185
Bij het vasthouden aan dit beginsel, volgens hetwelk dus
aanschaffingen, als door de voorstellers bedoeld, in de memorie
van toelichting op de begroting met name worden genoemd,
zal derhalve ook aan eventuele wensen, welke bij Uw Ver
gadering mochten bestaan, zijn voldaan.
Overigens verlieze men niet uit het oog, dat ons college
aan Uw Vergadering jaarlijks verantwoording doet met
overlegging van de rekeningen van de gemeente en de takken
van dienst. Aangezien de cijfers van de rekeningen der takken
van dienst door een buiten de tak van dienst staande boek
houdkundige, door Uw Vergadering aangewezen in casu
de directeur van de gemeentelijke accountantsdienst
deugdelijk zijn verklaard en aan Uw Vergadering ook overigens
rapporten van de accountantsdienst worden overgelegd, mag
worden aangenomen, dat, tenzij het tegendeel in zijn rapport
uitdrukkelijk naar voren is gebracht, er de nodige waarborgen
zijn, dat de gevoteerde gelden op de juiste wijze zijn besteed.
Op grond van het bovenstaande geven Wij Uw Vergadering
in overweging het voorstel van de leden A. O. Frohwein
en Mr M. B. Vos niet aan te nemen.
Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 236. Leiden, 13 December 1948.
Het zal Uw Vergadering bekend zijn, dat door verschillende
werkgevers in deze gemeente aan de Stichting tot Bevordering
van Kunst, Ontwikkeling en Ontspanning een bijdrage wordt
verleend voor de houders van een z.g. „groene kaart",
voor zover die houders lid van hun personeel of echtgenoten
van hun personeelsleden zijn. Deze bijdrage bedraagt per
persoon 3.50 per seizoen. De betrokkenen zelf betalen voor
de groene kaart een bedrag van ƒ1.per kaart wegens
administratiekosten.
Wij zijn van mening, dat hier ook voor de gemeente als
werkgeefster een taak ligt en dat zij eveneens haar personeels
leden en eventueel een huisgenoot, indien zij gehuwd zijn
of naar het oordeel van ons College als enig kostwinner zijn
aan te merken, in de gelegenheid dient te stellen om tegen
betaling van een gering bedrag van hetgeen door de Stichting
op verschillend gebied wordt geboden, gebruik te maken.
Voorshands zouden wij voor het seizoen 1948/1949 een
dergelijke bijdrage willen verlenen. O. i. kan de bijdrage
beperkt blijven tot die leden van het gemeente-personeel,
wier salaris 3.600.per jaar of minder bedraagt. Het
scheppen van deze gelegenheid zal voor het seizoen 1948/1949
een uitgave vorderen van i 1.500.
Op grond van het vorenstaande geven wij Uw Vergadering,
in overeenstemming met de Commissie voor de Personeels
zaken, in overweging te besluiten:
a) een bedrag van 1.500.beschikbaar te stellen ten
behoeve van het verlenen van een bijdrage aan de Stichting
K. en O. ad 3.50 per lid van het gemeentepersoneel en,
indien dat personeel gehuwd of naar het oordeel van ons
College enig kostwinner is, ook voor een huisgenoot van dat
personeel, voor zover het een salaris geniet van 3.600.
of minder per jaar;
b) vast te stellen het hierbij overgelegde ontwerp, model D,
no. 69, tot wijziging van de gemeente-begroting voor het
jaar 1948.
Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 237. Leiden, 13 December 1948.
Bij ons voorstel van 19 April 1948 (Ingek. Stukken no. 81)
deelden wij U o.m. mede, dat, ofschoon de voorgenomen
herziening met betrekking tot de regeling zowel van het
openbaar als van het bijzonder voorbereidend lager onderwijs
in verschillende vergaderingen van ons College een onder
werp van bespreking had uitgemaakt, wij er tot ons leed
wezen nog niet in waren geslaagd een geheel bevredigende
oplossing voor dit vraagstuk te vinden. Mede werd dit ver
oorzaakt door de onzekerheid, waarin de gemeente destijds
verkeerde ten aanzien van haar financiële positie.
Nadere bestudering en bespreking van deze aangelegenheid
in ons College hebben ten slotte geleid tot het voorstel,
hetwelk hierna wordt aangegeven. Wij vleien ons niet, dat
dit voorstel volkomen bevrediging zal schenken. Dat toch
zou, naar ons wel is gebleken, alleen het geval kunnen zijn,
indien de algehele financiële gelijkstelling van het bijzonder
met het openbaar onderwijs wederom zou kunnen worden
ingevoerd, ook ten aanzien van de thans niet gesubsidieerde
en in de toekomst te stichten bijzondere scholen, en wanneer
daarnaast de mogelijkheid kon worden geschapen om volledig
in de behoefte aan openbaar onderwijs te voorzien. Een
dergelijke oplossing zou echter een zo grote last op de gemeente
leggen als in de tegenwoordige voor de gemeente nog steeds
moeilijke financiële omstandigheden niet zou zijn te dragen.
Om die reden hebben wij ons tot taak gesteld een regeling
te ontwerpen, welke beantwoordt aan in de gegeven om
standigheden in redelijkheid te stellen eisen en welke in de
naaste toekomst financieel verantwoord is. In die opzet zijn
wij naar ons gevoelen geslaagd.
Deze regeling komt hierop neer, dat:
1°. van 1 Januari 1948 tot en met 31 December 1951
behalve aan de thans reeds gesubsidieerde scholen, ook
subsidie wordt verleend aan de vier thans niet gesubsidieerde
scholen (t.w. die aan de Haagweg, de Herenstraat, de Hoge
Morschweg en de Leliestraat), voorzover die scholen althans
aan de voor subsidiëring gestelde eisen voldoen;
2°. de subsidiëring zal bestaan in:
a. vergoeding van de salarissen van het onderwijzend
personeel
b. een rentevergoeding van 3± van de geschatte waarde
der schoolgebouwen en -terreinen of een daarvoor in de plaats
tredende, door ons College te bepalen, vergoeding voor
schoolgebouwen en -terreinen, welke niet het eigendom zijn
van de schoolbesturen;
3°. de schoolbesturen ten hoogste 50.per leerling en
per jaar aan schoolgeld mogen heffen;
4°. vóór 31 December 1951 wordt beslist, welke subsidie
regeling na die datum zal gelden;
5°. met ingang van 1 September 1949 twee openbare
scholen worden opgericht, welke zullen worden ondergebracht
in de openbare lagere scholen aan de Maresingel en de Paul
Krugerstraat.
Yoorzoveel nodig merken wij ter toelichting van dit
voorstel nog het volgende op.
Ad 1°. Voorgesteld wordt ook de vier thans niet gesubsi
dieerde scholen in de subsidieregeling te betrekken, de nieuwe
regeling op 1 Januari 1948 te doen ingaan en te doen duren
tot en met 31 December 1951. Tot ons leedwezen achten wij
het niet mogelijk tot een vroegere datum dan 1 Januari 1948
terugwerkende kracht aan deze regeling te geven.
De opneming van de bepaling, dat de regeling zal gelden
tot en met 31 December 1951 en van de bepaling sub 4°,
dat vóór die datum zal worden beslist, welke subsidieregeling
daarna zal gelden, vindt haar verklaring in de bijzondere
financiële omstandigheden, welke het is U bekend, dat
de huidige regeling van de financiële verhouding tussen Rijk
en gemeenten slechts voor 3 jaren geldt het o. i. geraden
maken te verzekeren, dat gedurende de volgende 3 jaren
een stabiele financiële toestand bestaat. Na 1951, wanneer
de definitieve regeling betreffende de financiën der gemeenten
bekend zal zijn, dient de subsidiëring Van bet bewaarschool-
onderwijs opnieuw onder het oog te worden gezien en aan
de dan geldende omstandigheden te worden getoetst.
Ad 2°a. Geheel conform de bestaande regeling.
Ad 2°b. De verandering komt hierop neer, dat de rente
vergoeding niet meer wordt beperkt tot de werkelijke kosten
wegens rente en aflossing.
Ad 3°. Als compensatie voor het verlies van de exploitatie
vergoeding krijgen de besturen het recht het schoolgeld van
30.per leerling en per jaar tot 50.op te voeren.
Ad 5°. Teneinde enigszins tegemoet te komen aan de sterke
behoefte aan openbaar voorbereidend lager onderwijs in de
omgeving van Maresingel en Morschweg, welke behoefte is
gebleken uit verzoeken van talrijke ouders, achten wij stichting
van deze twee openbare scholen nodig. Aanvankelijk zal
waarschijnlijk kunnen worden volstaan met inrichting van
één klasse voor voorbereidend l.o. in elk der schoolgebouwen
aan de Maresingel en aan de Paul Krugerstraat.
Uit het in de Leeskamer ter inzage gelegde financiële
overzicht zal U blijken, dat op de begroting 1948 voor
salariëring' van het onderwijzend personeel der openbare
scholen een bedrag is geraamd van 20.272.en dat aan
vulling van dit bedrag met 3.228.nodig is. Deze aanvulling
wordt vereist in verband met de tot stand gekomen salaris
herziening en uitbreiding van het onderwijzend personeel.
Wegens subsidiëring van het bijzonder onderwijs werd
(met inbegrip van 24.000.— van de stelpost 834a) een
bedrag van 114.300.geraamd. Als gevolg van evenbe-
doelde salarisverbetering en van de voorgestelde nieuwe
subsidieregeling zal een bedrag van 128.400.nodig zijn.
Verhoging met 14.100.— is derhalve vereist.
Voor openbaar en bijzonder onderwijs tesamen zal dus
over 1948 meer nodig zijn een bedrag van 17.328.