MAANDAG 18 OCTOBER 1948.
203
Vaststelling van een salarisverordening.
(Menken e.a.)
waarde kan schatten, achtte voor de Gemeente-Archivaris in
Leiden, gelet ook op de salarissen hij het Rijksarchief, een
salaris van 7.000.redelijk. Het College stelt nu voor, het
salaris van de Gemeente-Archivaris met ingang van 1 Januari
1948 te bepalen op 7.300.Burgemeester en Wethouders
drukken dan hun ontevredenheid met hetgeen het Ministerie
van Binnenlandse Zaken toelaatbaar achtte, met 600.uit.
Na het objectief advies van de bij uitstek op dit gebied des
kundige Rijksarchivaris moet het College het amendement-
Vos ontraden, daar een salaris van 7.300.een zeer redelijke
beloning voor deze functie geacht moet worden. Bij dit
onderhoud met de Rijksarchivaris is ook ter sprake gekomen
het Stedelijk Museum de Lakenhal, dat wat wetenschappeüjke
opleiding en verantwoordelijkheid van de Directeur betreft,
zeer goed met het Gemeente-Archief vergelijkbaar is. Spreker
heeft de Rijksarchivaris er toen op gewezen, dat deze beide
functionarissen van oudsher in dezelfde salarisklasse zijn
ingedeeld, waarop deze zeide, dat hij deze beide functies
zeer goed vergelijkbaar achtte en dat hem ook voor deze
functie een salaris van 7.000.zeer goed verdedigbaar leek.
Er is door spreker ook een vergelijking gemaakt met de
functie van Directeur van het Rijksmuseum (niet van Hoofd
directeur, dat zou te kras zijn; er is nogal enig verschil
tussen het Rijksmuseum en de Lakenhal)voor deze is het
maximum-salaris bepaald op 7.080.Het voor de Archi
varis en voor de Directeur van de Lakenhal voorgestelde
salaris van 7.300.is dus op grond van de verklaringen
van deskundigen zeer wel te verdedigen, gelet op de salarissen,
welke bij enkele andere musea worden betaald; het College
zal zijn handen echter dichtknijpen, wanneer het er een salaris
van maximaal 7.300.door weet te halen. Het amendement
van de heer Vos is werkelijk onaannemelijk; dat salaris
bereikt men nimmer. Nu heeft de heer Vos deze functie ver
geleken met die van Directeur van de Gemeentelijke Reinigings -
en Ontsmettingsdienst en van Directeur van de Dienst voor
Sociale Zaken. Ook deze quaestieis door spreker overwogen en
bezien in het licht van het werk naar zijn omvang, om verge
lijkbare maatstaven te hebben. In vergelijking met andere ge
meenten is een salaris va.n 7.800.voor de Directeur van de
Gemeentelijke Reinigings- en Ontsmettingsdienst en voor de
Directeur van de Dienst voor Sociale Zaken in het geheel
niet gek.
De directeur van de Gemeentelijke Reinigings- en Ontsmet
tingsdienst, bezit geen enkele titel, maar in de meeste andere
grote plaatsen heeft men als directeur een ingenieur, wiens
maximum wedde 8.500.bedraagt.
De heer Vos heeft er niet aan getwijfeld, dat deze bedragen
zouden zijn vastgesteld in vergebjking met de salarissen van
het Rijk. Sprekers enige conclusie is, dat de desbetreffende
salarissen objectief te laag zijn, ook bij het Rijk. De betrok
kenen hebben waarschijnlijk geen vakvereniging, die voor hun
belangen kan opkomen.
Spreker handhaaft dan ook zijn amendement, opdat de
Raad althans een principe-besluit kan nemen. Het spijt
spreker, dat hij bij aanneming van het amendement de Wet
houder moeilijkheden in Den Haag bezorgt.
De heer I). J. van Dijk aanvaardt de uitlegging van de
Wethouder en twijfelt niet aan het contact met de Rijks
archivaris in den Haag, maar ziet niet in, waarom de salarissen
van deze vier hoofden van dienst verschillend moeten zijn.
Zij hebben met of zonder titel ieder op hun eigen terrein een
gelijke verantwoordelijkheid en behoren daarom een gelijke
bezoldiging te genieten.
De heer Vos brengt de Raad in een moeilijk parket door
het uitlokken van een principe-besluit, dat ten gevolge kan
hebben, dat de Archivaris en de Directeur van het museum
,,de Lakenhal" voorlopig althans op hun oude, nog vele te
lage salaris blijven staan. Dit maakt spreker een beetje
huiverig om ter wille van het principe dit door te zetten en
daarom zal hij, zij het met tegenzin en al gaat hij met de
argumentatie van de heer Vos mede, zich met het voorstel van
het College verenigen.
De heer Vos gelooft niet, dat de aanneming van zijn amen
dement het gevolg zal hebben, dat de heer D. J. van Dijk er
van vreest. Het is wel mogelijk, dat de hogere autoriteiten
zullen zeggen, dat het bedrag, waarmede de Raad de thans
voorgestelde salarissen eventueel zal verhogen, er afgenomen
moet worden, maar dan zullen de bedragen gelden, die het
College heeft voorgesteld.
De heer Menken acht het uit tactische overwegingen veel
beter, dat de Raad in de huidige omstandigheden, nu men zo
gebonden is aan de voorschriften van het Rijk, dergelijke
dingen niet uithaalt. Een herwaardering van de functie van
Vaststelling van een salaris verordening.
(Menken e.a.)
bepaalde ambtenaren kan veel beter plaats hebben in een tijd,
waarin de Raad niet zo sterk als nu gebonden is aan de voor
schriften van de hogere autoriteiten. Het nemen van een
principe-besluit bezorgt het College een stroom van werk,
terwijl het resultaat nihil zal zijn. Het uitlokken van principe
besluiten in de huidige omstandigheden betekent vechten
tegen de bierkaai.
De heer Schüller weet dat a.s. Woensdag de laatste hand
wordt gelegd aan de technische salarisherziening voor het
Rijkspersoneel. De salarissen van dergelijke functionarissen
zouden b.v. daarna opnieuw aan de orde gesteld kunnen
worden, wanneer deze herziening tot stand gekomen is.
Zowel met de bedrijfsdirecteuren als met de vertegenwoordi
gers van de Bonden van Overheidspersoneel is over deze voor
stellen overeenstemming bereikt, en nu is het ontoelaatbaar
achteraf op verzoek van enige Hoofden van dienst daarin
verandering te brengen.
Het amendement van de heer Vos wordt verworpen met
22 tegen 4 stemmen.
Tegen stemmen: de heren Woudstra, D. J. van Dijk,
Hendriks, mevrouw Braggaar, de heren Smit, A. van Dijk,
van Iterson, van Weerlee, Aalders, Ligtvoet, Eigeman,
Piena, Schüller, mevrouw van Staveren, de heren Wilmer,
van Óijen, Riémens, van Weizen, van Schaik, Jongeleen,
Menken en Goslings.
Vóór stemmen: de heren Prohwein, Vos, Hendriks en
Knetsch.
De heer Frohwein hoopt niet dat zijn streven inzake het
salaris van de Directeur van de Volkscredietbank nog langer
door de Wethouder als minderwaardig zal worden gequalifi-
ceerd; mede ten aanzien van een uitstekend ambtenaar als
de heer van Zanten vertrouwt spreker dat bij de beant
woording van sprekers betoog het woord „minderwaardig"
wordt teruggenomen.
De quaestie van de positie van de Directeur van de Ge
meentelijke Volkscredietbank is niet van vandaag of gisteren,
maar loopt reeds sinds 1931. Naar aanleiding van hetgeen
door de Wethouder over de actie van de hoofden van dienst
is gezegd, verklaart spreker dat de gehele actie ten aanzien
van het salaris van de Directeur van de Gemeentelijke Volks
credietbank van spreker persoonlijk is uitgegaan.
Het is spreker opgevallen dat de Directeur van de Markt
en Havendienst en de Directeur van de Gemeentelijke Volks
credietbank beiden in dezelfde klasse, en wel de laagste,
ingedeeld zijn. Naar sprekers mening kan het werk van beide
directeuren niet met elkaar vergeleken worden; aan de
functie van Directeur van de Volkscredietbank is een zeer
grote financiële verantwoordelijkheid verbonden. Reeds in
1931 (Ingekomen Stukken 1931 no. 184) is de Directeur van
de toenmalige Bank van Lening ingedeeld in de salaris-
rubriek van ƒ4.200.tot ƒ5.000.het salaris verbonden
aan de rang van referendaris. Sinds 1931 nu is deze zaak,
mede in verband met de quaestie van de Markt- en Haven
dienst, slepende gehouden; in feite echter is reeds in 1933,
toen deze dienst veel kleiner in omvang was, deze Directeur
ingedeeld in de rang van referendaris. Spreker heeft in zijn
amendement het woord „referendaris" gebruikt om op deze
wijze het salaris van de huidige Directeur van de Gemeente
lijke Volkscredietbank verhoogd te krijgen. In de regeling
van 1936 is het salaris van de directeur dezer bank vastge
steld op 4.200.vermeerderd met 600.voor zijn werk
zaamheden bij het Leids Borgstellingsfonds, en is het
salaris van de Directeur van het museum „de Lakenhal"
bepaald op 4.800.In de thans voorgestelde regeling wordt
laatstgenoemde Directeur opgeschoven, terwijl de Directeur
der Gemeentelijke Volkscredietbank bij hem achtergesteld
wordt. In het Ingekomen Stuk staat, dat er geen vergelijk
baar materiaal is en in het Georganiseerd Overleg heeft de
voorzitter daarvan gezegd, dat het overigens niet mogelijk
bleek in deze objectieve normen van vergebjking te vinden.
De Wethouder heeft nu een vergebjking gemaakt met de
banken in Den Haag en Rotterdam. Deze banken goed ken
nende, geeft spreker de Wethouder in overweging, niet in
Rotterdam te blijven stilstaan bij het salaris van 7.500.
maar ook te informeren naar de beloning van de neven
betrekkingen van de directeur, die zeer inhaerent aan diens
normale taak zijn.
Precies hetzelfde geldt voor de bank in Amsterdam.
Spreker heeft als eerste man en als commissaris van de
Gemeentehjke Volkscredietbank aan de heer van Zanten per
telefoon gevraagd, of deze niets had aan te merken op de