De Erfgenamen van Judas.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Tweede Blad, behooreade
bij De Leidsche Courant
van 20 November.
Uit de Pers.
L De Kuyper-zaak.
De Kameroverzichtschrijver van het
l,Handelsblad" zegt o. m.:
y,Dr. Kuyper heeft de beschuldiging van
,Jintjeshandel afgeweerd door te zeggen:
[Bewijs dat maar eens, gij kunt het niet.
Dat was echter, in de gegeven omstan
digheden, niet voldoende. Zoo spreekt
!;een advocaat, niet een volksvertegenwoor
diger, oud-Minister, die zich heeft schoon
rte wasschen voor de natie.
Maar de dus gebleven leemte vulde hij
fen slotte aan. Met zijn eerewoord.
Daarmede behoort, dunkt ons, de be
schuldiging weg te vallen. Als een Ne-
'jderlandsche volksvertegenwoordiger........
joch neen: als een fatsoenlijk man zijn
[eerewoord geeft, dan behoort de beschul
diger verder te zwijgen, tenzij pit een
[feit mocht blijken, dat hij onwaarheid
'ispreekt en dus geen fatsoenlijk man is",
Het Nieuws van den Dag schrijft:
Maar Dr. Kuyper heeft dan toch ge
broken. Hij heeft nog eens ten stelligste
5,op zijn eerlijk woord" elk verband tus-
schen het verleenen der ridderorde en de
'ontvangst der gelden voor anti-rev. ver-
t.kiezingsdoeleinden ontkend. Daar tegen-
[jover staat geen bewijs van het tegendeel.
>[Men moge nu den „stijl" van sommige
ministrieele handelingen, vroeger en nu,
[(blijven afkeuren bij deze stellige ver-
j klaring van Dr. Kuyper moet, dunkt ons,
het publiek zich neerleggen. Voorshands
kan het incident als gesloten worden be-
schouwd.
Neutraliteit.
„Neutraliteit" schijnt zoo langzamer
hand niet alleen meer ongodsdienstig-
heid.
Een aantal openbare onderwijzers in
Den Haag hadden zich verzet tegen het
op te leggen voorschrift, dat zij den
kinderen nationale liederen moesten lee-
ren. Zulke propaganda voor het Oranje
huis, meenden de heeren, strookte niet
met de neutraliteit der openbare school
er zijn immers ook menschen, die niet
voor het Oranjehuis voelen.
Die manier van optreden is niet nieuw.
(Men weet, dat ook de Bond van „neu
trale" postbeambten zich op dit stand
punt plaatste.
Intusschen heeft de Raad zich door
'die onhoudbare redeneering niet van de
wijs laten brengen en den onderwijzers
der openbare scholen gelast den kin
deren nationale liederen te leeren, ook
al wordt het wettig Staatshooofd erin
gehuldigd. Een redelijk besluit, waartoe
de vrijzinnig-democratische woordvoer
der mr. Treub niet weinig bijbracht.
Hoe onhoudbaar het eene, en hoe rede
lijk het andere standpunt is wordt men
het beste gewaar, als men even in den
gedachtengang der socialistische hee
ren door-redeneert.
Ging hun stelling op, dat men niets
in de neutrale school zou mogen onder
wijzen, waarmee sommigen het niet eens
zijn, dan zou men het onderwijs van
alle christelijke en maatschappelijke
deugden wel uit de wet mogen schrap
pen.
Dan mag een onderwijzer den kinde
ren ook niet meer leeren, dat het goed
is den zwakken en hulpbehoevenden me-
demensch bij te staan. Immers, er zijn
tegenwoordig Nietzschianen het stel
sel wordt zelfs aan de Amsterdamsche
iunjversiteit geleeraard die zeggen,
dat de zwakken en e'llendigen maar uit
tnoeten vallen ,om te meer plaats te
taaken voor de sterken en superieuren.
Dan mag een onderwijzer den kinde
ren niet meer leeren, dat men niet ste
len mag in een geordende maatschappij,
omdat er lieden zijn die met Proud-
ihon leeren, dat juist eigendom dief
stal is en dus niet geëerbiedigd behoeft
(te worden.
FEUILLETON.
43)
Dat is mogelijk,- maar om u de waar
heid te zeggen, mijnheer schijnt het zeer
druk te hebben.
De jonge man haalde uit zijn zak een
boekje dat nog eenige bladzijden bevatte,
(eveneens een potlood en krabbelde toen
op een klein papiertje:
„Een oud-passagier van „De Hoop"
verlangt financieele zaken te regelen met
mijnheer Jude Maloeuvre.
Breng dat, mijn vriend, zeide hij la
chend tot Pieter, en gij zult zien, dat gij
bevel zult krijgen mij binnen te laten."
Ondanks zijn afkeer om weder zijn
meester te storen en 't weinige vertrou
wen, dat de vreemdeling hem inboezem
de, besloot de kamerdienaar toch weer
naar Mijnheer Maloeuvre te gaan.
Hij deed het lechter niet, voor een blik
,oin zich heen te werpen, alsof hij zich
[afvroeg, of er niets overbleef om gemak
kelijk weg te nemen.
Heb geen vrees, mijn jongen, zeide
'dje jonge ma,n spottend^ ik kom halen wat
Dan mag hij de jeugd niet meer zeg
gen, dat men het leven van den even-
mensch heeft te eerbiedigen, omdat er
anarchisten zijn, die leeren dat het ste
ken niet dolken en het smijten met bom
men somwijlen een zeer verdienstelijk
werk is.
Als het systeem der socialisten door
gaat, zal de heele „neutrale" school
spoedig verdwijnen. Want zóó wordt ze
zelfs voor de liberalen.... èn de socialis
ten zeiven.... onhoudbaar.
Hetgeen nu niet precies te bejamme
ren zou zijn.
Intusschen toont het geval opnieuw,
dat een neutraliteit, zooals de socialisten
die de goê-gemeente voor school en vak
bond willen aanprijzen, ten slotte onbe
staanbaar is. (Limb. Koerier.)
Frankrijk.
De beruchte milliard ,dat de roof der
kloostergoederen in de zakken van het
Fransche volk brengen moest, wordt
hoe langer hoe denkbeeldiger. Het smelt
als sneeuw voor de zon.
De prachtige bezitting „La Colombiè-
re", te Paray-le Monial en toebehooren-
de aan de Paters Jezuïeten kan evenmin
als de andere kloostergoederen een
kooper vinden. Zelfs op den schreeu
wend lagen inzet van 50.000 fr. kwam
geen opbod.
11 November heeft zich eindelijk
iemand opgedaan, die den banvloek, wel
ke koopers van gestolen kloostergoed
treft, trotseert. Maar alleen in het geval,
dat de bezitting voor een peulschilletje
te krijgen was. De liquidateur heeft zijn
prijs verlaagd, nogmaals verlaagd en ein
delijk is de heele bezitting aan een koo
per gekomen voor 30020 fr., een som
die nauwelijks voldoende is om de lasten
te dekken, die er op rusten.
Mevrouw Steinheil en hare vrienden
hebben nog altijd de hoop niet opge
geven, dat zij nog eens de drie mannen
en de rosrsige vrouw zullen vinden die
volgens hen den dubbelen moord in de
„Impasse Ronsin" te Parijs hebben ge
pleegd.
Zij hebben nu een nieuw spoor ont
dekt, waarvan zij groote verwachting
hebben. De moordenaar zou, volgens
hen, een schilder zijn, wiens uiterlijk
eenigszins gelijkt op Burlingham het
geen mevr. Steinheil's vergissing, toen
zij dien Engelschman beschuldigde ver
klaart.
De bedoelde schilder, die in de buurt
van Steinheil woonde en vaak op diens
atelier werkte, had dikwijls geldgebrek
en hij heeft zelfs eens bij een schrijf
ster een inbraak gepleegd. Drie dagen
vóór den moord kocht die schilder drie
priester-soutaneshij had die noodig
voor een schilderij zeide hij.
Op den avond vóór den moord heeft
men hem gezien met twee andere man
nen, die evenals hij, groote zwarte hoe
den droegen, en met een rossig blonde
vrouw.
Na den moord is de schilder opeens
uit Parijs vertrokken, naar een afgelegen
plaats in den omtrekmaar hij hield zijn
adres geheim.
Als men dien schilder nu maar vond.
Doch.... de bijzonderheden kloppen haast
al te precies met mevr. Steinheil's sig
nalement van de moordenaars.
Men gelooft nu, dat mevr. jSteinheil
in Italië is Zij moet. volgens sommigen
met hare dochter te Chiasso, volgens
anderen met haren verdediger te Venetië
zijn gezien.
Naar uit Parijs aan de Lok. Anz. ge
meld wordt, heeft er zich het volgende
amusante géval voorgedaan. Het minis
terie van koloniën is bezig te verhuizen
uit het Louvre, waar men reeds lang
de aanwezigheid van het departement
een gevaar geacht had voor de kostbare
kunstverzamelingen. Bij het overbrengen
men mij schuldig is.
Pieter trad opnieuw de kamer van zijn
meester binnen.
Zijt gij er nu al weer? zeide hij,
het boek sluitend, waarvan hij voor de
honderdste maal dezelfde bladzijde had
overgelezen.
Er is geen (sprake van bezoek of
van een aanvraag om hulp. Hij komt,
zooals hij zegt# om financieele zaken te
regelen.
Ik ben aan niemand iets schuldig.
Ziehier het papier, mijnheer.
Toen hij de woorden: „Passagier van
„De Hoop" gelezen had, werd hij bleek.
Het is een ,arme schipbreukeling,
zeide hij tot Pieter, Iaat hem boven ko
men.
De bezoeker trad binnen.
Nestor Chambry, de dienaar van
Pont-Joubert, aldus diende de vreemde
zich aan.
De dagbladen hadden toch gemeld
dat „De Hoop" met man en muis was
vergaan.
Dat is ook zoo.
Zijt gij alleen geredi?,
Ja, dat ben ik.
De bezoeker zette zich neer.
Gij zult zeker wel iets van de schip
breuk willen vernemen.
In het begin was d>e tocht prachtig.
Mijnheer Pftnt-Joubert eischte geinig
van de enorme akten en stukken werden
er interressante dokumenten opgedolven.
Zoo is er een heele koloniale bezitting
voor den dag gekomen, n.l. het minia
tuur-eilandje Clipperton, dicht bij de
landengte van Panama. Frankrijk had het
eilandje in 1888 bezet, zonder er zich
,verder veel aan gelegen te laten liggen,
tot korten tijd geleden Mexiko het 2ïch
toeeigende. In het diplomatieke geschil
dat volgde, kon Frankrijk zijn aanspra
ken niet voldoende met dokumenten
steunen, zoodat het eiland verloren
scheen. Maar nu is bij de verhuizing
het kostbare stuk, dat Frankrijks recht
onaanvechtbaar aantoont, ontdekt.
Nog een verhuizing, is er reeds ge
zegd, en het koloniale bezit van Frank
rijk wordt verdubbeld.
Een vrouw uit Saint Denis is wegens
ontvoering van 3 kinderen gearresteerd.
Het bleek, dat het arme mensch gek
was geworden door het lezen van het
proces-Steinheil. Ze wilde de kleinen
naar de vroegere woning van Mad. Stein
heil in het Ronsinstraatje brengen....
Het treurige feit is wel .teekenend
voor de spanning, waarin de op sen
satie beluste Franschen tijdens de af-
geloopen proces-dagen verkeerden.
Noord-Amerika,
Onder de vrienden van den Amerikaan-
schen millionair J. J. Astor heerscht
groote ongerustheid, nu men sedert den
storm in West-Indië, waardoor Jamaica
zoo ernstig werd geteisterd, niets meer
heeft gehoord van het jacht „Nourma-
hal", warmee de heer Astor in West-
Indië reisde. Het jacht bevond zich tij
dens den orkaan in de nabijheid van
Jamaica. Het uitblijven van eenig be
richt sedert dien tijd geeft dus wel re
den tot ongerustheid. De regeering heeft
een kotter uitgezonden, om het jacht op
te sporen.
Een ander Amerikaansch financier, de
heer Higgens, is eveneens ongelukkig
geweest op zijn zeetocht. Bij Madeira
is zijn jacht „Varuna" verongelukt. Het
vaartuig liep op de rotsen en moest door
de opvarenden, die allen in veiligheid
zijn, verlaten worden.
De directeur van de havendouane gaf
last 37 ambtenaren van de douane te
schorsen, naar aanleiding van een dezer
dagen ingesteld onderzoek. Zij worden
beschuldigd zich ten gunste van de Ame-
rikaansche Suikerraffinaderij-Mij. aan
frauduleuze handelingen te hebben
schuldig gemaakt.
Nicaragua.
Twee Amerikanen, van wie gebleken
was dat zij dienst deden bij het revolution-
naire- leger, zijn gevangen genomen, en
door Zelaya ter dood .veroordeeld. Be
richten bij het departement van buiten-
sche zaken ingekomen wijzen er op, dat
die vonnissen reeds ten uitvoer zijn ge
legd. Twee Amerikaansche oorlogssche
pen hebben bevel ontvangen met spoed
naar Nicaragua te vertrekken.
De ontmoeting van president Taft met
den nieuwen gezant van Nicaragua is
voor onbepaalden tijd uitgesteld.
Te New-Orleans aankomende passa
giers zeggen, dat er meer dan 500 per
sonen onder verdenking van revolutionai
re neiging hebben, kortweg doodgescho
ten zijn. De door Zelaya bevolen terecht-
stellingèn houden aan.
China.
Nieuwe banen.
Er zullen in het geheel 2000 Chinee-
sche studenten naar de Vereenigde Sta
ten worden gezonden, om daar aan de
Amerikaansche hoogescholen hunne stu
diën te voltooien. Onlangs is de eerste
groep, die 47 studenten telde, onder
de leiding van een Chinees die in Ameri
ka zijne opvoeding genoot, uit China
vertrokken.
Deze jongelieden werden gekozen uit
een aantal van 600 candidaten. Zij zullen
allen op de technische wetenschappen
diensten van mij. Maar zee en wind had
den samengespannen om „De Hoop"
te vernietigen. Toen de kapitein ons me
dedeelde dat er gevaar was, verliet ik
mijnheer Pont-Joubert niet. Hij scheen
kalm. De crisis naderde. Men plaatste
sloepen in het water. Hij stapte in een
sloep. Maar toen sloeg een zeegolf over
het schip, die mij meesleepte en in zee
wierp. Ik had nog. juist een voorwerp
kunnen pakken. Toen ik rond kon zien,
zag ik de top van een mast in de verte
eenige ongelukkigen, die tegen den dood
streden, en ook mijn meester, die zich
aan een plank had vastgeklampt Ik be
proefde hem te naderen, maar een golf
kwam over mij en ik zag niets meer. Ik
bleef twee dagen en twee nachten op
zee zwerven. Ik had op 't laatst bijna geen
kracht meer om het stuk hout vast te
houden, dat mij ondersteunde. .Geluk
kig zag men mij van een schip. Na gen
half uur was ik aan boord daarvan.
Het was een Engelsch schip dat koers
zette naar Guadeloupe.
Ik bood mijn diensten aan. Een maand
later monsterde ik op een schip dat 'n reis
van zes maanden maakte. Ik had geld
noodig om naar Frankrijk te komen. Met
moeite verdiende ik het geld voor mijn
overtocht. Mijn reis ging naar Nantes, en
van Nantes kwam ik hierheen.
Xpgn i& in de r,U£ M^cey ky^m, w&s
toeleggen, in tegenstelling met de meer
derheid der in de laatste jaren naar het
buitenland vertrokken studenten, die zich
meerendeels tot de studie der rechts-
en staatswetenschappen voelden aange
trokken.
Men begint dus in China in te zien,
dat het land meer behoefte heeft aan
stoere werkers dan aan adspirant-polici,
die allen op hunne wijze aan ,,de red
ding van den staat" meenen te moeten
medewerken, en zich onder de ontevre
denen scharen, wanneer de „redding"
niet gauw genoeg volgt.
Verklaring van Dr. Kuiper.
Het Donderdag in de Kamerzitting
door dr. Kuyper gesprokene luidt al
dus
M. d. V. Zij mij een kort bescheid ge
oorloofd over wat voorkomt in de 4de
van het Voorloopig Verslag.
Eenig doel van mijn schrijven op 28
Juni 1909 was de rauwe beschuldiging
van mij af te werpen, alsof ik mij aan
het ambtsmisdrijf van mij te laten
omkoopen had schuldig gemaakt. Van
niets minder toch werd ik openlijk be
ticht, en „Lintjeshandel" was het nieuw
gevormde woord, waarmede mijn onder
steld misdrijf den volke werd kond ge
daan. Er zou mij persoonlijk in 1903,
zoo stond in het eerste courantenbericht,
niet minder dan f 11.000 zijn geschon
ken, en men zag voorbij, dat de brief
van mijne dochter, waarin van de
f 11.000 sprake is, niet van 1903, maar
eerst van 6 April 1905 dagteekende.
Van deze oorspronkelijke aanklacht
staat thans in het V. V. alleen nog te
lezen, dat men het „overbodigacht-
te", er nader op in te gaan. Ook hier
over alzoo geen woord meer.
Op dit punt teruggeslagen, wierp men
het toen over een anderen boeg. Niet
persoonlijk streek ik geld op, maar het
geld had gestrekt voor een electoraal
doel. Ook hierbij gold uiteraard de on-
omstootelijke rechtsregel van het: affir-
manti in'cumbit probatio, d.w.z.
Wie beschuldigt, moet dan ook
zelf zijn aanklacht waar m^ken.
Dit bewijs nu mislukte evenzeer. Zelfs
de Nieuwe Courant begon met te
erkennen, dat er tusschen de electorale
gift en de decoratie geenerlei verband
was aangetoond. Ook op dit punt had ik,
blijkens mijn tweede ingezonden stuk van
7 Juli j.l. in De Standaard, mijn
betichters nader te woord willen staan,
maar ik stelde hierbij als beding, dat
eerst de publicatie van al het dusgenaam
de bewijsmateriaal moest zijn afgeloo-
pen. Aan deze voorwaarde werd niet
voldaan. Vandaar mijn aanvankelijk zwij
gen na mijn terugkomst. Een zwijgen,
dat ik volhield ook in de Afdeeling, om
dat ik, zelf rapporteur zijnde, allicht
van partijdig refereeren zou verdacht
zijn. Nu echter deze zaak in de Volks
vertegenwoordiging aan de orde is ge
steld, wensch ik in de volle vergadering
te spreken.
Het eerste punt, dat in deze zaak valt
uit te maken, is natuurlijk de vraag, of
de decoratie op 31 Aug. 1903 verleend,
gegeven was uit gunstbetoon, dan wel
ter eering van verdienste. Het laatste
nu bleek het geval te zijn geweest. Jon
ge mannen, uit ons land herkomstig,
hadden hun leven gewaagd in de wor
steling der Boeren tegen Engelsche over
macht. Ze waren in dien oorlog krijgs
gevangen gemaakt, en naar St. Helena
weggevoerd. Zij leden in die gevangen
schap namelooze ellende, door ongedier
te, slechte behuizing en gebrekkige voe
ding, en onze Consul kon niets voor
hen doen terwijl tot overmaat van ramp
het Christelijk Nationaal Boeren-Comi-
té te Rotterdam, dat zich hun lot aan
trok, uit geldgebrek buiten staat bleek
om hen te doen repatrieeren. De oproe
ping van dit Comité in de bladen om
een bedrag van ten minste drie duizend
gulden alleen voor de reiskosten, bleef
zoo goed als onbeantwoord. De neder
laag der Boeren had hier blijkbaar de
ik zeer teleurgesteld, er was niemand
Gelukkig herinnerde ik mij, dat gij vroe
ger in dienst waart bij Mozes Molsein,
en ik dacht bij mij zelf, dat men daar
uw adres wel zou weten.
Hebt gij gezegd, wie gij waart?
Neen, antwoordde Nestor Chambry,
dat was niet noodig. Indien ik u niet
gevonden had, zou ik mijn toevlucht ge
nomen hebben tot een oud middel, ik
zou naar een redactiebureau gegaan zijn
en het verhaal van mijn schipbreuk ge
daan hebben. Gij zoudt het dan gelezen
en mij ontboden h ebben. Maar zooveel
moeite behoefde ik niet te doen, een
klerk van Mozes Molsein zeide mij dat
gij sinds korten tijd te Asnières woondet;
Asnières is niet zoo groot en ik heb er
u gevonden.
Maar waarom wendt gij u tot mij?
vroeg Maloeuvre.
Slechts om de vervulling uwer be
lofte.
Mijn belofte? Heb ik u dan wat
beloofd
Gij hebt mij gezegd „Indien gij
terug komt zonder uwen meester
zal u eene schadeloosstelling van twin
tigduizend francs worden uitbetaald".
Mijn meester is niet teruggekeerd.
Dat heb ik niet gezegd, zeide Ma-
ioeuyre.
geestdrift gebluscht. Ook een verzoek
schrift aan deze Kamer bleef zonder ge*,
volg. Zoo scheen alle hoop verloren om!
deze ongelukkigen te hulp te komen. En
toen nu de heer Rud. Lehmann, die ook}
voor andere nationale belangen zich'
meer dan eens geldelijk geïnteresseerd
had, bleek, hij alleen, alle geld beschikt
baar te hebben gesteld, om aan deze!
krijgsgevangenen niet alleen de volle
reiskosten te vergoeden, maar ook voor
hun uitrusting, kleeding en ontvangst
te zorgen, scheen het eisch van goede
politiek, deze nationale daad te eeren.
En dit te meer, daar genoemd Comité!
zich reeds op 15 September tot den
Minister van Buitenlandsche Zaken ge
wend had, met verzoek om hulp van'
Regeeringswege, een verzoek waarop den
ze Minister bij schrijven van 16 Sep
tember tot zij^eedw'ezen afwijzend had
moeten beschrcken. Nu alzoo de heef.
Rud. Lehmann bleek gedaan te hebben#
wat de Regeering zoo gaarne had w i 1-
len doen, maar niet kon doen, hechtte;
zij van zelf aan deze daad te hoogef
beteekenis. Vergelijkt men toch het mo
tief voor alle overige op 31 Aug. 1903
verleende decoratiën, met de beweegt
redenen voor deze onderscheiding, dan!'
zou het moeilijk vallen, er vele te vinden/
die beter verdiend en daardoor in strik'-*
ter zin gerechtvaardigd waren. Eenparig!!
heeft de geheele Ministerraad zich dan!:
ook met de voordracht hiertoe vereenigd/
en werd alleen door den Minister van
Buitenlandsche Zaken opgemerkt, dat
aan een Consul-generaal niet de rid-4
derorde, maar het officierskruis van
Oranje-Nassau behoorde te beurt te val
len. Aan de in dier voege gewijzigdej
voordracht verleende H. M. de Konin
gin toen Hare hooge goedkeuring. De;
verrichte daad viel nog te hooger tel
waardeeren omdat de heer Rud. Leh
mann uitdrukkelijk aan het Comité ver
zocht had, zijn naam als gever geheim'
te houden. De gerepatrieerden wisten
dan ook zelve niet wie hun weldoener
was, en bij de feestelijke ontvangst in
Caledonia verzocht daarom één hunner
in aller naam, of het Comité aan hun „on
bekenden redder" aller dank wilde over
brengen.
De vraag, of vooraf bij den Commis
saris der Koningin in Noord-Holland in-
formatiën naar hem waren ingewonnen,-
verraadt onbekendheid met de diploma
tieke usantien. Naar een bij de Regee
ring nog te accrediteeren Con
sul-Generaal wordt, zoo hij Nederlander
is, geinformeerd vóór het verleenen van
de Exequatur. Van dat oogenblik
af daarentegen staat de geaccrediteerde
met de Regeering in rechtstreeksche be
trekking, en kan van nadere informatiën
geen sprake meer zijn evenmin als de
Regeering, ozo zij een Kamerlid zal voor
dragen, nog nadere informatiën inwint
Regeering, zoo zij een Kamerlid zal voor-
onbekende, niet over iemand met wie
zij zelve in voortdurende betrekking
staat. Tijdens de bij zijn aanstelling in
gewonnen informatiën nu was door den
Commissaris van Noord-Holland bericht,-
dat „noch bij hem, noch bij den Burge
meester van Amsterdam bedenking be
stond tegen de benoeming van den heer
Rud. Lehmann als Consul-generaal van
Griekenland, te Amsterdam." Toen bij
KonJ .Besluit van 1 Mei 1909, No. 92, de
zelfde heer Lehmann benoemd is tot
eerelid van de Vereeniging het Ned. Roo-
de Kruis ,is dan ook evenmin naderei
informatie naar hem ingewonnen. Bij
een geaccrediteerd persoon ware dit een
ongerijmdheid.
Dat de voordracht van den Minister
van Buitenlandsche Zaken had behooren
uit te gaan, is eene bewering, die even
zoo slechts uit onbekendheid met de be
staande usantien kon opkomen. De voor
dracht behoort van Buitenlandsche Za
ken uit te gaan, zoo iemand in zijnj
q u a 1 i t e i t van Gezant of Consul-gene
raal gedecoreerd wordt. Hiervan echter
was hier geen sprake. Het was niet de
Grieksche ambtenaar, maar de
Nederlandsche onderdaan Rud.
Lehmann, die een Nederlandsch belang
bevorderd had. Ook de voordracht van
dezen zelfden heer Lehmann tot eerelid
Gij moet u niet leuk houden, om
er van af te komen. Indien zij mij niet
dadelijk worden uitbetaald, dan komt gij
er niet met twintigduizend francs af.
Ik zou u kunnen wantrouwen#
zeide Maloeuvre.
Dan ga ik naar de politie.
Indien ik u deze som uitbetaal, be
wijst mij niets, dat gij niet zult terug
komen om mij opnieuw geld af te per
sen.
Een onbeschaafd man zou dat mis
schien doen,- maar ik niet; een zaak, die
eenmaal afgehandeld is, blijft afgehan
deld. Ik heb een plan. Op weg heb ik een
Italiaan ontmoet, met wien ik mij ga ver
eenigen om een theater te openen. Maar
of ik failliet ga of niet, gij zult mij nooit
terugzien.
Ik heb geen twintig duizend fres,
zeide Maloeuvre.
Dat is mogelijk, ik kan tot morgea
wachten.
Ik wil niet dat gij weder te Asnières
verschijnt.
Breng het dan ergens anders.
Hebt gij eene woning?,
Zeker.
Waar woont gij?
Rue de la Goutte-d'Or# no. 48.
(Wordt vervolgd^