122 worpen regeling schriftelijk is vastgelegd. Deze brief is bij de stnkken in de Leeskamer neergelegd. Ofschoon wij gemeend hebben ons bij een aantal door het Ministerie nodig geachte wijzigingen te moeten neerleggen, zodat in hoofdzaak overeenstemming omtrent de regeling is ver kregen, is het gevolgde systeem, waarbij een billijke ver gelijking uitgesloten is en o.i. veel te weinig rekening wordt gehouden met de plaatselijk gegroeide verhoudingen en omstandigheden, onbevredigend. Te veel moet worden gewerkt naar schema's, die, doordat zij een degelijk ge fundeerde grondslag missen, vrijwel fictief genoemd moeten worden. Op enkele punten menen wij dan ook, dat de ge wenste wijzigingen te ingrijpend waren, om dezerzijds te worden aanvaard. Het betreft hier in hoofdzaak functies, waarvoor bij het Eijk geen vergelijkingsobject aanwezig is, terwijl vergelijking met analoge functies bij andere ge meenten tengevolge van plaatselijke omstandigheden zeer bezwaarlijk of zelfs onmogelijk is. Wij vertrouwen, dat op deze punten de Minister van Binnenlandse Zaken ten slotte geen bezwaren zal maken. Omtrent de ontworpen regeling merken wij het volgende ter toelichting op. Loonregeling Werklieden. Bij circulaire van 20 Mei 1947, No. 27963 I/G, Afdeling Ambtenarenzaken, Bureau III, deed de Minister van Binnen landse Zaken ons een overzicht toekomen van de lonen van de rijkswerklieden, zoals deze van 1 Juli 1947 af voor het rijks- werkliedenpersoneel zouden komen te gelden. Gelijk bekend, geniet het werkliedenpersoneel dezer gemeente van 1 October 1946 af loonbedragen van overeenkomstig rijkspersoneel. Inmiddels was het loonpeil van de werklieden van enige grote gemeenten des lands in verband met de toekenning van de 10 tijdelijke toelage van 1 October 1946 af boven dat van het rijk uitgegaan, zodat bij invoering van het nieuwe rijkspeil van 1 Juli 1947 af een aantal werklieden in die gemeenten in loon achteruit zou gaan. Met het oog op de daaraan verbonden moeilijkheden en het gevaar voor een goede personeelsvoorziening, heeft de Minister van Binnenlandse Zaken, na overleg niet de grote gemeenten, uiteindelijk goed gevonden, dat een kleine tijdelijke toelage wordt toegekend boven het rijkspeil. Deze tijdelijke toelage voor de werklieden, compromis-toelage genaamd, mag volgens mededeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ook aan het werkliedenpersoneel dezer gemeente worden toegekend in verband met het feit, dat dit personeel de met ingang van 1 October 1946 ingevoerde 10 tijdelijke toelage met het oog op een doorbreking van het rijksplafond slechts gedeeltelijk heeft genoten. De compromistoelage bedraagt: a. voor de loongroepen I en II 0.96 per week voor degenen, die in het genot zijn van het maximum loon; b. voor loongroep III 0.48 en 0.96 per week voor degenen, die in het genot zijn van respectievelijk 5 periodieke verhogingen en het maximum loon; c. voor de loongroepen IV, V en VI 0.48, 0.96 en 1.44 per week voor degenen, die in het genot zijn van respec tievelijk 4 periodieke verhogingen, 5 periodieke verhogingen en het maximum loon. De compromis-toelage wordt uitsluitend toegekend aan de gehuwde werklieden, die op 30 Juni 1947 in dienst der gemeente waren, en komt te vervallen, wanneer de werkman tot een hogere loongroep wordt bevorderd. De volledige aanpassing van de werkliedenlonen aan het rijkspeil brengt uiteraard met zich mede, dat de indeling van de werkliedenfuncties opnieuw onder ogen moest worden gezien aan de hand van die van de rijkswerkheden. Tot dusverre geschiedde de indeling van de werklieden functies door Uw Vergadering; in verband met het feit, dat de staat van de werklieden doorgaans niet in overeen stemming is met de nogal eens wisselende feitelijke toestand, achten wij het met het oog hierop wenselijk, dat deze indeling- in den vervolge door ons College geschiedt. Een daartoe strekkende bepaling is in artikel 5 van de ontwerp-veror dening opgenomen. Een afschrift van de besluiten tot indeling van de mannelijke en vrouwelijke werklieden, reeds wij voornemens zijn die vast te stellen, zijn in de Leeskamer ter inzage gelegd. Voorts delen wij U mede, dat de voorgestelde lonen voor de volwassen vrouwelijke werklieden, alsmede die voor de jeugdige mannelijke en vrouwelijke werklieden, gelijk zijn aan die voor overeenkomstig rijkspersoneel. Salarisregeling Ambtenaren. Zoals reeds hiervoor is medegedeeld, hebben wij met inacht neming van de gegeven richtlijnen voor de ambtenaren een salarisregeling ontworpen, waarbij de voorgestelde salarissen het „rijksplafond" niet te boven gaan. De gemeen telijke salarissen, welke zich tot dusverre beneden het rijks plafond bewogen, hebben wij opgevoerd tot het rijkssalaris peil. Het vorenstaande heeft tot gevolg, dat de onderhavige salarisherziening voor enkele groepen van het ambtenaren- personeel van meer belang is dan voor andere groepen. Een overgangsbepaling (artikel 19 van de ontwerp-verordening) voorkomt evenwel, dat bij een eventueel lager voorgestelde wedde dan de huidige met inbegrip van alle tijdelijke toelagen, enig lid van het personeel in wedde achteruit gaat. Bij de indeling der groepen is, rekening houdende met de plaatselijk gegroeide omstandigheden, zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de rangen volgens het Bijksbezol- digingsbesluit. Voor zover de ambtenarenfuncties niet direct vergelijkbaar zijn met de typerende rijksfuncties, hetgeen o.a. met de hoofden van takken van dienst het geval is, stellen wij een wedde voor, welke door ons, met inacht neming van de beperkingen, welke ons waren opgelegd, zo nauwkeurig mogelijk is bepaald aan de hand van de omvang van de dienst, de te dragen verantwoording, opleiding, vereiste kennis, ervaring, enz. Wij vestigen hierbij de aandacht op het ontwerp-besluit, volgens hetwelk de bij raadsbesluit van 28 Augustus 1922 aan de Directeur, Adjunct-Directeur en de Keuringsveearts van het Openbaar Slachthuis toegekende toelagen voor de leiding van de Keuringsdienst in de met Leiden samenwer kende gemeenten met ingang van 1 October 1947 worden ingetrokken; gemelde toelagen n.l. zijn thans in de nieuw voorgestelde wedden verwerkt. Voorts stellen wij U voor het bij besluit van Uw Vergadering d.d. 25 Januari 1932 (Ingekomen Stukken no. 316 van 1931) aan de Stichting „Het Leidse Borgstellingsfonds" toegekende subsidie ad 727.'s jaars eveneens met ingang van 1 October 1947 in te trekken. Genoemd subsidie, dat een wezenlijk bestanddeel vormt van de wedde van de Directeur van de Gemeentelijke Volkscredietbank (de Directeur vervult n.l. de functie van secretaris van het bestuur van de Stichting), hebben wij n.l. in de nieuw voorgestelde wedde van de Direc teur van de Gemeentelijke Volkscredietbank verwerkt. Wij gaan hierbij uiteraard van het standpunt uit, dat de nieuw voorgestelde wedde van genoemde Directeur de instemming van het hogere gezag zal verwerven. De salarissen voor het jeugdig administratief en technisch personeel beneden de leeftijd vaü 21 jaar zijn voorgesteld overeenkomstig de regelingen, welke voor gelijksoortig jeugdig rijkspersoneel gelden. Salarisrcgeling verplegend en huishoudelijk personeel Gestichten „Endegeest" c.a. Ten aanzien van de regeling van de wedden voor het verplegend personeel bij de Gestichten „Endegeest" c.a. kan worden medegedeeld, dat de normen, welke bij de vaststelling van deze wedden in acht moesten worden genomen, enerzijds verankerd waren in de maximum wedden van de overeenkomstige rijksfunctionarissen en anderzijds in de door het College van Bijksbemiddelaars bij besluit van 29 December 1947 vastgestelde salarisregeling voor verplegenden in particuliere verplegingsinrichtingen, waar onder psychiatrische inrichtingen vallen, zoals de Gestichten „Endegeest" c.a. De voorgestelde salarissen voor het verplegend personeel zijn tot de gestelde maxima opgevoerd; een verdere verho ging zou een doorbreking van het salarisplafond betekenen, hetgeen nimmer de instemming van de Minister van Binnen landse Zaken zou verwerven. Hieraan kan evenwel worden toegevoegd, dat in de gevallen, waarin door verplegend personeel thans met inbegrip van alle tijdelijke toelagen, hogere wedden worden genoten, deze wedden door betrok kenen krachtens artikel 19 van de ontwerp-salarisverordening zullen blijven genoten worden. De jaarwedden voor het huishoudelijk personeel zijn vastgesteld aan de hand van die, geldende voor overeen komstig rijkspersoneel. Personeel Markt- en Havendienst. Blijkens een mededeling van het Ministerie van Binnen landse Zaken mag het loon van een brugwachter maximaal 47.04 per week bedragen, welk bedrag overeenkomt met het maximum van een werkman (vakman) ingedeeld in groep IV van de loonregeling voor de werklieden. De hoogst bezol digde brugwachter bij het Eijk geniet, in verband met de indeling in groep IV, maximaal 47.04 per week. In verband hiermede ware het door ons voorgestelde maximum van 47.per week te aanvaarden. Overigens is ook voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 2