De Erfgenamen van Judas. BUITENLAND. BINNENLAND. Tweede Blad, behooreade bij De Leidsche Courant van 20 November. Uit de Pers. L De Kuyper-zaak. De Kameroverzichtschrijver van het l,Handelsblad" zegt o. m.: y,Dr. Kuyper heeft de beschuldiging van ,Jintjeshandel afgeweerd door te zeggen: [Bewijs dat maar eens, gij kunt het niet. Dat was echter, in de gegeven omstan digheden, niet voldoende. Zoo spreekt !;een advocaat, niet een volksvertegenwoor diger, oud-Minister, die zich heeft schoon rte wasschen voor de natie. Maar de dus gebleven leemte vulde hij fen slotte aan. Met zijn eerewoord. Daarmede behoort, dunkt ons, de be schuldiging weg te vallen. Als een Ne- 'jderlandsche volksvertegenwoordiger........ joch neen: als een fatsoenlijk man zijn [eerewoord geeft, dan behoort de beschul diger verder te zwijgen, tenzij pit een [feit mocht blijken, dat hij onwaarheid 'ispreekt en dus geen fatsoenlijk man is", Het Nieuws van den Dag schrijft: Maar Dr. Kuyper heeft dan toch ge broken. Hij heeft nog eens ten stelligste 5,op zijn eerlijk woord" elk verband tus- schen het verleenen der ridderorde en de 'ontvangst der gelden voor anti-rev. ver- t.kiezingsdoeleinden ontkend. Daar tegen- [jover staat geen bewijs van het tegendeel. >[Men moge nu den „stijl" van sommige ministrieele handelingen, vroeger en nu, [(blijven afkeuren bij deze stellige ver- j klaring van Dr. Kuyper moet, dunkt ons, het publiek zich neerleggen. Voorshands kan het incident als gesloten worden be- schouwd. Neutraliteit. „Neutraliteit" schijnt zoo langzamer hand niet alleen meer ongodsdienstig- heid. Een aantal openbare onderwijzers in Den Haag hadden zich verzet tegen het op te leggen voorschrift, dat zij den kinderen nationale liederen moesten lee- ren. Zulke propaganda voor het Oranje huis, meenden de heeren, strookte niet met de neutraliteit der openbare school er zijn immers ook menschen, die niet voor het Oranjehuis voelen. Die manier van optreden is niet nieuw. (Men weet, dat ook de Bond van „neu trale" postbeambten zich op dit stand punt plaatste. Intusschen heeft de Raad zich door 'die onhoudbare redeneering niet van de wijs laten brengen en den onderwijzers der openbare scholen gelast den kin deren nationale liederen te leeren, ook al wordt het wettig Staatshooofd erin gehuldigd. Een redelijk besluit, waartoe de vrijzinnig-democratische woordvoer der mr. Treub niet weinig bijbracht. Hoe onhoudbaar het eene, en hoe rede lijk het andere standpunt is wordt men het beste gewaar, als men even in den gedachtengang der socialistische hee ren door-redeneert. Ging hun stelling op, dat men niets in de neutrale school zou mogen onder wijzen, waarmee sommigen het niet eens zijn, dan zou men het onderwijs van alle christelijke en maatschappelijke deugden wel uit de wet mogen schrap pen. Dan mag een onderwijzer den kinde ren ook niet meer leeren, dat het goed is den zwakken en hulpbehoevenden me- demensch bij te staan. Immers, er zijn tegenwoordig Nietzschianen het stel sel wordt zelfs aan de Amsterdamsche iunjversiteit geleeraard die zeggen, dat de zwakken en e'llendigen maar uit tnoeten vallen ,om te meer plaats te taaken voor de sterken en superieuren. Dan mag een onderwijzer den kinde ren niet meer leeren, dat men niet ste len mag in een geordende maatschappij, omdat er lieden zijn die met Proud- ihon leeren, dat juist eigendom dief stal is en dus niet geëerbiedigd behoeft (te worden. FEUILLETON. 43) Dat is mogelijk,- maar om u de waar heid te zeggen, mijnheer schijnt het zeer druk te hebben. De jonge man haalde uit zijn zak een boekje dat nog eenige bladzijden bevatte, (eveneens een potlood en krabbelde toen op een klein papiertje: „Een oud-passagier van „De Hoop" verlangt financieele zaken te regelen met mijnheer Jude Maloeuvre. Breng dat, mijn vriend, zeide hij la chend tot Pieter, en gij zult zien, dat gij bevel zult krijgen mij binnen te laten." Ondanks zijn afkeer om weder zijn meester te storen en 't weinige vertrou wen, dat de vreemdeling hem inboezem de, besloot de kamerdienaar toch weer naar Mijnheer Maloeuvre te gaan. Hij deed het lechter niet, voor een blik ,oin zich heen te werpen, alsof hij zich [afvroeg, of er niets overbleef om gemak kelijk weg te nemen. Heb geen vrees, mijn jongen, zeide 'dje jonge ma,n spottend^ ik kom halen wat Dan mag hij de jeugd niet meer zeg gen, dat men het leven van den even- mensch heeft te eerbiedigen, omdat er anarchisten zijn, die leeren dat het ste ken niet dolken en het smijten met bom men somwijlen een zeer verdienstelijk werk is. Als het systeem der socialisten door gaat, zal de heele „neutrale" school spoedig verdwijnen. Want zóó wordt ze zelfs voor de liberalen.... èn de socialis ten zeiven.... onhoudbaar. Hetgeen nu niet precies te bejamme ren zou zijn. Intusschen toont het geval opnieuw, dat een neutraliteit, zooals de socialisten die de goê-gemeente voor school en vak bond willen aanprijzen, ten slotte onbe staanbaar is. (Limb. Koerier.) Frankrijk. De beruchte milliard ,dat de roof der kloostergoederen in de zakken van het Fransche volk brengen moest, wordt hoe langer hoe denkbeeldiger. Het smelt als sneeuw voor de zon. De prachtige bezitting „La Colombiè- re", te Paray-le Monial en toebehooren- de aan de Paters Jezuïeten kan evenmin als de andere kloostergoederen een kooper vinden. Zelfs op den schreeu wend lagen inzet van 50.000 fr. kwam geen opbod. 11 November heeft zich eindelijk iemand opgedaan, die den banvloek, wel ke koopers van gestolen kloostergoed treft, trotseert. Maar alleen in het geval, dat de bezitting voor een peulschilletje te krijgen was. De liquidateur heeft zijn prijs verlaagd, nogmaals verlaagd en ein delijk is de heele bezitting aan een koo per gekomen voor 30020 fr., een som die nauwelijks voldoende is om de lasten te dekken, die er op rusten. Mevrouw Steinheil en hare vrienden hebben nog altijd de hoop niet opge geven, dat zij nog eens de drie mannen en de rosrsige vrouw zullen vinden die volgens hen den dubbelen moord in de „Impasse Ronsin" te Parijs hebben ge pleegd. Zij hebben nu een nieuw spoor ont dekt, waarvan zij groote verwachting hebben. De moordenaar zou, volgens hen, een schilder zijn, wiens uiterlijk eenigszins gelijkt op Burlingham het geen mevr. Steinheil's vergissing, toen zij dien Engelschman beschuldigde ver klaart. De bedoelde schilder, die in de buurt van Steinheil woonde en vaak op diens atelier werkte, had dikwijls geldgebrek en hij heeft zelfs eens bij een schrijf ster een inbraak gepleegd. Drie dagen vóór den moord kocht die schilder drie priester-soutaneshij had die noodig voor een schilderij zeide hij. Op den avond vóór den moord heeft men hem gezien met twee andere man nen, die evenals hij, groote zwarte hoe den droegen, en met een rossig blonde vrouw. Na den moord is de schilder opeens uit Parijs vertrokken, naar een afgelegen plaats in den omtrekmaar hij hield zijn adres geheim. Als men dien schilder nu maar vond. Doch.... de bijzonderheden kloppen haast al te precies met mevr. Steinheil's sig nalement van de moordenaars. Men gelooft nu, dat mevr. jSteinheil in Italië is Zij moet. volgens sommigen met hare dochter te Chiasso, volgens anderen met haren verdediger te Venetië zijn gezien. Naar uit Parijs aan de Lok. Anz. ge meld wordt, heeft er zich het volgende amusante géval voorgedaan. Het minis terie van koloniën is bezig te verhuizen uit het Louvre, waar men reeds lang de aanwezigheid van het departement een gevaar geacht had voor de kostbare kunstverzamelingen. Bij het overbrengen men mij schuldig is. Pieter trad opnieuw de kamer van zijn meester binnen. Zijt gij er nu al weer? zeide hij, het boek sluitend, waarvan hij voor de honderdste maal dezelfde bladzijde had overgelezen. Er is geen (sprake van bezoek of van een aanvraag om hulp. Hij komt, zooals hij zegt# om financieele zaken te regelen. Ik ben aan niemand iets schuldig. Ziehier het papier, mijnheer. Toen hij de woorden: „Passagier van „De Hoop" gelezen had, werd hij bleek. Het is een ,arme schipbreukeling, zeide hij tot Pieter, Iaat hem boven ko men. De bezoeker trad binnen. Nestor Chambry, de dienaar van Pont-Joubert, aldus diende de vreemde zich aan. De dagbladen hadden toch gemeld dat „De Hoop" met man en muis was vergaan. Dat is ook zoo. Zijt gij alleen geredi?, Ja, dat ben ik. De bezoeker zette zich neer. Gij zult zeker wel iets van de schip breuk willen vernemen. In het begin was d>e tocht prachtig. Mijnheer Pftnt-Joubert eischte geinig van de enorme akten en stukken werden er interressante dokumenten opgedolven. Zoo is er een heele koloniale bezitting voor den dag gekomen, n.l. het minia tuur-eilandje Clipperton, dicht bij de landengte van Panama. Frankrijk had het eilandje in 1888 bezet, zonder er zich ,verder veel aan gelegen te laten liggen, tot korten tijd geleden Mexiko het 2ïch toeeigende. In het diplomatieke geschil dat volgde, kon Frankrijk zijn aanspra ken niet voldoende met dokumenten steunen, zoodat het eiland verloren scheen. Maar nu is bij de verhuizing het kostbare stuk, dat Frankrijks recht onaanvechtbaar aantoont, ontdekt. Nog een verhuizing, is er reeds ge zegd, en het koloniale bezit van Frank rijk wordt verdubbeld. Een vrouw uit Saint Denis is wegens ontvoering van 3 kinderen gearresteerd. Het bleek, dat het arme mensch gek was geworden door het lezen van het proces-Steinheil. Ze wilde de kleinen naar de vroegere woning van Mad. Stein heil in het Ronsinstraatje brengen.... Het treurige feit is wel .teekenend voor de spanning, waarin de op sen satie beluste Franschen tijdens de af- geloopen proces-dagen verkeerden. Noord-Amerika, Onder de vrienden van den Amerikaan- schen millionair J. J. Astor heerscht groote ongerustheid, nu men sedert den storm in West-Indië, waardoor Jamaica zoo ernstig werd geteisterd, niets meer heeft gehoord van het jacht „Nourma- hal", warmee de heer Astor in West- Indië reisde. Het jacht bevond zich tij dens den orkaan in de nabijheid van Jamaica. Het uitblijven van eenig be richt sedert dien tijd geeft dus wel re den tot ongerustheid. De regeering heeft een kotter uitgezonden, om het jacht op te sporen. Een ander Amerikaansch financier, de heer Higgens, is eveneens ongelukkig geweest op zijn zeetocht. Bij Madeira is zijn jacht „Varuna" verongelukt. Het vaartuig liep op de rotsen en moest door de opvarenden, die allen in veiligheid zijn, verlaten worden. De directeur van de havendouane gaf last 37 ambtenaren van de douane te schorsen, naar aanleiding van een dezer dagen ingesteld onderzoek. Zij worden beschuldigd zich ten gunste van de Ame- rikaansche Suikerraffinaderij-Mij. aan frauduleuze handelingen te hebben schuldig gemaakt. Nicaragua. Twee Amerikanen, van wie gebleken was dat zij dienst deden bij het revolution- naire- leger, zijn gevangen genomen, en door Zelaya ter dood .veroordeeld. Be richten bij het departement van buiten- sche zaken ingekomen wijzen er op, dat die vonnissen reeds ten uitvoer zijn ge legd. Twee Amerikaansche oorlogssche pen hebben bevel ontvangen met spoed naar Nicaragua te vertrekken. De ontmoeting van president Taft met den nieuwen gezant van Nicaragua is voor onbepaalden tijd uitgesteld. Te New-Orleans aankomende passa giers zeggen, dat er meer dan 500 per sonen onder verdenking van revolutionai re neiging hebben, kortweg doodgescho ten zijn. De door Zelaya bevolen terecht- stellingèn houden aan. China. Nieuwe banen. Er zullen in het geheel 2000 Chinee- sche studenten naar de Vereenigde Sta ten worden gezonden, om daar aan de Amerikaansche hoogescholen hunne stu diën te voltooien. Onlangs is de eerste groep, die 47 studenten telde, onder de leiding van een Chinees die in Ameri ka zijne opvoeding genoot, uit China vertrokken. Deze jongelieden werden gekozen uit een aantal van 600 candidaten. Zij zullen allen op de technische wetenschappen diensten van mij. Maar zee en wind had den samengespannen om „De Hoop" te vernietigen. Toen de kapitein ons me dedeelde dat er gevaar was, verliet ik mijnheer Pont-Joubert niet. Hij scheen kalm. De crisis naderde. Men plaatste sloepen in het water. Hij stapte in een sloep. Maar toen sloeg een zeegolf over het schip, die mij meesleepte en in zee wierp. Ik had nog. juist een voorwerp kunnen pakken. Toen ik rond kon zien, zag ik de top van een mast in de verte eenige ongelukkigen, die tegen den dood streden, en ook mijn meester, die zich aan een plank had vastgeklampt Ik be proefde hem te naderen, maar een golf kwam over mij en ik zag niets meer. Ik bleef twee dagen en twee nachten op zee zwerven. Ik had op 't laatst bijna geen kracht meer om het stuk hout vast te houden, dat mij ondersteunde. .Geluk kig zag men mij van een schip. Na gen half uur was ik aan boord daarvan. Het was een Engelsch schip dat koers zette naar Guadeloupe. Ik bood mijn diensten aan. Een maand later monsterde ik op een schip dat 'n reis van zes maanden maakte. Ik had geld noodig om naar Frankrijk te komen. Met moeite verdiende ik het geld voor mijn overtocht. Mijn reis ging naar Nantes, en van Nantes kwam ik hierheen. Xpgn i& in de r,U£ M^cey ky^m, w&s toeleggen, in tegenstelling met de meer derheid der in de laatste jaren naar het buitenland vertrokken studenten, die zich meerendeels tot de studie der rechts- en staatswetenschappen voelden aange trokken. Men begint dus in China in te zien, dat het land meer behoefte heeft aan stoere werkers dan aan adspirant-polici, die allen op hunne wijze aan ,,de red ding van den staat" meenen te moeten medewerken, en zich onder de ontevre denen scharen, wanneer de „redding" niet gauw genoeg volgt. Verklaring van Dr. Kuiper. Het Donderdag in de Kamerzitting door dr. Kuyper gesprokene luidt al dus M. d. V. Zij mij een kort bescheid ge oorloofd over wat voorkomt in de 4de van het Voorloopig Verslag. Eenig doel van mijn schrijven op 28 Juni 1909 was de rauwe beschuldiging van mij af te werpen, alsof ik mij aan het ambtsmisdrijf van mij te laten omkoopen had schuldig gemaakt. Van niets minder toch werd ik openlijk be ticht, en „Lintjeshandel" was het nieuw gevormde woord, waarmede mijn onder steld misdrijf den volke werd kond ge daan. Er zou mij persoonlijk in 1903, zoo stond in het eerste courantenbericht, niet minder dan f 11.000 zijn geschon ken, en men zag voorbij, dat de brief van mijne dochter, waarin van de f 11.000 sprake is, niet van 1903, maar eerst van 6 April 1905 dagteekende. Van deze oorspronkelijke aanklacht staat thans in het V. V. alleen nog te lezen, dat men het „overbodigacht- te", er nader op in te gaan. Ook hier over alzoo geen woord meer. Op dit punt teruggeslagen, wierp men het toen over een anderen boeg. Niet persoonlijk streek ik geld op, maar het geld had gestrekt voor een electoraal doel. Ook hierbij gold uiteraard de on- omstootelijke rechtsregel van het: affir- manti in'cumbit probatio, d.w.z. Wie beschuldigt, moet dan ook zelf zijn aanklacht waar m^ken. Dit bewijs nu mislukte evenzeer. Zelfs de Nieuwe Courant begon met te erkennen, dat er tusschen de electorale gift en de decoratie geenerlei verband was aangetoond. Ook op dit punt had ik, blijkens mijn tweede ingezonden stuk van 7 Juli j.l. in De Standaard, mijn betichters nader te woord willen staan, maar ik stelde hierbij als beding, dat eerst de publicatie van al het dusgenaam de bewijsmateriaal moest zijn afgeloo- pen. Aan deze voorwaarde werd niet voldaan. Vandaar mijn aanvankelijk zwij gen na mijn terugkomst. Een zwijgen, dat ik volhield ook in de Afdeeling, om dat ik, zelf rapporteur zijnde, allicht van partijdig refereeren zou verdacht zijn. Nu echter deze zaak in de Volks vertegenwoordiging aan de orde is ge steld, wensch ik in de volle vergadering te spreken. Het eerste punt, dat in deze zaak valt uit te maken, is natuurlijk de vraag, of de decoratie op 31 Aug. 1903 verleend, gegeven was uit gunstbetoon, dan wel ter eering van verdienste. Het laatste nu bleek het geval te zijn geweest. Jon ge mannen, uit ons land herkomstig, hadden hun leven gewaagd in de wor steling der Boeren tegen Engelsche over macht. Ze waren in dien oorlog krijgs gevangen gemaakt, en naar St. Helena weggevoerd. Zij leden in die gevangen schap namelooze ellende, door ongedier te, slechte behuizing en gebrekkige voe ding, en onze Consul kon niets voor hen doen terwijl tot overmaat van ramp het Christelijk Nationaal Boeren-Comi- té te Rotterdam, dat zich hun lot aan trok, uit geldgebrek buiten staat bleek om hen te doen repatrieeren. De oproe ping van dit Comité in de bladen om een bedrag van ten minste drie duizend gulden alleen voor de reiskosten, bleef zoo goed als onbeantwoord. De neder laag der Boeren had hier blijkbaar de ik zeer teleurgesteld, er was niemand Gelukkig herinnerde ik mij, dat gij vroe ger in dienst waart bij Mozes Molsein, en ik dacht bij mij zelf, dat men daar uw adres wel zou weten. Hebt gij gezegd, wie gij waart? Neen, antwoordde Nestor Chambry, dat was niet noodig. Indien ik u niet gevonden had, zou ik mijn toevlucht ge nomen hebben tot een oud middel, ik zou naar een redactiebureau gegaan zijn en het verhaal van mijn schipbreuk ge daan hebben. Gij zoudt het dan gelezen en mij ontboden h ebben. Maar zooveel moeite behoefde ik niet te doen, een klerk van Mozes Molsein zeide mij dat gij sinds korten tijd te Asnières woondet; Asnières is niet zoo groot en ik heb er u gevonden. Maar waarom wendt gij u tot mij? vroeg Maloeuvre. Slechts om de vervulling uwer be lofte. Mijn belofte? Heb ik u dan wat beloofd Gij hebt mij gezegd „Indien gij terug komt zonder uwen meester zal u eene schadeloosstelling van twin tigduizend francs worden uitbetaald". Mijn meester is niet teruggekeerd. Dat heb ik niet gezegd, zeide Ma- ioeuyre. geestdrift gebluscht. Ook een verzoek schrift aan deze Kamer bleef zonder ge*, volg. Zoo scheen alle hoop verloren om! deze ongelukkigen te hulp te komen. En toen nu de heer Rud. Lehmann, die ook} voor andere nationale belangen zich' meer dan eens geldelijk geïnteresseerd had, bleek, hij alleen, alle geld beschikt baar te hebben gesteld, om aan deze! krijgsgevangenen niet alleen de volle reiskosten te vergoeden, maar ook voor hun uitrusting, kleeding en ontvangst te zorgen, scheen het eisch van goede politiek, deze nationale daad te eeren. En dit te meer, daar genoemd Comité! zich reeds op 15 September tot den Minister van Buitenlandsche Zaken ge wend had, met verzoek om hulp van' Regeeringswege, een verzoek waarop den ze Minister bij schrijven van 16 Sep tember tot zij^eedw'ezen afwijzend had moeten beschrcken. Nu alzoo de heef. Rud. Lehmann bleek gedaan te hebben# wat de Regeering zoo gaarne had w i 1- len doen, maar niet kon doen, hechtte; zij van zelf aan deze daad te hoogef beteekenis. Vergelijkt men toch het mo tief voor alle overige op 31 Aug. 1903 verleende decoratiën, met de beweegt redenen voor deze onderscheiding, dan!' zou het moeilijk vallen, er vele te vinden/ die beter verdiend en daardoor in strik'-* ter zin gerechtvaardigd waren. Eenparig!! heeft de geheele Ministerraad zich dan!: ook met de voordracht hiertoe vereenigd/ en werd alleen door den Minister van Buitenlandsche Zaken opgemerkt, dat aan een Consul-generaal niet de rid-4 derorde, maar het officierskruis van Oranje-Nassau behoorde te beurt te val len. Aan de in dier voege gewijzigdej voordracht verleende H. M. de Konin gin toen Hare hooge goedkeuring. De; verrichte daad viel nog te hooger tel waardeeren omdat de heer Rud. Leh mann uitdrukkelijk aan het Comité ver zocht had, zijn naam als gever geheim' te houden. De gerepatrieerden wisten dan ook zelve niet wie hun weldoener was, en bij de feestelijke ontvangst in Caledonia verzocht daarom één hunner in aller naam, of het Comité aan hun „on bekenden redder" aller dank wilde over brengen. De vraag, of vooraf bij den Commis saris der Koningin in Noord-Holland in- formatiën naar hem waren ingewonnen,- verraadt onbekendheid met de diploma tieke usantien. Naar een bij de Regee ring nog te accrediteeren Con sul-Generaal wordt, zoo hij Nederlander is, geinformeerd vóór het verleenen van de Exequatur. Van dat oogenblik af daarentegen staat de geaccrediteerde met de Regeering in rechtstreeksche be trekking, en kan van nadere informatiën geen sprake meer zijn evenmin als de Regeering, ozo zij een Kamerlid zal voor dragen, nog nadere informatiën inwint Regeering, zoo zij een Kamerlid zal voor- onbekende, niet over iemand met wie zij zelve in voortdurende betrekking staat. Tijdens de bij zijn aanstelling in gewonnen informatiën nu was door den Commissaris van Noord-Holland bericht,- dat „noch bij hem, noch bij den Burge meester van Amsterdam bedenking be stond tegen de benoeming van den heer Rud. Lehmann als Consul-generaal van Griekenland, te Amsterdam." Toen bij KonJ .Besluit van 1 Mei 1909, No. 92, de zelfde heer Lehmann benoemd is tot eerelid van de Vereeniging het Ned. Roo- de Kruis ,is dan ook evenmin naderei informatie naar hem ingewonnen. Bij een geaccrediteerd persoon ware dit een ongerijmdheid. Dat de voordracht van den Minister van Buitenlandsche Zaken had behooren uit te gaan, is eene bewering, die even zoo slechts uit onbekendheid met de be staande usantien kon opkomen. De voor dracht behoort van Buitenlandsche Za ken uit te gaan, zoo iemand in zijnj q u a 1 i t e i t van Gezant of Consul-gene raal gedecoreerd wordt. Hiervan echter was hier geen sprake. Het was niet de Grieksche ambtenaar, maar de Nederlandsche onderdaan Rud. Lehmann, die een Nederlandsch belang bevorderd had. Ook de voordracht van dezen zelfden heer Lehmann tot eerelid Gij moet u niet leuk houden, om er van af te komen. Indien zij mij niet dadelijk worden uitbetaald, dan komt gij er niet met twintigduizend francs af. Ik zou u kunnen wantrouwen# zeide Maloeuvre. Dan ga ik naar de politie. Indien ik u deze som uitbetaal, be wijst mij niets, dat gij niet zult terug komen om mij opnieuw geld af te per sen. Een onbeschaafd man zou dat mis schien doen,- maar ik niet; een zaak, die eenmaal afgehandeld is, blijft afgehan deld. Ik heb een plan. Op weg heb ik een Italiaan ontmoet, met wien ik mij ga ver eenigen om een theater te openen. Maar of ik failliet ga of niet, gij zult mij nooit terugzien. Ik heb geen twintig duizend fres, zeide Maloeuvre. Dat is mogelijk, ik kan tot morgea wachten. Ik wil niet dat gij weder te Asnières verschijnt. Breng het dan ergens anders. Hebt gij eene woning?, Zeker. Waar woont gij? Rue de la Goutte-d'Or# no. 48. (Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1909 | | pagina 5