BUITENLAND.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behoorend I
bij De Leidsche Courant
van 16 Februari.
Amerikaansche katholieke
toestanden.
De ZeerEerw. heer W. de Haan, pries
ter van het Bisdom Oreen Bay, schijft
In „de Tijd"
Men hoort wel eens de uitdrukking
„echt Amerikaansch," doordat men z;ch
verwondert of verbaasd staat over din
gen, die aan gene zijde van den Oceaan
geschieden. De inwoners aldaar hebben
den naam van „ondernemers" te zijn, en
dat zaken en nogmaals zaken doen de
hoofdtoon vormt van het gejaagde Ame
rikaansche leven. Welnu, dit is waarheid,
voor rekening der parochianen. Nu be
ten alle bedrijvigheid ook plaats vindt en
dat isde belangen der Kerk beharti
gen. Het is zoo uiterst gemakkelijk te
zeggen „ik ben een katholiek", doch
het is niet zoo gemakkelijk dit te too-
nen, voornamelijk als het geld kost. De
tijdelijke zaken der Kerk zijn aldaar ge
heel anders ingericht dan in Europa en
ik ga dit eens nader ophelderen. Aller
eerst geeft de Amerikaansche Regeering
geen rooden cent als bijdrage aan eenig
kerkgenootschap, hoe ook genaamd, dus
van daar kan men niet den geringsten
steun verwachten. Alleen geeft de regee
ring vrijdom van alle belasting aan kerk
eigendom in zakelijk gebruik, zoodat ker
ken, kerkhoven, pastorieën, scholen, col
leges, seminaries, vrij zijn van alle be
lasting. Dit geschiedt tegenover alle
kerkgenootschappen als een beleefd-
hei dsbewijs. Het onderhoud en het bou
wen van kerk, pastorie en school komt
voor rekening der parochianen. Nu be
staat er in dit werelddeel een zesde
kerkgebod: kerk, priester en school te
onderhouden. Dit is een soort van ker
kelijk hoofdgeld, dat van ieder, boven
18 jaar oud en zijn brood verdienend,
geheven wordt, in hoofdgeld of in ban-
kenhuur.
Dit gebod is verbindend en wel op
straf van geen absolutie, indien men
moedwillig weigert het na te komen.
Een ieder zal begrijpen, dat dit gebod
voor allen is, doch vooral doelt op onwil-
ligen, die wel -graag vroom willen zijn,
als het maar n&ets kost. Een ieder is
dus verplicht zijn aandeel bij te brengen
en daaruit worden besteed de onkosten
voor het gewone onderhoud der pa
rochiekerk, het salaris van den pastoor
.en zijn kapelaans, de salarissen van on
derwijzers ,en het salaris van den Bis
schop. Indien er eene nieuwe kerk ge
bouwd of een kleine vergroot wordt,
moeten de parochianen iederen cent, die
daarvoor noodig is, opbrengen, zoo ook
voor de pastorie en het schoolhuis en
onuerwijzerswoning.
Alle huisraad in pastorie en onder-
wijzerswoning, van het groote tot het
kleinste, is voor rekening der parochie,
zoo ook vuur en licht. De pastoor en
zijn kapelaans hebben flinke salarissen,
zoo ook de onderwijzers. De kerk en
de scljool hebben haar onkosten aanj
schoonhouden en reparaties en alle be-
noodigdheden, zooals men die ook hier
te lande vindt. Dus het komt een katho
liek huisvader op een bedrag van 20
tot 50 dollars per jaar te staan, dat hij
aan de kerk betalen moet ,want de school
is vrij en men hoort er géén klachten^
dat het te duur is en daarenboven nog
extra collecten voor Indianenmissen, den
H. Vader, het H. Land, de katholieke
universiteit, het seminarie en het Wees
huis dus men kan wel rekenen, dat er
Boven de gewone taks nog] 5 k 6 dollars
bijkomen-.
De tand des tijds doet zich ook ge
voelen aan kerkelijke gewaden, linnen,
ornamenten, huishoudelijke dingen in
pastorie onderwijzerswoning en Ln het
schoollokaal. Dit brengt nieuwe onkos
ten mee. En dan komen groote verslin-
«ders in den langen winter van October
tot half April, de kachels die veel geld
kosten aan hout of kolen, voor kerk
school, pastorie of onderwijzerswoning.
Alles en alles te zamen genomen, komt
hien tot de gevolgtrekking ,dat de Ame
rikaansche Katholieken inderdaad goede
Katholieken moeten zijn, daar hun gods
dienst zulke offers van hen vordert, en
onder zulke omstandigheden zich zoo
verbazend uitbreidt; want alwaar voor
18 jaren op een afstand van 85 kilome
ters zich geen kerk of priester bevond.
Zijn er nu 5 kerken met pastoriën.
De harmonische eenheid, welke er be
staat in 'geheel het land, waar men ker
ken vindt voor bijna alle nationaliteiten
onder dezelfde regel en tucht, is een
opmerkenswaardig iets. Ook de scholen
iaan de parochiekerken verbonden, zijn
statige gebouwen en men vindt er vele
!waarbij nog een bijzonder gebouw is
voor clubs, vergaderingen en vermaak.
Bijna iedere parochie heeft een biblio
theek met goede Katholieke leesstof in,
verscheidene talen. In alle parochiën
;zijn verschillende broederschappen en in
alle het Apostolaat des gebeds, wier
leden zich bezig houden met de zorg
voo rde benoodigdheden van het altaar.
De Katholieke parochiescholen hebben
zulk een goeden naam, dat de leerlingen
jdie haar verlaten en* het hoogere on
derwijs aan een der staatsscholen wil
len voortzetten, er zonder toelatings
examen worden opgenomen. De school
jaren zijn van af 6 tQt 14-jarigen leef
tijd. Oeen kind gaat ter le tl. Communie
tenzij het den 12den verjaardag heeft
gevierd voo rden len Januari van het
jaar, waarin het de le H. Communie
zal ontvangen, en hebben de ouders zich
te verplichten het kind nog twee jaren
na de le H. Communie op de parochie
school te laten, alwaar het dan 2 jaren
apologetische catechismus krijgt. Geen
kind wordt hetzelfde jaar gevormd, waar
in het de le H. Communie ontving.
De school is zoo ingericht, dat zij er
tot hun 17e jaar in kunnen voortgaan
en als een jongen of meisje dan de
school verlaat, heeft het alles geleerd,
wat nuttig kan zijn, boekhouden en ste
nografie ingesloten en het rekenboek
dat het kind kreeg op 6-jarigen leeftijd
toen het op school kwam, is hetzelfde,
dat het nog heeft, als het op 17-jarigen
leeftijd de school verlaat, dat is alles
is er in, wat het zal te leeren hebben.
Cijfers, getallen, rekenkunde, gewone en
tiendeelige breuken, maten en gewich
ten, het meten van oppervlakten, hoe
veelheden, draagvermogens, tijdmeeting,
en tijdverschil .interest, rechten, accijn-
sen, assurantie, belasting, bankrekening
worteltrekking, meetkunde, wisselkoer
sen, enz. zoodLat een jongen vanuit de
parochieschool, onmiddellijk naar het
klein Seminarie gaan kan.
Alle scholen staan onder onmiddellijk
toezicht van den pastoor en in vele bis
dommen is er een priester, die als school
opziener dienst doet. Ook de leesboeken
zijn juweelen van uitvoering, prachtig
in kleurendruk geillustreerd, en in elk
boek, hetzij lees- of spelboek, vindt men
den adem van den godsdienst in woord
en beeld, terwijl eveneens op verschil
lende wijzen aan de kinderen gelegen
heid geboden wordt zich aan Kerk, den
priester of school dienstbaar te maken.
Spanje.
De ramp der „Generaal Chanzy".
De heer Marcel Baudez, de eenige ge
redde van de ramp der „Général Chanzjy"
vertoeft nog steeds in het hospitaal te
Cuidadela. Zijn toestand wekt bezorgd
heid, daar zijn zenuwgestel geheel ge
stoord is. De ongelukkige weent voortdu
rend.
Wij publiceerden reeds een beknopt
resumé van het verhaal, dat de geredde
omtrent de ramp heeft opgegeven. Een
meer uitvoerige beschrijving vonden we
in de Parijsche „Journal":
„Het was ongeveer vijf uur in den mor
gen", aldus verhaalde de heer Baudez.
„Het begon reeds te schemeren, toen een
ontzettend woest om ons heen, dat ik den
deed snellen. Ik vloog de trap op'naar de
commandobrug midden onder de andere
passagiers. De zee brandde en brulde
om ons heen. De golven sloegen zoo
ontlzettend woest om ons heen, dat ik den
aanblik er van nooit zal vergeten. Toen
ik met de anderen op de brug was aange
komen, brak het schip midden door.
De eene helft verdween al aanstonds in
de diepte; de andere werd met vernieuw
de woede door de ziedende baren aan
gevallen. Ik herinnerde mij nog dat ik
een groot voorwerp vastklampte, met han
den en voeten; maar daarna verloor ik
het bewustzijn. Wat er gebeurd is, kan ik
niet zeggen. Toen ik weer bij kennis
kwam, lag i k voorover uitgestrekt op een
zandigen rotsbodem. Ik kon me niet be
wegen. Elke poging om handen of voeten
te verroeren, deed mij zooveel pijn, dat ik
meende alle ledematen gebroken te heb
ben. De golven spoelden over de rots,
allerlei wrakstukken op de kust werpend
die tegen mijn lichaam botsten. Ik verza
melde al mijne krachten en vischte een
paar planken en stangen op, waarmee ik
een soort beschutting vervaardigde, om
daar achter weg te kruipen. Ik heb daar
wel 14 uren gelegen. Men zegt het ten
minste; maar ik weet het niet. Ik was
dood-af. Pijn en koude kwelden mij. Van
wat rondom mij heen gebeurde, kon ik mij
geen rekenschap geven. Eerst na langen
tijd voelde ik iets in mij, dat mij drong
naar redding om te zien. Ik wilde miet
geheel verlaten op deze klippen sterven,
zonder althans oen poging te hebben aan
gewend om aan den dood te ontkomen.
De golven rolden nog steeds over de klip
pen heen naar het strand. Na met de
uiterste krachtsinspanning een plank zoo
gelegd te hebben dat zij mij over de bran
ding met den golfslag naar de kust zou
dragen, klampte ik mij daaraan vast. Doch
eerst na herhaalde pogingen en onder
geweldige schokken, landde ik op vas
ten bodem aan. Ik kroo pverder op, tot
dat ik aan een plaats kwam, die, zooals ik
later vernam, Sorrescuidera heet. Ik trof
daar eenige boeren aan en sprak hen toe,
maar zij verstonden mij niet. Maar toen
zij zagen in welken toestand ik mijbevond.
brachten zij mij hulp. Ik kreeg voedsel,
een bed en droge kleederen. In mijn zak
had ik nog een paar goudstukken, die ik
mijnen redder bood, doch zij weigerden
ze aan te nemen. Met veel moeite wist
ik hun te beduiden dat zij een telegram
aan mijn moeder zouden zenden. .Ein
delijk begreep een der mannen mij, hij
sloeg zijn armen om mij heen en bracht
mij naar het gemeentehuis van Cudadela.
Daar voelde ik mijn krachten langzaam
terugkeeren en vertelde ik, wat er gebeurd
was. Maar ik wist niet, dat ik de eenige
was, die aan de ramp was ontkomen. Na
dat ik verbonden was en eeriïg voedsel
had genomen, kon ik de inenschen zelf
naar de plaats des onheils brengen. Zij
namen levensmiddelen medicijn^ me
de. Maar die voorzorg was vergeefsch!
Een ontzettend schouwspel trof ons daar.
Geheel of half ontkleede lijken spoelden
er heen en weer tusschen tallooze wrak
stukken. De golven sloegen de verminkte
lichani tegen de klippen, namen ze we
der terug, zeewaarts, en speelden met
hen een luguber spel. Van leven was
geen spoor meer te ontdekken./4
Engeland.
Een Köpenick-stukJe op het water.
De Londensche berichtgever van het
„Hbl." schrijft:
„De Engelsche bladen hebben zich des
tijds danig verkneukeld over de Köpe-
nick-geschiedenis van den Berlijnschen
schoenmaker en den burgemeester dien
hij hij er zoo in liet Ioopen. Maar thans
heeft een dergelijke aardigheid in En
geland plaats gehad en niemand minder
dan de bevelhebber van Zijner Majesteits
oorlogsbodem „Dreadnought" is dupe ge
worden. Wel niet van een armen schoen
maker, doch dat doet het geval er niet
minder aardig om zijn.
Het is de „DaiLy Telegraph" die de
geschiedenis vertelt
Een week geleden kreeg de bevelheb
ber van de „Dreadnought" een telegram
geteekend door een hooge marine-auto
riteit, meldende dat dden namiddag de
Abyssinische Prins Makalin en gevolg zijn
schip wenschten te bezoeken, en waarin
hem verzocht werd dien Prins de hem
verschuldigde eer te bewijzen en alle mo
gelijke faciliteiten te verleenen. De oor
logsbodem lag toen bij Portland, gereed
om zee te kiezen voor schietoeefningen.
In den namiddag kwamen werkelijk de
bruin-gekleurde Prins en zijn gevolg aan
vergezeld van een tolk en een attaché van
Buitenlandsche Zaken in uniform en zij
werden in de stoomsloep naar de Dread
nought gebracht, waar zij met eerbewij
zen werden ontvangen; waar niemand
iets verdachts vermoedde en de officieren
zich alle moeite gaven om den Prins en
zijn gevolg de noodige eer te bewijzen,
en hem alles aan boord lieten zien en
verklaarden. Zóó goed waren de Prins
en gevolg in hun rol, dat eender officieren
die het gezelschap inlichtingen gaf, zelfs
niet bemerkt heeft, dat een van het gevolg
zijn eigen broeder is geweest
De pseudo-Abyssinische Prins en ge
volg hadden aan de voorbereiding van de
poets, die zij den officieren van de Dread
nought gespeeld hebben, alle zorg be
steed.
Veertien dagen te voren, dus zegt de
„Daily Telegraph" verder, hadden zij
bij een bekend costumier te Londen de
prachtigste Oostersche kleedij besteld en
geen geld gespaardzij hadden zelfs geen
namaak-juweelen willen hebben, doch
voor een vijfhonderd pond echte juwee
len gekocht om hun toilet te voltooien.
De prinses, die bij het gezelschap behoor
de want er waren drie mannen en ééne
dame bestelde een prachtige japon
van hemelsblauwe zijde, keurig met kant
afgezet. De mannen lieten zich het haar
knippen en bedekten het hoofd met zwar
te wollen pruiken, de haartooi der dame
werd verborgen onder een grooten tul
band. Met de grootste zorgvuldigheid
werden gelaat, handen en armen gekleurd
opdat niemand zou twijfelen, of men had
Oosterlingen voor. Een uniform voor den
toegevoegden Engelschen attaché van
Buitenlandsche Zaken, was natuurlijk ge
makkelijk genoeg te krijgen. Dik ge
maakte negerlippen en goedgemaakte val-
sche zwarte baarden voltooiden het geheel
en zóó zijn de officieren van „His Majes
ty's Ship Dreadnought", er leelijk inge-
loopen.
't Is te hopen, dat voor de bedrijvers
van deze kostelijke grap het naspel niet
onaangenaam zal worden, want gaat de
Admiraliteit het ernstig nemen, dan kon
den zij wel eens een leelijke pijp rooken
wegens het zenden van een vervalscht
telegram aan den commandant van de
„Dreadnought."
Voor de kathedraal.
We deelden voor eenigen tijd mede,
dat de consecratie van de prachtige Katho
lieke Kathedraal in Westminster te Lon
den, den 23sten Juni plaats zou hebben.
De „Tablet" had met het oog op die
plechtigheid een beroep gedaan op de Ka
tholieken om te zorgen, dat voor dien tijd
in alle kapellen altaren zouden zijn opge
richt; er ontbraken nog een vijftal.
In het laatste nummer van het Katholie
ke weekblad wordt nu medegedeeld, dat
ook voor deze vijf laatste altaren toezeg
gingen zijn ingekomen, zoo dat men nu kan
zorgen, dat voor de consecratie alle veer
tien altaren in de Kathedraal gereed zijn.
Tevens deelt het blad nog mede, dat
voor de aflossing van de bouwschuld der
Kathedraal, die nog 7.000 pond bedraagt,
700 pond zijn binnengekomen. Het blad
noemt het te mooi, te mogen hopen, dat
heel die schuld voor den 25sten Juni zal
zijn afgelost.
West-Indië.
Aan een groot gevaar ontsnapt.
De Amigoe meldt, dat de zuster-on-
derwijzeressen voor Bonaire bestemd
die de reis derwaarts met het oorlogsschip
„Utrecht" maakten, na eenige dagen te
vergeefs op den paketschoener te hebben
gewacht, aan boord van de „Utrecht"
•aan een groot gevaar ontlsnapt zijn.
Een plotseling opstekende rukwind,
vergezeld van een heftige regenvlaag
■heeft het h eele tentdak van het achterdek
afgerukt en vernield; de ijzeren stutten
vielen in zee, maar een zware balk van
pl.g» 2U feM, slikte feraJs dgor midden, SB
viel op het dek. De eerwaarde zusters
werden onder het tentzeil bedolven, maar
Goddank, was niemand door den zwaren
balk getroffen. De groote deuken in de
ijzeren lichtkokers gaven aan, hoe zwaar
de balk was neergekomen.
Honderd rappe handen waren aan
stonds bereid om te helpen.
En zoo liep alles nog zonder ongeluk
ken af, maar niet zonder grooten schrik.
Ingezonden Mededeelingen
d 30 cent per regel.
HERMAN F. A. DAMEN ZOON.
Wijnhandelaren Hofleveranciers.
Kantotjr Burgstee#
LEIDEN. (ia)
Een belangrijke vraag.
X. schrijft aan Het Centrum
Prof. Fockema Andreae heeft, naar
aanleiding van de in de onderwijzers
wereld veel besproken neutraliteitsbe-
weging gevraagd of B. en W. bij solli
citanten, behalve met kennis en be
kwaamheid en karakter ook rekening wil
len houden met politieke gevoelens der
sollicitanten, waarop de voorzitter heeft
medegedeeld, dit antwoord niet te kun
nen geven, vóór hij met de andere wet
houders had geraadpleegd.
Wij zullen dus eerstdaags het ant
woord mogen verwachten.
Was de vraag in haar algemeenheid
gesteld, een eenvoudig „ja" of „neen"
zoude er moeilijk op passenthaes wél.
Immers, gelet op de huidige omstan
digheden en op de bewoordingen, waar
in ze gesteld is, is de strekking der vraag
duidelijk deze, of B. en W. bij het op
maken van onderwijzersvoordrachten er
op zullen letten, of sollicitanten op het
standpunt-Ossendorp staan, ja dan
neen. En nu vergete men niet, dat het
niet slechts politieke gevoelens zijn4
waarom het hier gaat, maar dat het
geldt een stelsel, dat door de voorstan
ders op paedagogische gronden wordt
verdedigd, en derhalve wel in toepas
sing zal moeten worden gebracht.
Met belangstelling zien we "het ant
woord tegemoet.
Uit dat antwoord zal vooreerst af te
leiden zijn, wie naar het oordeel van B.
en W. van Leiden de leiding behoort
te hebben ten opzichtte van de uiting
voor het onderwijsde Overheid of de
Onderwijzers.
Vervolgens: verklaren B. en Wl niet
van te voren de noodige maatrege
len te zullen nemen, opdat het. onder
wijs zij, zooals het door de overgroote
meerderheid der ouders wordt ge-
wenscht, wijl, blijkt achteraf, dat het
niet zoo is, immers altijd nog ontslag
kan volgen, dan zal o.i. dat antwoord
van grooten invloed zijn op de houding
der ouders tegenover de openbare
school. Zij toch zullen niet kunnen dul
den, dat hun kinderen gebruikt worden
om de proef te nemen van welk gehalte
de onderwijzers zijn, temeer waar juist,
wijl het kinderen zijn, het verkeerde
vaak pas zal aan het licht komen, wan
neer het is te laat. Bezwaar zullen zij
uds moeten maken tegen eene zoodanige
school
En het gevolg ten opzichte van de
Leerplichtwet? Verklaart de overheid,
dat zij van te voren niet het hare doen
zal om te bereiken, dat het onderwijs
zoodanig zij, als de ouders met recht mó
gen verwachten, dat het op de overheids-
school wezen zal. Ja, dan zal de Leer
plichtwet ten opzichte van de Openbare
School vrijwel illusie geworden zijn, wijfl
zich dan een ieder met goed .-•■ ces op
gemoedsbezwaren eventueel zal kunnen
beroepen.
Ook om deze reden zien we het ant
woord op de belangrijke vraag van prof.
Fockema Andreae met belangstelling te
gemoet.
Heerlijk Jachtrecht.
Het Wbl. v. d. N. Chr. Br. verhaalt:
Ga met me mee en ik breng u op een
akker, waar een brave boer reeds voor
den derden keer z'n zaad heeft uitge
strooid! In 't vroeg van 't jaar haver
ze werd door de fazanten en hazen van
den heerlijken jachtheer totaal afge-
vreten en omgeschrobd; toen boekweit!
Deze bracht het nog niet zoo ver als z'n
voorganger r— 't veld leek een omge
schrobd hoenderplein! Ten einde raad
zou de goede man er knollen op planten
met 'n wanhopig gebaar er tegenover
mij bijvoegende:
„Wat er van komt, dat komt ervan."
En dan moet men weten, dat die brave
boer vader is van acht kinderen, waarvoor
hij hard moet werken en de „heerlijke"
jachtheer daar op een kwartier afstands
op 'n „heerlijk" kasteel woont, waar hij
in allen overvloed leeft en vooral er voor
zorgt, dat zijn garde's er op passen, dat
toch vooral zijn lieve fazantjes en hazen
geen leed aangedaan wordt, als alleen
door hem en zijn jachtvrienden in den
jachttijd!
De bron van het gerucht.
Het Eerste Kamerlid b;.ron v. Heecke-
ren van Keil heeft gister den volgen
den brief gericht tot den voorzitter v,an
de Eerste Kamer
Hoogwelgeboren Heer!
A,a,n het ejnde yan d,e zitting de^er
Kamer van 10 dezer heeft de Minister;
van buitenlandsche zaken gemeend tel
moeten terugkomen op woorden door
mij bij de behandeling der begrooting
van zijn departement reeds vóór de pau-
ze den vorigen dag gesproken.
Niet aanwezig zijnde, ter onmiddeU
lijke beantwoording van deze, blijkbaar
lang overdachte rede des ministers, heb!
ik daarop in de laatste zitting dezen
Kamer op 11 Februari, welke op dien
dag zou uiteengaan, over deze zaak een
nota aangekondigd, die ik mij voorstel
de aan de Kamer te zullen inzenden.
Ik nam mij voor in die nota nogmaals
uitvoerig mijn standpunt in deze zaaks
uiteen te zetten en niet alleen te mijner
rechtvaardiging eene korte raededceling
te doen betreffende de bronnen waaruit
ik mijne wetenschap in deze heb gen
put, maar ook te treden in eene uitter-
aard meer uitvoerige en meer tijd vor
derende beantwoording van het door den,
minister wiens goede trouw ik overi
gens nimmer in twijfel heb getrokken
bijgebrachte
Ik wensch toch slechts aansprakelijk
te worden gesteld voor mijn eigen wooq
den en meening en niet voor allerlei
gevolgtrekkingen ,die de Minister daar-
uit gelieft te trekken. j
Zoo zeide de Minister o. a., dat de
heer Van Heeckeren eene beschuldiging!
had geuit tegen eene bevriende natie
en tegen het hoofd van die bevriendq
natie.
De Minister moge weten, hoe hij die
geheel onjuiste gevolgtrekking zal mo-
tiveeren, maar ondergeteekende protes
teert nu reeds met de meeste klem te
gen dergelijke onjuiste verdachtmaking
kende conclusies.
Van bevriende zijde maakt men mij
echter opmerkzaam dat het groote be
lang mijner nota alleen kan gelegen zijn
in het eerste der beide genoemde pun
ten het noemen n.l. der bron, waaruit
ik mijne mededeeling put en'de ontwik
keling van het tweede punt immers;
op dit oogenblik slechts van zeef,
secundair belang is.
Ik ben daarom te rade geworden oni
de door mij toegezegde nota alleen te
doen loopen over het eerste der beide
genoemde punten, maar deze dan ook
ters>tond aan de Kamer in te zenden.
Nu merk ik dienaangaande op, dat de
minister het wil doen voorkomen, alsof
ik mijn critiek op zijn beleid heb ge
grond op een los gerucht, en dit alsf
een feit zou hebben voorgesteld. Met
den meesten nadruk moet ik tegen deze
voorstelling opkomen. De gebeurtenis
waarop ik doelde is mij destijds mede
gedeeld door den toenmaligen minister
president, met wien ik over den aard
en de beteekenis er van niet eens, maar
herhaaldelijk van gedachten heb gewis
seld en dat ik niet de eenige ben, met
Wien e r over gesproken is, maar aat
deze ook werd medegedeeld aan andere
hooggeplaatste personen, ministers, mi
nisters van staat, Kamerleden, is des
tijds, later en ook in de jongste dagen,
gebleken. Daaruit meen ik deze twee
ledige conclusie te mogen trekken: le,
dat het mij, in voege voormeld, mede
gedeelde mocht en zelfs behoorde te
beschouwen als een vaststaand feit, eq,
2e. dat dit feit niet in die mate geheim;
was gebleven, dat het aan den tegen-
woordigen minister van buitenlandsche
zaken kon onbekend zijn, zoo min als
het onbekend is aan andere zijner col
lega's. Het is toch duidelijk, dat der
gelijke mededeelingen van ministers be
trekkelijk gestelde, positieve feiten, ge
heel in afwijking van mededeelingen om
trent negatieve feiten ,waa.van wordt
gezegd ,dat zij niet hebben plaats ge
had, als voldoenden grond moeten be
schouwd worden om deze voor waar]
aan te nemen.
Naar dien regel heb ik mij gedragen.;
Intusschen geef ik toe de mogelijkheid
dat ook mededeelingen of verklaringen,
zelfs van ministers soms onwaarheid!
zouden kunnen bevatten. Indien het nu
mijnerzijds lichtvaardig is geweest, van
de mij gedane mededeelingen onder de
bestaande omstandigheden als vo.komen
juist en gegrond aan te nemen, dan wil
ik wel erkennen in deze lichtvaardig]
te hebben gehandeld.
Ten slotte veroorloof ik mij de op
merking, dat wanneer de minister van
buitenlandsche zaken had kunnen goed
vinden om deze gewichtige zaak. diq
mij zwaar op het hart weegt, en die ik
ten vorigen jare als lid der Staten-Ge-
neraal op geheel objectieve wijze heb
ter sprake gebracht, op even objectieve
en onpersoonlijke wijze te behandelen,
in stee van dit te doen in den oniheu-
schen vorm, toen daarvoor door hem'
uitgekozen, of had kunnen goedvinden,
zelfs nog de vorige week ,de zaak in
comité-generaal te doen bespreken, deze
niet den onverkwikkelijken loop zou heb
ben genomen, welke zij tengevolge van
de agressieve houding des ministers ntf
dreigt te nemen.
U H.W.Geb. gelieve inïniddels de ver
nieuwde verzekering mijner meeste hoog!
achting aan te nemen. j
(w.g.) CAREL VAN HEECKEREN.
Dr. Kuyper.
In de Tweede Kamerzitting van gister
middag was ingekomen een schrijven van
dr. Kuyper, waarin hij bericht dat hij
zich, zoolang het enquête-voorstel aanhan
gig is, zal onttrekken aan de iyerkzaarahö*-
deq der Kamer,