BUITENLAND. BINNENLAND. Uit Stad en Omgeving. Tweede Blad, behoorende bij De Leidsche Courant van Woensdag 30 Maart. SJit de Pers, Zonderling pleidooi. Onder dit opschrift schrijft het „Huis gezin" „Uit het pleidooi van een advocaat voor het Haagsche gerechtshof, die een jongmensch had te verdedigen, candidaat-Oost-Indisch ambtenaar, die, stomdronken, te Leiden met zijn stok 'naar kinderen had geslagen, .een da me tegen de tram geduwd, een reizi ger een stokslag toegebracht en zich ials een tijger verzet tegen de agenten, )d'ie hem wilden arresteeren „Er was feest gevierd bij de over dracht van het rectoraat, een feest, zooals wij dat Goddank 'in Leiden nog wel mogen hebben, ,al drinkt Jnen tegenwoordig ook daar maar al te veel thee en spuitwater." Zelden zal een lofrede op het stevige drinken en een afkeuring van het ge bruik van thee en spuitwater meer van onpas zijn uitgesproken dan door den Haagschen advocaat. Indien het jongmensch iri quaestie tninder wijn en meer thee of spuit water had gedronken, zou hij zijn er gerlijke baldadigheid niet hebben uit gehaald en niet op de bank der be schuldigden hebben moeten plaats ne men. Wie onder zulke omstandigheden vrijheid vindt feestvieringen te roemen, welke waarlijk niet voor den eersten keer met kwajongenswerk eindigen, en te smalen op het gebruik van niet- alcoholische dranken, moet toch al in een heel vreemde gedachtenwereld le ven. En een zonderlinge voorstelling moet men zich ook vormen van het verantwoordelijkheidsbesef van rech ters, als men meent met een dergelijk betoog een beroep te kunnen doen; op hun clementie." DuUschland. De keizer en èen nieuwe uitvinding. ,,De Duitsche industrie," zeide de kei zer bij zijn bezoek aan de tentoonstel ling van motorbooten en aeroplanes, t.moet er naar streven lichter en gemak- el ijk vervoerbare motors voor luchtsche pen te bouwen. De Fransche motoren Inoefen worden overtroffen". Het is opmerkelijk, en zeker teleurstel lend voor de inzenders, dat de keizer weigerde aandacht te schenken aan de aeroplanes, doch zich voornamelijk be haalde tot een nauwkeurige bezichti ging der motorbooten, en voornamelijk Van de marinevaartuigen. Het bleek daar bij, dat 'de keizer ontevreden is over bet verkregen resultaat, want hij zeide, tiiet te gelooven, dat motoren den sföom kunnen vervangen bij de marine. Eep Beiersch ingenieur heeft een lich te, gepantserde automobiel uitgevonden, die gemakkelijk in een gepantserde mo torboot kan worden veranderd deze uit vinding heeft zeer de aandacht getrok ken van den keizer, die ontstemd was lover het mislukken der proefnemingen met motor-rijwielen bij de jongste ma Inoeuvres, en nu den generalen staf heeft bpgedragen, studies te maken van, en proeven te nemen met deze lichte gepant serde auto-motorboot, om te zien of de- Ze niet beter in het gebruik zal voldoen idan de afgekeurde motor-rijwielen. Italië. Paaschmorgen heeft de H. Vader in 'de Sixtijnsche kapel een stille H. Mis opgedragen, waarbij 800 personen moch ten tegenwoordig zijn. Ruim 300 uitver korenen hadden bovendien het voorrecht te communiceeren uit zijn hand. Ónder FEUILLETON. De slang met de edelgesteenten. 3) Veertien dagen geleden ontving ik de juweelen zij werden mij overhandigd door den dignitaris die dezen gordel op zettelijk voor mij had gemaakt. Ik had op Ceylon eenige belangrijke zaken af te doen eri hoopte nog met deze boot mede te kunnen gaan, teneinde bijtijds in En geland aan te komen. Ik dacht niet, dat iemand ter wereld zou weten, dat ik zulk een grooten schat bij mij droeg, maar gisteren ontving ik een zonderlinge mede- deeling. Een inboorling uit Besselmir was mij gevolgd van uit het paleis van den Maharajah. Gisteravond wierp hij een briefje in cijferschrift geschreven, in mijn hand. Daarin werd mij medegedeeld, dat een alom beruchte dievenbende wist, dat ik met de juweelen op reis was naar Engeland en besloten had ze mij te ont nemen. Men had reeds een samenzwe ring tegen mij gesmeed, daarom waar schuwde hij mij op mijne hoede te zijn Ik ging zoo spoedig iliogelijk aan boord en bleef dicht bij de loopplank staan, el- ken passagier met groote belangstelling gade slaafde. Ik yeraara yari èen dei; leiding van Perosi werden eenige meer stemmige motetten op bewonderenswaar dige wijze ten gehoore gebracht. Verleden jaar bleef Paaschmorgen de ze eenvoudige, maar voor alle deelne mers onvergetelijke plechtigheid achter wege. Reeds geloofde men, dat zij voor- loopig was afgeschaft. En wel naar aan leiding van het schandelijke misbruik, waartoe zij in 1908 aanleiding gaf, toen de joodsche Dr. Feilbogen, met zijne vrouw en schoonzuster, alle drie uit Weenen, op aanbeveling van den Oos- tenrijksnehen gezang een plaats in den Sixtijnschen kapel waren machtig ge worden, zelfs de H. Communie uit 's Pausen hand durfden ontvangen en zich aan een onteerende heiligschennis schul dig maakten. Nu is echter, tot algemeene voldoening, het schoone gebruik weder om in eere hersteld, dat de H. Vader zich verwaardigt, een aantal geloovigen zelf de Paaschcommunie uit te reiken. Op het groote feest der Verlossing komt de Paus dan, als Christus' zichtbare' plaatsbekleeder, tot Zijne gedachtenis |;et Avondmaal met een talrijke, uit alle landen saamgestroomde pelgrimschaar vieren. Airserilkfa. Op het oogenblik zijn voor het ge recht te New-York meer dan 1600 aan vragen om echtscheiding aanhangig, welke voor 1 Juni moeten worden af gehandeld. Zooals bekend is, werden vroeger in Amerika huwelijken ze^r ge makkelijk gesloten, enkel door de in geroepen tusschenkomst van een geeste lijke. Maar in den laatsten tijd zijn de huwelijkswetten strenger gemaakt. En nu ook daar het moeten voldoen aan ver schillende formaliteiten geëischt wordt zal het niet zoo dikwijls meer gebeuren dat, zooals maar al te veel geschiedde, onvoorbereid of onnadenkend tot dezen gewichtigen stap des levens wordt over gegaan. Bij Katholieken komen slechts zelden echtscheidingen voor, ontzettend veel bij anderen. Koninklijke Besluiten. Met ingang van 1 April is benoemd tot griffier der Arr.-Rechtbank te Win schoten mr. T. Dijkstra, Oost-Indisch rechterlijk ambtenaar met verlof te Apel doorn. Aan den gepensionneerden majoor van het Nederlandsch-Indische leger W. J .Vervloet, is op het daartoe door hem gedaan verzoek, een eervol ontslag ver leend uit zijn betrekking van secretaris van het hoofdcomité der Vereeniging „Het Nederlandsche Roode Kruis", en dit onder dankbetuiging voor de door hem in die betrekking bewezen diensten en de heer W. J. Vervloet, voornoemd, benoemd tot eerlid van de Vereeniging „Het Nederlandsche Roode Kruis". Met ingang van 1 April is be noemd tot secretaris van het hoofdcomi té der Vereeniging „Het Nederlandsche Roode Kruis", jhr. M. Mazel, commies aan het Koninklijk Huisarchief. Met ingang van 1 April js be noemd tot commies der posterijen en telegraphie van de 4e klasse H. J. Cruyff, thans adspirant-commies der P. en T., J. Lammers, thans surnumerair der P. en T. beiden te Rotterdam. Met ingang van den tweeden Dins dag van Mei, zijn benoemd tot leden van den Koloniale Raad der kolonie Cu- ra£ao H. M. Penso Edwin Sr., ,H. P. De Vries en J. C. B. Forbes. Goud- en Zilversmeden. Door het „Bureau voor de R. K. Vak organisatie" zal een Nederl. R. K. Bond van Goud- en Zilversmeden worden op gericht. Reeds zijn eenige vereenigingen, o.a. te Hoorn, 's-Hertogenbosch, en 'lilburg op gericht en zullen op andere plaatsen ver eenigingen van dit vak gevestigd wor den. R. K. Goud- en Zilversmidsvereenigin- gen, die instemmen met de stichting van hofmeesters, dat er behalve mij, zelf in Colombo geen nieuwe passagiers op de boot waren gekomen, en ik voeldie mij reeds zeer gerustgesteld, toen dat kleine stoombootje nog op het laatste oogenblik dioor het water schoot. Nu gaf ik alle hoop op. Gij kunt u dus voorstellen, hoe verlicht ik mij gevoelde bij het zien, dat de nieuwe passagier een jong meisje was, en nog wel een jonge dame wier intiemste vrienden mijne bloedverwanten zijn." „Mag ik dien gordel nog eens wat meer van nabij zien?" vroeg ik. „Wel, wat is dat een prachtstuk." Dat was hij ontegenzeggelijk, want hij bestond uit ontelbaar vele kleine gouden schakeltjes, die hem bijzonder buigzaam maakten. Óver de geheele lengte lag een verzameling van kostbare edelgesteen ten; de gloed en het geschitter waren zoo oogverblindend, dat het mij bijna den adem benam. Amethysten, diaman ten, saffieren en parelen lagen naast en door elkaar. De kop van de slang was van prachtig uitgesneden ivoor, met een uitgestoken tong van smaragden, en de oogeji waren twee olijfkleurige goud- steenen, waarvan een wonderschoone opaalkleurige gloed scheen uit te gaan. „Gij bevindt u in een zeer zonder linge positie", zeide ik. „Ja, dat is zeker." „Maar is hejt we] verstandig d^e ju,wee een Nederl. R. K. Bond van Goud- en Zilversmeden, alsmede aan R. K. Goud en Zilversmeden, die tot een R. K. vakver- eeniging willen toetreden, indien zij op hun plaats wordt opgericht worden door het Bureau van de R. K. Vakorgani satie verzocht, hun naam en adres aan het kantoor van gemeld Bureau op te geven, Heerengracht 489 te Amsterdam. Aan de besturen van R. K. Werklieden- vereenigingen en Volksbonden wordt me de verzocht, wel te willen medewerken, om deze categorie van arbeiders te or- ganiseeren. De tijd is thans meer dan rijp en organisatie is onder deze perso nen om velerlei redenen noodig. Op den steun van het Bureau kan men te allen tijde rekenen. Tien=urendag. Op het congres der S. D. A. P. heeft de heer Schaper meegedeeld, dat de so ciaal-democratische Kamerfractie besloten heeft een wetsontwerp in te dienen tot invoering van den tien-urendag. LEIDEN, 30 Maart. Zesde Nederl. Philologencongres. De leden welke aan dit congres deel nemen, vereenigden zich voor een groot dieel gisteravond in den foyer van dien Stadsgehoorzaal te dezer gelegenheid fraai gesierd met palmen en verderen plantentooi. Zij werden verwelkomd door Prof. Dr. P. J. Blok, voorzitter der commissie van ontvangst, die wees op de hooge waarde van de bijeenkomst, welke gelegenheid bood oude beken den te ontmoeten en oude vriendschaps banden te hernieuwen. Verder werden nog welkomstwoorden gesproken door prof. Dr. J. van Leeu wen, als voorzitter van het Congres, na mens den Senaat der Universiteit door den rector-magnificus Prof. Dr. J. C. Kiuyver en door den heer Michiels van Verduijnen, Praeses-Collegii van het Stu dentencorps. De Soirée die een zeer vriendschappelijk karakter droeg, werd opgevroolijkt door strijkmuziek, terwijl de aanwezigen, waaronder vele dames, tot laat in den avond gezellig bjjeen bleven. Het getal leden, 'twelk aan het con gres deelneemt, bedraagt ruim 320. Nadat gisteravond in den foyer der Stadsgehoorzaal de plechtige ontvangst had plaats gehad van de leden welke aan het in den hoofde dezer genoemd oongres deelnemen, werd dit Congres heden voormiddag geopend in het groot auditorium van het Universiteitsgebouw door Prof. Dr. J. van Leeuwen mef eene toespraak, waaraan het volgende wordt ontleend Spr. heet de aanwezigen hartelijk wel kom in het oude en eerbiedwaardig Aca demiegebouw waar de steenen zelve spreken van een schoon verleden en een grootsche roeping. Toen spr. zich voorbereidde tot de eervolle taak, dit congres te openen, heeft hij zich afgevraagd wat nu eigen- fijk het doel zou zTjn cfezer samenkomst wat voor gewichtige gevoigen er van mochten worden verwacht. Wie mocht meenen dat het antwoord op die volledige vragen wordt gegeven door het program der werkzaamheden, zou allicht kunnen twijfelen aan het nut van dit en andere congressen. Men heeft wel eens schertsend hooren beweren dat „welbeschouwd van een congies de ge zamenlijke maaltijd de hoofdzaak is." In dergelijke uitingen is veel waars, en als ze in ernstige woorden worden uitge drukt, blijken ze zelfs zuivere waarheid te bevatten, nl. deze dat het samentref fen met geestverwanten bij congressen van meer beteekenis is dan het behan delen van bepaalde wetenschappelijke vraagstukken, omdat door dat samentref fen zelf de studiezin, de liefde tot de wetenschap nieuwe heilzame prikkels ontvangen. En de liefde is alles, zonder liefde geen ontwikkeling, zonder liefde geen leven, ook niet op geestelijk ge len altijd bij u te dragen? Was het niet beter als ik den kapitein in het vertrou wen nam en hem verzocht ze in de brandkast te bewaren?" „Neen, neen", riep hij heftig uit; „ik houd mijne belofte aan mijn vriend, en gij hebt mij beloofd de uwe te houden. Ge loof maar vrij, dat de juweelen hier vei lig genoeg zijn. Hoe meer menschen het geheim kennen, des te grooter wordt het gevaar. Van de geheele dievenbende die mij van mijn schat wil berooven, kan er niemand op de boot zijn; vóórdat ik in Engeland aankom, verkeer ik dus in geen- geval in gevaar." „Ik zou in uwe plaats toch bij geen enkele haven aan wal gaan," zeide ik. „Natuurlijk niet. Ik blijf op de boot, totdat wij in Engeland zijn, en dan breng ik de juweelen onmiddellijk aan dien Ma harajah." „Maar gij moet toch zeer voorzichtig zijn en aan niemand uw vertrouwen schenken." „Aan wieji zou ik nog mijn vertrou wen schenken? Ik sluit mij niet licht bij iemand aan en behalve u en mejuffrouw Kecle, die reeds min of meer een goede kennis van mij is, zal Lk me weinig met mijne medepassagiers inlaten." „Ik had zoo gaarne gezegd: „wees toch y^oraj pj) u,wp hpe^e niet mejuf- bied. Geen ontwikkeling, geen vooruit gang, geen ontdekkingen, of de liefde, die drang tot weten en begrijpen, gaf er den aanstoot toe. Spr. treedt vervolgens in eene be schouwing wie zich met recht p h i 1 o~ logen mogen noemen. Wat men zich bij den ouden naam precies onder lo gos heeft te denken, daarover, zegt spr. kan men wellicht van meening verschil len, waar om het philein, het waar lijk liefhebben is het te doen. Velen zal het voorwerp van de gene genheid der philologen een hersenschim toeschijnen. Immers die liefde geldt iets dat voor den daaglijkschen gang der maatschappij onnoodig is. Maar juist om dat zij onnoodig zijn, daarom zijn zij noodzaaklijk. Zoo ergens, dan is hier het overbodige, het onmisbare. De lief de voor de hoogere goederen des mensch- doms zou altijd nog een 'toevluchtsoord vinden in althans één menschenhart, zoo lang de laatste philoloog niet was ge storven. Die liefde nu wordt door niets zoozeer bevorderd als door omgang met, door mededeeling aan gelijkgezinden. De lust tot onderzoek maakt blijmoedig en waar die lust niet ontbreekt, pleegjt ook .de kracht niet te kort te schieten. ,De op wekkende kracht die uitgaat van het sa mentreffen met gelijkgezindenziedaar, zegt spr., de reden van bestaan van alle congressen, ook van dit congres. En hiermede verklaarde spr. het zesde Nederlandsche Philologen-congres voor geopend. In de daarop gevolgde afdeelingsver- gaderingen traden op als sprekers In die voor Klassieke Philolo- gie: Dr. E. H. Renkema over: Godenattri buten bij de Latijnsche epici Dr. E. Slijper over: Anthimus of pseu- do-Anthimus? en Prof. Dr. H. Kern over: De per soonsuitgang mutha in een In'disch dialect In die voor Germaanse he en Ro- maansche Philologie: Prof. Dr. J. J. A. Frantzenover de bron van den Parzival van Wolfram von Eschenbach Dr. B. Faddegon over: de alternee- rende medeklinkers in het Indoger- maansch. In die van Geschi eden is en Ar- chaeologie: Dr. J. S. Theissen De Fransche regee ring in de Fransche revolutie Prof. Dr. J. Huizinga: over die bron nen van de geschiedenis van den Middel- eeuwschen Scheepsbouw. In die der Paedagogiek: Mej. Dr. Chr. Ligtenburg, over: de plaats van de aesthetica in het onder wijs Dr. A. H. Kan overde oude geschie denis in de vierde klasse van het Gym nasium. In de op den middag gehouden Alge meene Vergadering trad als spr. op Prof. Dr. J. J. SaJverda de Grave van Gro ningen met het onderwerp „Over Frans spreken en Frans schrijven." Zijn denkbeelden over het spreken en schrijven van het Frans en, in het alge meen van een vreemde taal, meent spr. het best te kunnen uitdrukken in den vorm van een antinomie. De thesis zou zijn, wat vooreerst het spreken betref*, dat voor de wetenschap absoluut geen nut is te verwachten van het juist na bootsen der vreemde klanken en van het zich aanwennen van vreemde woorden van de grootste taalgeleerden is geens zins bekend dat zij één of meer vreemde talen practies beheersten. Evenmin is het spieken van een vreemde een kunst, die anderen kunstgenot verschaft van hogere soort; men kan het alleen bewonderen op dezelfde wijze als men naar een ge oefend schaatsenrijder met genoegen kijkt. Wel spreekt het verstand een ge wichtigie rol bij het eerste, maar ook weer niet in die mate dat een inensch met midcLe'matige vermogens niet uitnemend een vreemde taal zou kunnen spreken. Ziehier de antithesishet is nu eenmaal een soort dogma voor ons geworden dat hij die een vreemde taal beoefent, die trouw Keele," maar daar kon ik niet toe komen. „Ik kan er dus vast op vertrouwen, dat gij mijn wensch zult eerbiedigen, niet waar?" „Wees daarvan ten stelligste over tuigd, mijnheer Strangways." Hij stak zijn hand uit en drukte de mijne. Ik ben vrij kalm van aard, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik dien nacht zeer onrustig was. Majoor Strang ways ver keerde in een zonderlinge positie. Een al om beruchte dievenbende wist, dat hij in het bezit was van een grooten schat. Op het laatste oogenblik was een jong meis je op.de boot gekomen, wier gelaat ik drie jaar geleden voor de rechtbank had gezien. Was dat. niet een zonderlinge sa menloop van omstandigheden? Als me juffrouw Keele maar niet was gekomen, zou ik niet ongerust zijn geweest, want ik kende alle andere passagiers. Wanneer ik aan iemand vertelde, waarvan Lk haar verdacht, zou ik haar goeden naam kun nen bezoedelen. En het kon toch ook zijn, dat zij onschuldig was. Maar zij kon ook zijn wat ik haast niet den ken durfde. Groote dievenbenden heb ben dikwijls vrouwen in hun dienst ge nomen. Zij was een mooi en aantrekke lijk meisje, en de prijs was verbazend groot Lk keerde mij telkens om, onrustig als nu ook zoo goied mogelijk moet spre ken hiermede moet men rekening hou den. Ten tweede, op de school heeft het onderwijs in de vreemde taal tear' doel de leerling prakties nut daarvan te laten trekken en daarvoor is noodigl dat hij haar leert gebruiken. En dan/ als paedogogies element is het spre-i ken daarom zoo gewichtig, omdat men de leerling zoo krachtig mogelijk moet doen gevoelen dat de eenige werkelijke taal is* die welke löeft op de lippen, dat de taaiuitdrukking niet één is, maar oneinw dig veelhet affektieve element der taal komt alLeen tot zijn recht als men haar spreekt. Zich daarna beperkende tot het Fransch spreken wijst spr. op de interes sante problemen die zich daarbij voor doen, op de vraag o.a. welke taalvarië teit van het Fransch men zal te onderwij zen hebben. De conclusie van deze eer-! ste antinomie is dan deze: dat het spre ken van een vreemde taal nooit doel/ altijd slechts middel moet zijn. Wjas het schrijven van een andere taal dan de moedertaal betreft, zou de thesis! van de antinomie moeten lidendat het iets tegennatuurlijks is zich uit te drukken in vreemde termen; waagt men zich te laten gaan, dan stelt men zich bloot aan de ergste fouten. Een eigen stijl1 zal men zich dus in een vreemde taal niet kunnen veroorlooven, zoodat de formule* indertijd door Prof. van Dijk gegeven „stijl is het vermogen van een éigen! uitdrukking voor gedachte en gevoel'- een belangrijke inkrimping moet onder« gaan, wil men haar toepassen op het schrijven van een vreemde taal. Ja, zelfs het „gevoel" zal daaruit moeten verdwij nen, juist omdat het spontane ontbreekt als wij ons uitdrukken in een vreemde taal. Heeft ooit een dichter, tenzij hij zijn moedertaal had vergeten, verzen ge maakt in een vreemde taal? De antithe sis luidt: Wiji, leeraren, moeten onze leerlingen in staat stellen de vreemde taal te schrijven, ter wille van de prak tijk. Bovendien, om een vreemde taal grondig te kennen, moet men 'leren zich erin uit te drukkenalleen de voortdu rende vergelijking met onze taal, waartoe wij dan worden gedwfor.gen kan ons de eigenaardigheden der vreemde taal lee- ren kennen. Spr. beperkt zich dan we der tot het Fransch en deelt mede, wel ke resultaten omtrent het verschil tus- schen Nederlandsche en Fransche stijl hij heeft verkregen door een opstel van een zijner leerlingen aan een twaalftal Franschen onafhankelijk van elkander, ter verbetering voor te leggen. En ook! van deze antinomie kan de conclusie slechts deze zijn: het schrijven van een vreemde taal is op zichzelf van geen waarde, maar het is een onmisbaar hulp- j middel. '|J Heden avond zullen de Utrechtschei gymnasiasten in den Schouwburg den( Philok van Sophocles in Nederland-i sche vertaling opvoeren. Deze voorstel ling zal worden vereerd met de tegen woordigheid van den Minister van Bin- 1 nenl. Zaken, van den Commissaris der Koningin in Zuid-Holland, van Burg. en Wethouders van Leiden en verdere auto riteiten. De Hanze. De Bond van Roomsch-Katholiekef Vereenigingen van den Handeldrijvendien en Industriëelen Middenstand in het Bis dom Haarlem houdt een Buitengewone Vergadering van den Centralen Raad op Dinsdag 12 April a. s. alhier in het Lokaal Zomerzorg bij het Station, ten één uur precies. Op de Agenda staan: le. Opening door den Bonds-Vooi*- zitter. 2e. Notulen. 3e. Ingekomen stukken en mededee- lingen. 4e. Oprichting der afdeeling Onderlinge Uitkeering bij overlijden. 5e. Verkiezing Bestuur afd.Ond. Uit keering bij overlijden. 6e. Benoeming Commissie tot oprich ting Dioc. Inf. en Inc. Bureau. 7e. Benoeming Commissie tot oprich ting Dioc. onderl. Glas-Verzekering. ik was door een zonderlingen angst voor toekomstige ellende. Ik wenschte recht hartelijk, dat majoor Strangways mij niet in 't geheim had ingewijd. Eerst tegen: den morgen sliep ik vast in. De dagen vlogen om zonder dat er iets gebeurde, en langzamerhand ver minderde mijn angstig voorgevoel. Intusschen werden majoor Strangways en mejuffrouw Keele het middelpunt van de „Morning Star". Zeer spoedig begre pen alle passagiers dat majoor Strang ways het mooie, levendige jonge meisje lief had. Hij volgde haar als een scha duw,'was stil en afgetrokken als zij niet bij h em was en werd vroolijk en spraak zaam in hare tegenwoordigheid. Mejuffrouw Keele daarentegen had zich altijd eenigszins onttrokken aan zijne at tenties. Bij Brindisi aangekomen gingen de meeste passagiers aan wal, en onder hen ook juffrouw Keele. Majoor Strangways hield zich aan mijn raad en bleef op de boot. Hij had na den eersten avond wei nig of niet meer met mij gesproken over den schat, dien hij bij zich droeg, blijk baar was hij nu geheel vervuld van zijn eigen belangen. De heldere oogen van mejuffrouw Keele hadden thans voor hem meer waarde dan de schitterende dia manten. LWordt yervolgdji

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1910 | | pagina 5