181
„Ons Belang" 75 eengezinswoningen en 14 beneden- en
14 bovenwoningen worden gebouwd.
Verwacht mocht toen worden, dat de nodige gelden voor
deze bouw in de vorm van een bouwvoorschot door het Rijk
zouden worden verstrekt, maar ingevolge circulaire d.d.
23 Juli 1948, no. 73697/W.A.F. (W.W.), van de Minister van
Wederopbouw en Volkshuisvesting zullen de gemeenten
moeten trachten elders dan bij het Bijk de nodige kapitaals-
middelen te lenen. Uitsluitend voor de reeds verleende of
in uitzicht gestelde Rijksvoorschotten dit wordt uitdrukke
lijk in evengenoemde circulaire gezegd zou het Rijk de
gemeentebesturen behulpzaam zijn bij het afsluiten van
leningen door de Rijksfondsen en -instellingen hiervoor in
te schakelen.
Die hulp heeft voor deze gemeente geleid tot een aan
bieding van de Rijkspostspaarbank van een lening van
1.338.000.tegen een rente van 3} en met een looptijd
van 50 jaren. Het aflossingsplan is gebaseerd op het annuï
teitensysteem, doch met afronding van de aflossingsbedragen
op een veelvoud van 10 gulden. Tegen deze en de verder
nog gestelde voorwaarden, welke in de Leeskamer ter inzage
zijn gelegd, bestaat bij ons geen bezwaar, zodat wij U voor
stellen van de gedane aanbieding gebruik te maken.
Opgemerkt zij nog, dat door ons als bedrag, dat vermoede
lijk nodig zal zijn, een som van 1.400.000.was opgegeven.
Weliswaar geldt de aanbieding van de Rijkspostspaarbank
tot een bedrag van 1.338.000.maar in het schrijven,
waarbij de ontwerpen voor de op te maken stukken worden
toegezonden, wordt medegedeeld, dat de Rijkspostspaarbank,
indien nodig, bereid is het bedrag van de lening t. z. t. te
verhogen met het meerdere, dat door ons zal worden aan
gevraagd.
Hoewel ons uiteraard nog geen definitieve gegevens ten
dienste staan met betrekking tot de totale kosten van de
onderhavige woningbouw, komt het ons gewenst voor, dat
naast het besluit inzake de geldlening, thans ook het in de
Woningwet voorgeschreven besluit inzake deze woningbouw
wordt genomen.
In ons hiervoren aangehaald voorstel d.d. 23 Mei j.l.,
Ingek. St. no. 109, werden de stichtingskosten geraamd op
1.275.000.— blijkens de thans overgelegde begroting dier
kosten moet dit bedrag worden verhoogd tot 1.400.000.
doordat de aannemingssom 62.700.meer bedroeg dan
aanvankelijk was geraamd, het honorarium van de architect
ingevolge de nieuw vastgestelde honorariumtabel naar
schatting met 5.000.moet worden verhoogd''éft''Mh 'bë-
langrijke post moet worden opgenomen, nodig gebleken voor
duurdere funderingswerken en voor hogere kosten, welke
ingevolge de in het bestek opgenomen z.g. „risico-regeling"
moeten worden voldaan wegens goedgekeurde stijgingen van
materiaalprijzen, lonen enz.
Op het onderhavige bouwplan is van toepassing de nieuwe
regeling tot toekenning van bijdragen in het exploitatie
tekort van woningen, voor de bouw waarvan geldelijke steun
ingevolge de Woningwet is verleend, welke, door wijziging
van het Woningbesluit bij Koninklijk Besluit van 30 Decem
ber 1947 (Stbl. nr. H. 468) tot stand is gekomen.
Deze regeling, nader uitgewerkt in de „Beschikking bij
dragen woningwetbouw 1948" van de Minister van Weder
opbouw en Volkshuisvesting van 29 Juni 1948, wijkt
sterk af van de oude bijdrage-regeling.
Tot nu toe werd de bijdrage vastgesteld aan de hand van
de stichtings- en exploitatie-hegroting en was deze gebonden
aan een maximum bedrag. Jaarlijks werd het bedrag der
bijdrage bepaald op grond van de overgelegde exploitatie
rekening. Was het tekort minder dan de maximum bijdrage,
dan werd dat mindere bedrag uitgekeerd; was het tekort
groter dan de maximum bijdrage, dan bleef het ongedekte
tekort voor rekening van de gemeente of van de desbetreffende
vereniging.
De nieuwe bijdrage nu wordt vastgesteld aan de hand
van de werkelijke exploitatie-kosten en de tot het peil van
Mei 1940 herleide exploitatiekosten, waarbij de huren worden
bepaald naar de kosten basis Mei 1940. De bijdrage zal
gelijk zijn aan het verschil tussen de werkelijke exploitatie
kosten en de huren en wordt geheel door het Rijk gedragen.
Zij blijft onveranderd, tenzij de huur wordt verhoogd of het
door het Rijk vastgestelde rentepercentage wordt verlaagd;
in die gevallen wordt de bijdrage opnieuw berekend.
Het jaarlijks uit te keren bedrag aan bijdrage is niet
meer, als voorheen, afhankelijk van de jaarlijkse exploitatie
uitkomsten; de eenmaal vastgestelde bijdrage wordt ge
durende 50 jaren telken jare, behoudens wijziging in de hier
voor aangegeven gevallen, automatisch uitgekeerd.
Door deze regeling wordt het oorlogsverlies op de bouw,
d. w. z. de door de oorlog veroorzaakte hogere bouwkosten,
geheel voor rekening van het Rijk genomen, maar met
betrekking tot de eventuele exploitatie-tekorten, welke toch
mochten optreden, trekt het Rijk zich geheel terug. Deze
komen voor rekening van de gemeente, eventueel van de
woningbouwvereniging.
Ten einde zo goed mogelijk te waarborgen, dat de gemeente
en de bouwvereniging over middelen ter dekking van even
tuele exploitatie-verliezen beschikken, is in art. 24c. van het
Woningbesluit en in de art. 4 en 6 van de „Beschikking
bijdragen woningwetbouw 1948" bepaald, dat een reserve
moet worden gevormd door de vereniging, die de woningen
exploiteert. De gemeente wordt daarbij verplicht tenminste
7 en ten hoogste 15 van de jaarhuur in die reserve
te storten, terwijl zij op haar beurt de exploiterende ver
eniging de verplichting kan opleggen in de jaarlijkse storting
deel te nemen tot ten hoogste de helft van de 7 der jaarhuur.
De storting in het reservefonds moet plaats vinden, totdat
het fonds een bedrag heeft bereikt, gelijk aan het viervoud
van de jaarhuur.
Deze reserve moet rentegevend worden belegd en wordt
beheerd door het lichaam, dat de woningen exploiteert.
Over de reserve mag door de vereniging niet worden beschikt
zonder toestemming van ons College, terwijl het toezicht
op het beheer eveneens aan ons is opgedragen.
De nieuwe bijdrageregeling betekent voor de gemeente
een belangrijke financiële verlichting. Immers bij de oude
regeling moest de gemeente als regel 25 in enkele uit
zonderingsgevallen 10 van de bijdrage voor haar rekening
nemen, terwijl de nieuwe bijdrage, zoals reeds werd opge
merkt, geheel door het Rijk wordt gedragen en de gemeente
enkel wordt verplicht tot het vormen van de reserve.
Het doen deelnemen van de bouwverenigingen in de
vorming van dit reservefonds beoogt de zelfstandigheid en
het verantwoordelijkheidsgevoel bij de verenigingen te be
vorderen. Dit doel brengt met zich, dat het door haar te
storten bedrag gevonden moet worden uit eigen middelen
en niet als uitgave op de exploitatie-rekening mag worden
gebracht.
Kaar onze mening ware van de gegeven bevoegdheid om
de woningbouwverenigingen in de reservevorming te doen
deelnemen, gebruik te maken en derhalve onder de voor
waarden, waaronder de bijdrage a tn de vereniging wordt
verleend, de bepaling op te nemen, dat door de vereniging
van de jaarhuur in het reservefonds zal worden
gestort.
Aan de hand van de exploitatie-begroting, welke intussen
als niet meer dan een globale raming mag worden be
schouwd, omdat de huren nog door het Rijk moeten
wordfeö Vastgë&téld, zou voor het onderhavige plan een
rijksbijdrage mogen worden verwacht van rond 53.000.
De storting in het reserve-fonds, aangenomen, dat volstaan
kan worden met 7 van de jaarhuur, zal bedragen 7
van 35.695.40 2.498.68, waarin door de vereniging voor
de helft of 1.249.34 moet worden deelgenomen.
Met betrekking tot de exploitatie-begroting wordt nog
het volgende opgemerkt.
Ingevolge de „Beschikking bijdragen woningwetbouw 1948"
zal bij het voor de eerste maal bepalen van de Rijksbijdrage
het huidige rentetype van Rijksvoorschotten (d. i. 4 in
aanmerking worden genomen, ook al zal de gemeente, gelijk
in het onderhavige geval, het nodige kapitaal tegen.een
lagere rente hebben verkregen. Hoewel aan de gemeente
niet bindend wordt voorgeschreven het voordeel, dat hier
door ontstaat, aan de exploitatie van het plan ten goede te
doen komen, geeft de Minister in zijn circulaire van 16 Juli
1948, no. 71830/Bijdr., wel ernstig in overweging aldus te
handelen.
Wij zijn van oordeel, dat dit rentevoordeel geheel ten bate
van het onderhavige complex moet worden gebracht, en
wel omdat daardoor de reserve spoediger een zodanige om
vang zal bereiken, dat zij inderdaad beantwoordt aan het
doel, waarvoor zij wordt ingesteld. Immers eventuele batige
saldi van het complex moeten aan het reservefonds ten goede
komen en door het rentevoordeel mogen voordelige saldi
worden verwacht.
Omtrent het bouwplan achten wij ons ontslagen van het
geven van een nadere uiteenzetting; hiervoor zij verwezen
naar ons voorstel, opgenomen onder Ingek. Stukken no. 109
van 1947.
Het grondvoorschot, dat in overleg met het Ministerie is
vastgesteld op een bedrag van 2.450.per woning voor
de in deze gemeente uit te voeren woningbouwplannen, is
niet in het van de Rijkspostspaarbank te lenen bedrag
begrepen. Uitdrukkelijk was bepaald, dat de mogelijkheid
voor het afsluiten van een lening bij een van de rijksfondsen
alleen gold voor het vervangen van de daarvoor in aan
merking komende verleende of in uitzicht gestelde Rij ks -
voorschottenhet grondvoorschot behoorde daar niet toe.
Evenals ten aanzien van de sedert 1933 gestichte woning
complexen is geschied, dient de grond ook voor dit plan
in erfpacht te worden uitgegeven. De vereniging zal daarvoor
aan de gemeente een canon moeten voldoen van 0.78 per M2