152 als bedoeld in art. 10Ibis der Lager Onder wijswet 1920 B.G.L.O Bij besluit van de tijd. Gemeenteraad van 23 Maart 1946 (Ingek. Stukken No. 37) werd het voorschot over 1946 op de ver goeding voor vakonderwijzers op 19.967.51 vastgesteld, zodat aanvulling van de be schikbaar gestelde som ad 17.000.met 2.967.51 nodig is. Volgn. 577. Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, be doeld in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920 (B.G.L.O.) Bij bovengenoemd besluit van de tijd. Gemeenteraad werd het voorschot over 1946 op de vergoeding in de exploitatiekosten op 69.457.50 vastgesteld. Verhoging van de beschikbaar gestelde som ad 67.000.met 2.457.50 is dientengevolge nodig. Volgn. 580. Uitkering aan andere gemeenten in de aan schoolbesturen te betalen vergoeding, bedoeld in art. 205 der Lager Onderwijswet 1920 (B.G.L.O.) De uitgaven ter zake, welke waren ge raamd op 600.hebben bedragen 794.39. Volgn. 582. Teruggave van schoolgelden (B.G.L.O.) Over 1946 werd 672.44 terugbetaald; de post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 586. Bijdrage aan Hoofdstuk VIII 7 van de kapitaaldienst De kosten van verandering van inrichting van de school voor gewoon lager onderwijs aan de Stadhouderslaan bedroegen 1.510.50 de beschikbaar gestelde som ad 1.380. moet derhalve met 130.50 worden verhoogd. Zie in verband hiermede de verhoging van volgn. 892 der ontvangsten en van volgn. 1014, 4e, der uitgaven van de kapitaal- dienst, beide met 130.50. Volgn. 586a. Vergoeding aan besturen van bijzonderescholen voor de kosten van school lokalen, bedoeld in artikel 84 der Lager Onder wijswet 1920 (nieuw volgnummer) Bovenbedoelde vergoeding vereiste over 1946 ten behoeve van het bijzonder voort gezet gewoon lager onderwijs een uitgaaf van 415.90. Aangezien hiervoor geen gelden waren uitgetrokken, moet volgn. 586« met de daarachter vermelde som van 415.90 aan de begroting worden toegevoegd. Volgn. 589. Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. lOlbis der Lager Onderwijs wet 1920 Bij besluit van de tijd. Gemeenteraad van 23 Maart 1946 (Ingek. Stukken Nó. 37) werd het voorschot over 1946 op de vergoeding voor vakonderwijzers voor het bijzonder voortgezet gewoon lager onderwijs vastge steld op 5.776.80, zodat de ter zake uitge trokken som van ƒ3.000.— met ƒ2.776.80 moet worden verhoogd. Volgn. 590. Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen voor voortgezet gewoon lager onderwijs Bij bovengenoemd besluit van de tijd. Gemeenteraad werd het voorschot op de vergoeding in de exploitatiekosten over 1946 voor het bijzonder voortgezet gewoon lager onderwijs op 6.752.88 vastgesteld. Aanvulling van de beschikbaar gestelde som ad ƒ5.000.met 1.752.88 is dien tengevolge nodig. Volgn. 592. Vergoeding voor terreinen en geboutven van bijzondere scholen aan besturen dier scholen, bedoeld in art. 205 der Lager Onderwijswet 1920 r. De bovenbedoelde vergoeding vereiste over 1946 ten behoeve van het bijzonder voortgezet gewoon lager onderwijs een uit gaaf van 615.de post was voor „memo rie" uitgetrokken. Volgn. 594. Rente van waarborgsommen gestort door besturen van bijzondere scholen Aan rente van ten behoeve van het bij zonder voortgezet gewoon lager onderwijs gestorte waarborgsommen moest over 1946 65.24 worden uitgekeerd; de post was voor „memorie" uitgetrokken. 2.967.51 2.457.50 194.39 672.44 130.50 415.90 2.776.80 1.752.88 615.— 65.24 Volgn. 595. Teruggave van schoolgelden (B.V.G.L.O.) Over 1946 werd 2.63 terugbetaald; de post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 598. Bijdrage aan Hoofdstuk VII 7a van de kapitaaldienst Opt dit volgnummer moeten nog worden geregeld 1°. de 4e bijdrage in de kosten van aan schaffing van leer- en hulpmiddelen en meubilair voor de school voor B.V.G.L.O. aan het Noordeinde 40. 264. De kosten, geraamd op 5.120.hebben bedragen 3.600.waarvan over de jaren 1943, 1944 en 1945 3.072.— werd afgelosthet restant ad 528.wordt over de jaren 1946 en 1947 afgelost. 2°. de meerdere kosten ad 1.50 voor verandering van inrichting van de school voor B.V.G.L.O. aan de Pelikaanstraat 20. De kosten ter zake hebben be dragen 521.50; een bedrag van 520.was beschikbaar gesteld. De post moet derhalve met 265.50 worden verhoogd. Zie de verhoging van volgn. 898 der ont vangsten van de kapitaaldienst „Bijdrage van Hoofdstuk VIII la van de gewone dienst" met 265.50. In verband met de aflossing van bovengenoemd bedrag van 264.moet volgn. 895 „Geldlening over gebracht van Hoofdstuk XVI" met 264. worden verlaagd, terwijl volgn. 1019, sub 2° (verandering inrichting school Pehkaan- straat 20) met 1.50 moet worden verhoogd. Volgn. 601. Uitkering aan gemeenten in gevolge art. 86 der Lager Onderwijswet 1920 (B.U.L.O.) De uitgaven, geraamd op 200.hebben bedragen 346.75. Volgn. 602. Beloning van onderwijzers voor het waarnemen van de betrekking van hoofd ener school op grond van hun aanivijzing tot plaatsvervanger van het hoofd (B.U.L.O.) De uitgaaf ter zake bedroeg 47.80; de post was voof „memorie" uitgetrokken. Volgn. 603. Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. lOlbis der Lager Onder- wijsivet 1920 (B.U.L.O.) Bij meergenoemd besluit van de tijd. Gemeenteraad van 23 Maart 1946 (Ingek. Stukken no. 37) werd het voorschot over 1946 op de vergoeding voor vakonderwijzers vastgesteld op 20.914.08; de uitgetrokken som ad 11.200.dient dus met 9.714.08 te worden verhoogd. Volgn. 604. Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, be doeld in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920 (B.U.L.O.) Het voorschot over 1946 op de vergoeding in de exploitatiekosten werd bij besluit van de tijd. Gemeenteraad van 23 Maart 1946 (Ingek. Stukken no. 37) vastgesteld op 16.863.66; d. i. 1.863.66 meer dan de uitgetrokken som van ad 15.000. Volgn. 607. Uitkering aan andere gemeenten in de aan schoolbesturen te betalen vergoeding, bedoeld 'in artikel 205 der Lager Onderwijs wet 1920 (B.U.L.O.) De uitgaaf, geraamd op 150.bedroeg 166.36. Volgn. 609. Teruggave van schoolgelden (B.U.L.O.) Over 1946 werd ter zake 787.53 terug betaald; de post was voor „memorie" uit getrokken. Volgn. 612. Uitkering aan gemeenten, in gevolge art. 25, vijfde lid, van het Koninklijk Besluit van 22 October 1923 (Stbl. no. 489), laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 21 Juli 1939 (Stbl. no. 371) (B.B.L.O.) Op dit volgnummer, dat voor „memorie" was uitgetrokken, moest een bedrag van 82.65 worden uitgekeerd. 2.63 265.50 146.75 47.80 9.714.08 1.863.66 16.36 787.53 82.65

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 10