelen, U dankbaar toegedacht
O zegenrijk gesticht, wij juichen hartlijk medel
Waardeeren grootelijks het werk door U volbracht.
Breekt vrij in blijdschap los, Collegé van Regenten,
Beminde Overste, bezorgde Directeur,
Eerwaardig Zustertal, dankbare Poenitenten,
Heft aan een zegezang bij Lentebloesemgeur
Bevoorrecht Zuster, die op 't feest der Congregatie
Met uw gezegend Huis de eerkroon draagt van goud,
Ontvang op 't jubeltij een stroom felicitatie
Heldin van dezen dag! God loone U honderdvoud 1
Betracht nog veler heil, blijft talrijken ten zegen
O Herder altoos goed, weid veilig d'uwen voort;
Den dwalenden tot Gids op 's werelds duistre wegen,
Verzorgende het schaap, dat naar uw roepstem hoort.
H. J. G. v. B., pr.
Het Gouden Jubilé van het
Gesticht „De Goede Herder"
te Zoeterwoude.
Iets over de geschiedenis van
„De Goede Herder"
Het liefdewerk, dat binnen de kloos
termuren van het Gesticht „De Goede
Herder" te Zoeterwoude door zoovele
Godgewijde zielen beoefend wordt, is
voorzeker een der schoonste uitingen van
de alles omvattende liefde dier katholieke
kerk jegens haar kinderen.
Naast eigen heiliging en volmaking
wijden hier een rij van edele heldinnen
haar leven aan de opheffing van vrouwen
en meisjes, die door verzoeking of kwade
gelegenheid, door zucht naar weelde of
door bittere ellende, door onwetendheid
en ongeloof, door verwaarloozing of treu
rige familie-omstandigheden van den goe"
den weg afgeweken en gevallen zijn in
een poel van zedelijke ellende Verstooten
door de wereld heeft die H. Kerk haar
ongelukkig lot zich aangetrokken om de
arme schepsels te brengen tot een beter
leven, om haar kranke ziel te genezen.
Reeds in de twaalfde eeuw ontstonden
Zulke toevluchtsoorden, 't eerst in Frank
rijk dat vooraan heeft gestaan in de be
oefening der charitas. Over de geschie
denis dezer stichtingen willen wij niet
uitwijdenslechts deze historische bijzon-
dierheid deelen wij medie, dat eene jonge
Hollandsche bekeerlinge, mevrouw d e
Combé, omstreeks 1686 te Parijs de
communiteit der Dochters van den Goe
den Herder stichtte, welke zelfde naam
De geschiedkundige bijzonderheden in
dit artikel, waarin ongetwijfeld onze le
zers veel belang zullen stellen, zijn ont
leend aan het gedenkboek van den Wel
Herder", naar aanleidingen van het 50-ja-
Eerw. heer P. J. Nierman „De Goede
rig bestaan van het gesticht te Zoeter
woude.
Door de welwillendheid van den uit
gever, den heer J. W. van Leeuwen, Hoo-
gewoerd, zijn wij in staat gesteld op
den avond van den feestdag ditresumé
fa PA39 koU>m,mtp op peinen*
later door de Congregatie dier Zusters
is aangenomen.
I l
De grondlegger van de Congregatie
van O. L. Vrouw van Liefde, wier leden
zich thans o. m. met de zorg voor het
Zoetcrwoudsche gesticht belasten, is de
Zalige Johannes Eudes. Deze eer
biedwaardige priester die in de 17de
eeuw leefde, ging in tegenstelling met
de gewoonten dier tijden, van de stelling
uit, dat het opbeuringswerk der gevallen
vrouwen -en meisjes moest geschieden
door maagden van onbesmetten levens-
wan del.
Pater Eudes stelde zich het ideaal van
zijn stichting aldus voor:
Van den een en kant een slotklooster
met godvreezende maagden, die zorg
vuldig zijn beproefd en lang tot hare
zending zijn voorbereid; die gelofte af
leggen om haar leven te wijden aan de
verzorging van de slachtoffers der zonde.
Van den anderen leantin een geheel af
zonderlijk gebouw de boetelingen, die met
zachtmoedigheid, maar toch met krach
tige hand bestuurd en tot een Christelijk
leven worden aangespoord; die, naar
gelang van leeftijd en geestelijke gestel
tenis, in verschillende afdeelingen of klas
sen worden gerangschikt, maar, om den
goeden naam van de Congregatie te be
waren en deze in haar werkzaamheid te
doen slagen, nooit of nimmer als religieu
zen in de communiteit opgenomen kun
nen worden.
Zijn arbeid werd beloond; bij zijd af
sterven bestonden vier toevluchtsoorden
en de slagen der Fransche revolutie over
levend, telde de orde na een strijd van
150 jaar tien kloosters.
Deze verschillende stichtingen beston
den onafhankelijk van elkaar; immers de
zalige Eudes had het niet noodig ge
oordeeld ze onder één hoofd te veree
nigen.
Toch zou die vereeniging aan zijne
Congregatie de innerlijke kracht moeten
schenken om zich uit te breiden en de
gene die de Voorzienigheid bestemde om
dit grootsche werk te ondernemen, was
de eerbiedwaardige Moeder Maria van
de H. Euphrasia-Pelielier. Zij ontving van
-Gfld w^derba^re gelding q&L dpor
haar gevormde religieuzen onder één be
stuur te vereenigen en de congregatie in
de vijf werelddeelen voort te planten. Zoo
ontstond, nadat bij breve van 3 April
1835 de Paus zijn goedkeuring daaraan
had geschonken, de „Congregatie van O.
L. Vrouw van Liefde des Goeden Her
ders van Angers" met het klooster (door
moeder Maria van de H. Euphrasia op
gericht) te Angers (Frankrijk) als Alge
meen Moederhuis. De regels en constitu
tie van de oude orde bleven onveranderd.
Te dezer plaatse kunnen wij niet in
uitvoerige levensbijzonderheden treden
van de eerste algemeene overste, een
vrouw van ongekende begaafdheden en
blakend van ijver voor de ontwikkeling
der congregatie en de moeilijkheden, die
zich daarbij voordeden, schetsen, hoe
zeer de met zorg verzamelde gegevens
in het gedenkboek van rector Meerman
ons daartoe aanlokken.
Vermelden wij slechts dat de eenvoudi
ge religieuse, die in 1829 met vijf zusters
te Angers kwam, bij haar dood in 1868
honderd en tien kloosters heeft achter
gelaten.
Een stichting van zulk een omvang
kon in Holland niet onbekend blijven en
ook hier kwam het verlangen op om een
toevluchtsoord der Congregatie van de
eerw. moeder Euphrasia te stichten. Den
7en Februari 1853 benoemde Mgr. Bel
grado, vice-superior der Hollandsche zen
ding een commissie om tot de vestiging
van een klooster van den Goeden Herder
te geraken. Tevens maakte Mgr. Belgrado
daarbij bekend, dat voor den Goeden
Herder reeds in de nabijheid van Leiden
een huis was aangekocht, en wel die bui
tenplaats „Oud-Meerburg" met omliggen
de gronden van den heer J. H. Schmier
te Leiden. De tijdsomstandigheden ('twas
in de dagen der herstelling van de Bis
schoppelijke Hiërarchie) en de bezwaren
van kath. zijde tegen zulk een toevluchts
oord geopperd, waren oorzaak dat ze
ven jaren zouden verloopen, alvorens de
eerwaarde zusters het gesticht zouden be
trekken.
Maar ook geldelijke zorgen vertraag
den niet weinig de uitvoering van het
plan. Want al beschikte men over huis
en grond, de middelen voor het te bou
wen klooster moesten door de milddadig
heid der Katholieken worden bijeen ge
bracht.
Middelerwijl was de kerkelijke Hiër
archie hier te lande hersteld en 17 Maart
1853 werd Mgr. F. J. van Vree tot bis
schop van Haarlem benoemd
Aan Mgr. van VreJe, die als eerste bis
schop van Haarlem met grooten ijver
voor de eer van God en het heil van de
Kerk gearbeid heeft, die gedurende de
acht jaren van zijn bisschoppelijke waar
digheid in alles heeft trachten te verwe
zenlijken zijn wapenspreuk „Depositum
custodi". „Bewaar het (u toevertrouw
de) pand", aan Mgr. Franciscus Jacobus
van Vree de eer, dat hij de stichting van
den Goeden Herder voltooide.
Bij herderlijk schrijven werd 16 Maart
1855 het liefdewerk van den Goeden Her
der opgericht, ten doel hebbende perso
nen van het vrouwelijk geslacht, die tot
een slecht leven vervallen zijn, tot een
braaf en christelijk leven terug te bren
gen, alsmede zoodanige vrouwen, die in
dreigend gevaar verkeeren van tot zulk
een ellende te vervallen, daarvoor te be
hoeden.
Aan het hoofd dezer liefdadige in
stelling zou staan eene bisschoppelijke
commissie van ten minste zeven perso
nen, tot welker leden door Mgr. van
Vree werden benoemd de H.Eerw. Heer
E. S. v. d. Haagen, gehèimheer van Z.
H. den Paus, oud-aartspriester van Hol
land en Zeeland, en Deken van Zqeter-
woude, als voorzitter, en de Z.Eerw.bee-
ren J. J. Siegfried, deken, G. Eisen, H.
A. Opdenkainp, P. G. Schagt, pastoors
te 's-Gravenhage, en A. C. Quant, deken
van Leiden, als leden.
Teneinde de geloovigen tot steun op te
wekken, liet Mgr. van Vree den 3en Oc
tober 1856 in alle steden en grootere
plaatsen van den preekstoel een brief af
lezen ter aanbeveling van het Liefdewerk
en werd daarbij eene Vereeniging voor
het Liefdewerk van den Goeden Herder
opgericht, aan het hoofd waarvan stond
de bisschoppelijke commissie van be
heer en die in afdeelingen was gesplitst
voor de steden en andere volkrijke plaat
sen. De contributie bedroeg 5 cent per
week of f2.50 per jaar.
Bij (Je onderhandelingen met hei Moe
derhuis te Angers omtrent de zusters
heeft de eerw. pater Sarot, een onge
schoeid Karmeliet en pastoor der parochie
aan den Hoogen Rijndijk, als bemidde
laar een groote rol gespeeld. Uit de ge
voerde briefwisseling bleek dat het ge
brek aan Hollandsche zusters, die den
arbeid konden beginnen evenees een der
groote redenen van de vertraging is ge
weest. Immers in een Hollandsche stich
ting zouden Fransche religieuzen, onbe
kend met den Hollandschen volksaard, de
levensgebruiken en gewoonten, geen
dienst doen. Inmiddels kwam in October
1857 de overeenkomst tusschen het alge
meen Moederhuis te Angers en de Bis
schoppelijke Commissie aangaande de
voorwaarden, waaronder de Zusters van
den Goeden Herder haar liefdewerk in
het Haarlemsche Bisdom zouden aan
vangen, tot stand.
De algemeene lijnen voor de inrichting
van het gesticht werden op last van de
algemeene overste, de Eerwaarde Euphra
sia, aangegeven voor de overste van den
Goeden Herder te Namen en de bekende
architect Th. Molkenboer werkte de tee-
keningen van het te bouwen klooster
uit.
Den 6en Maart gaf Z. D. H. de Bis
schop aan de commissie de noodige mach
tiging tot de aanbesteding en zoo ver
meldt de geschiedenis, d.at deze plaats
vond op 20 April d.a.v. in de herberg
„Ik leer nog" te Zoeterwoude, in te
genwoordigheid van de Eerw. Heer E. S.
v. d. Hoogen, deken van Zoeterwoude,
J. J. Siegfried, deken van 's-Gravenhage,
H. C. Quant, deken van Leiden, en Ign.
Saröt, pastoor tóe Leiderdorp.
Na goedkeuring en machtiging van den
Bisschop werd de bouw opgedragen aan
Adrianus Verhoog, aannemer te Leiden
voor f81.500. Spoedig werd met den ar
beid aangevangen, zoodat den 18den Ju
ni 1858 de eerste en den 22en ,Dec.
1859 de laatste termijn van de aannemings
som werd betaald.
Toen stond er te Zoeterwoude een
klooster wellicht het eerste, daj na
de Reformatie hier nieuw werd opge
bouwd en dat door zijn solieden bouw
en zijn practische inrichting voor-
loopig althans volkomen beantwoor
den zou aan het schoone doel, dat de
volijverige en edelmoedige stichters zich
had,den voorgesteld.
„ïnveni ovem meam quae perierat",
d.i.„ik heb mijn schaap, dat verloren
was, wedergevonden" deze wporden.
werden in duidelijk leesbare letters
hoog boven den hoofdingang van het
toevluchtsoord neergeschreven.
Zoo was dan eindelijk, na zeven jaren
van moeitevolle voorbereiding, de
schaapstal gereed.
Nog enkele maanden en de herderin
nen zouden de deuren wijd open zetten,
om de arme, afgedwaalde schapen weer
bij de kudde te brengen.
Den 30sten Maart 1860 werden de
drie eerste eerwaarde Zusters van den
Goeden Herder door Z. D. H. Mgr.
van Vree, in het nieuwgebouwde kloos
ter ontvangen. Het waren de Eerw. Zus-
erst Maria van de H. Theresia-Jacobi
oversteMaria du Saint Nom de Marie-
Urldanger, beiden uit Amsterdam en Ma
ria van den H. Rozenkrans-Gussenho-
ven uit Delft.
Haarlem's Bisschop bracht haar per
soonlijk den eersten welkomstgroet En
niet slechts had Mgr. van Vree warme
sympathie voor het gesticht „De goe
de Herder", niet alleen was Z. D. H. de
gene geweest, die den krachtigsten stoort
tot oprichting en den grootst mogelijken
steun voor de totstandkoming van dit
liefdewerk had gegeven, het organisee-
rend talent van dezen doorluchtigen kerk
vorst regelde alles tot in de kleinste
bijzonderheden. Zoo is bv. ook thans
nog, wat de hoofdzaak betreft, het reg
lement voor het inwendig bestuur der
instelling van kracht.
Dat de Zusters in den beginne met
groote moeilijkheden te kampen hadden
spreekt van zelf.
Vooreerst moest het klooster nog zoo
goed als geheel gemeubileerd worden,
en dat wilde heel wat zeggenniet, als
of er ook maar eenige sprake van weel
de kon zijn, maar tot het aankoopen van;
de meest noodzakelijke meubelen reeds
was vooral de grootte van het kloos
ter in aanmerking genomen een aan
zienlijke som geld noodig. Voor eera
grpot gedeelte gebruikten jde listers
het geld, dat tot haar onderhoud werd,
verstrekt, om zich de noodige huishou
delijke zaken aan te schaffen, zoodat
er voor mondbehoeften niet veel over
bleef.
Maar ook, wat het religieuze leven
betreft, moesten de Zusters zich in den
beginne onder menig opzicht behelpen.
In den beginne kon van het on
derhouden van het kloosterslot, dat
bij de Congregatie in zoo hooge
eere stond, niet veel komen. De Zus
ters moesten bijv. dagelijks hare woning
verlaten, om in de parochiekerk de H.
Mis te gaan hooren, want de Eerw. Pa
ter Ign. Sarót werd te veel door zijne
parochieele zorgen bezig gehouden, dan
dat hij als geestelijk directeur van het
gesticht de kerkelijke diensten in de
capel der Zusters geregeld kon onder
houden. Een half jaar zou voorbijgaan,
eer het kloosterslot door Mgr. v. Vree
werd gevestigd en 23 September deed
de Goede Herder zelf in het heiligr
dom der Zusters zijne intrede, om daar,
verborgen in Zijn H. Sacrament te mid
den zijner uitverkoren bruiden te blij
ven wonen en de afgedwaalde schaap
jes tot zich te trekken.
Daarbij kwamen nog de eigenaardige
bezwaren, aan het liefdewerk verbonden
Het is geen gemakkelijke taak om men-
schen, die dikwijls van hunne eerstei
jeugd iaf aan teugellooze vrijheid ge
woon waren, in bedwang te houden.
Zelfs in stichtingen, welke na verloop
van tijd, een groot getal verpleegden be
zitten, die eene deugdelijke kern uit
maken, laat dit bezwaar zich nog gel
den hoeveel te meer, wanneer alle ver
pleegden zooals in eene pas begon
nen stichting menschen zijln, die van
orde en tucht hoegenaamd geen begrip
hebben. Al waren er dan ook, na een)
halfjaar, wederom drie zusters uit het
Moe.derhuis hierheen gekomen, het Zus-
terpersoneel was toch nog veel te be
perkt, om zonder veel moeite en zorg,
het betrekkelijk snel toenemend aantal
poenitenten aan een geregelde levens
wijze te doen gewennen. Voor de onge-
lukkigen, die werden opgenomen, was
een arbeidzaam leven een noodzakelijk
vereischte. Maar de meesten hadden wei
nig of niets geleerd van de vrouwelijke
handwerken en er was bovendien geen
werk genoeg om én poeniteiten en pré-
servées voldoende afleiding te bezor
gen.
Toch deed dit alles den ijver der Zus
ters ook maar in het minst verflauwen.
Den 5en September 1860 deed de eer
ste postulante hare intrede. Zij heette
Alida Vlasveld en was 31 October 1S33
te Hazerswoude geboren. Bijna 50 jaar
heeft zij als Zuster Maria van de H. U-
duina, den Goeden Herder trouw ge
diend en zij hoopt met het gouden feest
van het klooster haar jubilé te vieren.
Den 15den October 1863 werd zij plech
tig geprofest. Zuster Maria van de H.
Liduina is een ijverige hulp van het
gesticht geweest O, zij zou zooveel kun
nen verhalen van dit klooster, dat zij
heeft zien bouwen, openen en ontwik
kelen en waartoe zij zich getrokken ge
voelde als wellicht weinig anderen. Toen
zij zich als postulante aanmeldde, was
er geen plaats voor haar beschikbaar,
om haar voorloopig onder dak te bren
gen en dagelijks moest zij van hare wo
ning onder Zoeterwoude met een bootje
naar het gesticht gaan, om daar de haar
opgedragen bezigheden te verrichten. En
als een treffend staaltje van de behoef
tige omstandigheden^ waarin het gesticht
in de eerste jaren van zijn bestaan ver
keerde, mag zeker wel vermeld wor
den, dat de postulante haar waschtob-
be meebracht, d e de eerw. Zusters goe
de diensten voor hare werkzaamheden
bewees.
Op het einde van 1863 waren er al
leen in de afdeeling der gevallenen reeds
32 poenitenten. Zooals men weet, had
Mgr. van Vree, die 31 Januari 1S61
overleden was, bepaald dat «iet alleen
gevallenen, maar ook jongere meisjes,
die in gevaar verkeerden om te vallen,
zouden worden opgenomen. Al spoedig
bleek, dat voor eene dubbele afdeeling.
het klooster op den duur niet groot
genoeg zou zijn. Daarom werd 10 Maart
1863 besloten in het geheel geen pré-
se; vées meer aan te nemen, maar jdcz,e
n^ar karnen te yeirwijzeni