198 MAANDAG 18 OCTOBER 1948. Vaststelling van een salarisverordening. (Menken.) b.v. twee Directeuren en twee Adjunct-Directeuren. Inde nieuwe salarissen van de Directeur en de Adjunct-Directeur der Gemeentewerken is nu verwerkt de leiding van Bouw en Woningtoezicht. Daarom zijn deze salarissen het sterkst gestegen; dit heeft een speciale reden en men moet hier dus niet met percentages aankomendeze verhoging is niet voort gekomen uit een waardering voor personen; dit laatste is wel niet in de Raad gezegd, maar dat heeft spreker elders horen verluiden; dit is niet zo. Zowel het College als het Georganiseerd Overleg hebben zich altijd gesteld op het stand punt van een objectieve waardering van de diensten en van de prestaties. En dan maakt Leiden, wat betreft de salariëring van de Directeur en de Adjunct-Directeuren van de Licht fabrieken, een goed figuur; een hoger salaris krijgt men er bij Binnenlandse Zaken niet door. Men late dus gerust achterwege een joyeus gezwaai met dingen, die men er toch niet door kan krijgen. Wat de accountantsdienst betreft, indertijd is ter Gemeente-Secretarie van Arnhem, bij de afdeling Financiën, een financieel deskundige aangesteld, op een salaris van 9.000.Blijkens de inmiddels goed gekeurde salarisregeling van Arnhem heeft de Directeur van de Accountantsdienst thans de rang van Verificateur, met als maximum 8.500.terwijl het maximum in Leiden 8.400.bedraagt. Waar nu Arnhem groter is dan Leiden, is dit salaris geenszins een slag in de lucht. Ten aanzien van het denkbeeld van de heer A. van Dijk om de leidinggevende personen van de gemeentebedrijven te doen delen in de winst van de bedrijven is spreker het eens met de bestrijding daarvan door de heer Knuttel. Men heeft het personeel van de gemeente als één geheel te zien en te hanteren ten aanzien van de salarissen; anders zou men de hoofden van takken van dienst, die geen winst op leveren of geen winst kunnen opleveren, minder salaris moeten geven dan de andere hoofden van dienst, terwijl zij toch hetzelfde werk doen. Zou de Directeur van een Plantsoen dienst b.V. dan zelfs nog geld moeten toegeven om bij die dienst te mogen werken? Dit gaat nu eenmaal niet. Men heeft het gehele personeel te zien als mensen, die in dienst van de gemeente zijn. Het worde objectief beschouwd op grond van de vraag: wat houdt het in, welke verantwoordelijkheden liggen er bij de functie? De gemeente kan onmogelijk overgaan tot hetgeen misschien in het vrije bedrijf zal komen nl. het toekennen van een aandeel in de winst. Wat de nevenbetrekkingen betreft, verklaart spreker, dat hem ook in andere regionen is gevraagd, of de functies van beheerder van het Grondbedrijf, hoofd van het Huisvestings bureau en leider van de Voor- en Nazorgdienst extra moeten worden bezoldigd. Het College kan er niet anders dan vol mondig „ja" op antwoorden. In de staat van neven betrekkingen komen die functies voor, welke niet inhaerent zijn aan de eigenlijke taak van degenen, die ze uitvoeren. De beheerder van het Grondbedrijf is een administratief man van de Afdeling Financiën, het hoofd van het Huisvestings bureau is chef van de Afdeling Belastingen, de leider van de Voor- en Nazorgdienst is verbonden aan het gesticht Ende geest. Bovendien vragen deze functies van de functionarissen iets, dat inderdaad wel extra mag worden gewaardeerd. De beheerder van het Grondbedrijf moet er vaak in zijn vrije tijd voor de gemeente op uittrekken en ten opzichte van de grondpolitiek der gemeente op zijn qui-vive zijn. De leider van de Voor- en Nazorgdienst houdt spreekuur des avonds en moet de patiënten, die daarvoor in aanmerking komen, nalopen. Hoe men onder de burgerij ook moge spreken over het hoofd van het Huisvestingsbureau, ieder zal het er mede eens zijn, dat deze beroerde baan, die niet inhaerent is aan 's mans eigenlijke functie, met iets extra mag worden betaald. De opmerking van de heer Schüller, dat het in deze niet gaat om een loonsverhoging, is ten dele onjuist. Wel is waar baseert het College zich op de lonen en salarissen van 1940 en worden in de nieuwe lonen de verschillende bijslagen verwerkt, maar er is ook een herziening van de groepen, die wel van enig belang is en bovendien is gebruik gemaakt van de gelegenheid om de salarissen boven de 3.500.op te trekken tot het Rijksplafond. De heer Schüller moge het een technische herziening noemen, spreker zal zo vrij zijn te spreken van een loonsverbetering, omdat er een bedrag van 200.000.mede gemoeid is. Wat de rapporten over de prestaties betreft, zegt spreker, dat het bij Philips toegepaste systeem voor de gemeente Leiden, die niet met fabrieksklokken en lopende banden werkt, niet bruikbaar is. Spreker is het met de heer Schüller geheel eens, dat de functies van het gemeentepersoneel voor een groot deel onmogelijk door de Raad kunnen worden gewaardeerd. Vaststelling van een salarisverordening. (Menken e.a.) Het gemeentebestuur heeft dit alleen kunnen doen door middel van de z.g. werkcommissie en dan alleen in samenwerking met personen, die van dé salarispolitiek in geheel het land op de hoogte zijn, die de plaatselijke toestand kennen en ook weten hoe en waarom het zo gegroeid is. Het is practised onmogelijk voor de Raad om, wanneer een zaak eenmaal uitgepraat is in het Georganiseerd Overleg, dan nog, naar objectieve maatstaf gerekend, met iets te komen, wat zeer veel zou kunnen veranderen aan de eenmaal tot stand gekomen regeling. In het algemene raam kunnen de waarderingen verschillend uitvallen, maar hèt werk, de waardering van elke functie, is voor een Raadslid niet mogelijk. Spreker belieft wel kalfsvlees, maar wil toch met dat de z.g. werkcommissie, die over de salarisschaal voor de werk lieden beraadslaagd heeft voor een stel kalveren aangezien wordt; zo kalfsachtig ligt het geval toch niet. De zes toon groepen die in Leiden bestaan berusten op een uitspraak van de z.g. werkcommissie en van de hoofden van dienst; de gemeente heeft in dit opzicht het Rijk niet nagevolgd; deze zes loongroepen zijn in Leiden practisch zo gegroeid en zijn ook hanteerbaar geworden in de handen van de Overheid en van de hoofden van dienst. Daarom zijn de zes loongroepen uit het oude systeem overgenomen in het nieuwe. Aan wedloop met de loonbelasting is bij verhoging van loon niet altijd te ontkomen; in Leiden heeft zich het geval voorgedaan, dat een ambtenaar tengevolge van een kleine salarisverhoging nog iets in inkomen achteruitging, doordat hij onder een hogere klasse van de loonbelasting viel, tengevolge van die salarisverhoging; de verhoging van de aftrek voor de loonbelasting bedroeg toen meer dan de gehele salarisverhoging. Er is echter niet aan te ontkomen dat bij salarisverhoging ook de loonbelasting stijgt; men moet het echter niet voorstellen, alsof de ambtenaren en werklieden bij salarisverhoging uitgeknepen worden door de loon belasting. De loonbelasting stijgt inderdaad bij salaris verhoging, maar daaraan kan het College niets doen. De heer Hendriks acht gelijkheid in salariëring tussen mannen en vrouwen niet sociaal. Het College staat op het standpunt, welk standpunt door het betrokken personeel volkomen gedeeld wordt, dat de verpleegtaak voor mannen en vrouwen geheel dezelfde is. Zelfs is in het Georganiseerd Overleg opgemerkt, dat men het de verpleegsters zeer zeker wel zou mogen gunnen, zulks op grond van enkele goede qualiteiten bij het verplegen, die de mannen blijkens de practijk wel eens missen wanneer zij als gevolg van de lage aftrek voor kost en inwoning uiteindelijk iets meer ontvangen dan de verplegers! Het is onmogelijk te voldoen aan het verzoek van de heer Hendriks om een perspectief-garantie te geven aan allen, die nog niet op hun maximum-salaris staan. Een dergelijke garantie was in het eerste ontwerp opgenomen, maar men heeft op dit punt onmiddellijk de kous op de kop gekregen; gemeentebesturen, die dit ook geprobeerd hadden, kregen de mededeling, dat dit nimmer zou worden toegestaan. Spreker verwacht, dat de algehele herziening van de salarissen van het personeel van Endegeest binnen de kortst mogelijke tijd aan de orde komt. Met het door de heer Hendriks bedachte middel bereikt men helaas niets en daarop zou men nimmer de goedkeuring verkrijgen. Als antwoord op de vraag van de heer Knetsch, of bij de herclassificatie het Georganiseerd Overleg zal worden inge schakeld, herinnert spreker er aan, dat de werkcommissie voor de eerste bespreking daarvan is ingeschakeld. De heer Frohwein gevoelt zich niet voldaan over de motivering, welke de Wethouder van de salariëring van be paalde nevenbetrekkingen heeft gegeven. Spreker ziet het gehele Stadhuis als één bedrijf en gaat van het standpunt uit, dat welke rang een bepaalde persoon daarin ook moge bekleden, het zeer logisch is, dat deze functionaris ook met. ander werk wordt belast, wanneer zijn dagtaak niet vol doende is om zijn aantal bureau-uren te vullen. Gaarne neemt spreker aan, dat de beheerder van het Grondbedrijf, het hoofd van het Huisvestingsbureau en de leider van de Yoor- en Nazorgdienst weieens des avonds een uurtje aan hun werk moeten besteden, maar dit moet spreker en ieder ander, die een leidende taak heeft, ook doen. Is het waar, vraagt spreker, dat het hoofd van het Huis vestingsbureau thans gedurende drie maanden niet te spreken is en, zo ja, wordt hem voor deze drie maanden ook de extra wedde toegekend? Spreker zou gaarne vernemen, welke de andere regionen zijn, waarin men eveneens aan de Wethouder heeft gevraagd, of de genoemde nevenbetrekkingen nog langer moeten worden gehonoreerd. Wanneer men het over het overwerk van deze functionarissen heeft, wenst spreker er op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 10