MAANDAG 13 SEPTEMBER 1948. 181 Houw van montagewoningen ten Zuidwesten (Seliiiller e.a.) van de Lage Morschweg. verbouwd". De kosten, verbonden aan deze verbouwing en aan de inrichting tot keuken, zullen naar sprekers mening wel zo hoog zijn, dat de woonkeuken ook in de toekomst als woonkamer-keuken zal moeten worden gebruikt. De woningnood is van dien aard, dat men deze woningen moet aanvaarden. Spreker stelt zich voor, dat, indien over enkele maanden deze 120 woningen kunnen worden betrokken, daarmede 300 gezinnen zullen geholpen zijn, doordat een opschuiving kan plaats hebben van bewoners van kleinere woningen naar grotere woningen en van kamerbewoners naar kleinere woningen, en er weer kamers vrij komen voor hen die gaan trouwen. Ten zeerste beveelt spreker dit voorstel bij de Raad aan; hij betuigt het College in zijn geheel en de hierbij betrokken Wethouder in het bijzonder dank voor het werk, dat zij in deze hebben verricht. De heer Hendriks, die alleen een enkele opmerking wil maken, omdat hij vreest, dat men het debat niet volledig zal achten, indien hij daaraan als lid der Commissie van Fabricage niet deelneemt, constateert, dat in het Ingekomen Stuk terecht is verklaard, dat de Commissie van Fabricage een eenstemmig advies heeft uitgebracht. Het is volgens spreker daarom in dit stadium volkomen onjuist op détails van het voorstel of op problemen, die er omheen geweven kunnen worden, in te gaan. Spreker zal er verder niets van zeggen. Wie oren heeft om te horen, hore! De heer Jongeleen is min of meer teleurgesteld over de redevoeringen, die gehouden zijn. Spreker had verwacht dat men iets meer gezegd zou hebben over de bouw van deze 120 woningen. Spreker is het met de heer Schüller eens dat ver schillende sprekers er allerhande zaken bij gehaald hebben, die er feitelijk niet bij horen. Spreker heeft geen behoefte aan een hernieuwd debat over de woningbouwpolitiek van het College, doch moet toch op enkele zaken, die ter sprake ge bracht zijn, even ingaan, teneinde te voorkomen dat men zegt: wie zwijgt stemt toe. Spreker schuwt echter een debat over de woningbouwpolitiek in deze Raad allerminst. Spreker verbaast zich over het feit, dat de heer Lombert hier zovele zaken heeft bijgehaald, die er niet bij behoren. Spreker schuwt het heus niet, indien daartoe reden is, zijn eigen partijgenoten, die Minister zijn, aan te vallenveel van hetgeen de heer Lombert te berde bracht was er echter geheel naast. Toen in de provincies Noord-Brabant en Limburg vele bezwaren tegen de gehele woningpolitiek bestonden, heeft de Katholieke Volkspartij niet een van haar mannen aan het hoofd van het Ministerie doen plaats nemen; er is een ander gekomen, die zijn taak te snel heeft neergelegd (spreker durft dit zeggen, hoewel het zijn partijgenoot is) en die vervangen is door een lid van diezelfde partijDe vrienden van de heer Lombert bleven toen achterwege. Bij de Bond van Grote Gezinnen bestaan er inderdaad zeer ernstige bezwaren. De heer Lombert heeft echter ver geten te vertellen, dat op de vergadering, door die Bond ge houden, zijn geloofsgenoten ontbraken en sprekers partij genoten wel aanwezig waren. Met betrekking tot de gevolgde woningpolitiek gaat het ook spreker niet naar de zin. Men moet echter bereid zijn, ook de keerzijde van de medaille te zien. Spreker had enigszins verwacht, dat de heer Lombert hem zou herinneren aan hetgeen spreker in Februari bij de be handeling van de begroting heeft gezegd over de percentages van de woningen, welke voor de verschillende groepen zouden moeten worden gebouwd, waarbij spreker heeft verklaard, dat gestreefd werd naar het percentage van 10 voor de woningen voor de grote gezinnen. Spreker geeft onmiddellijk toe, dat men bij de verschillende bouwplannen, die in Leiden aan de orde. zijn gesteld, dit percentage niet heeft bereikt. Zo erg als de heer Lombert het voorstelt, is het echter ook niet. Bij de bouw van de 222 woningen is men tot een geheel andere opzet gekomen dan men bij het plan voor de 294 woningen had, maar er zijn veranderingen ten goede en niet ten slechte gekomen. Wel zijn de 74 woningen voor gezinnen met 2 kin deren uit het plan gelicht (een verslechtering), maar daar staat tegenover, dat het aantal woningen voor gezinnen met 3 kinderen is vergroot van 51 tot 129. Terwijl het aantal woningen voor gezinnen met 4 kinderen hetzelfde is gebleven, is het aantal woningen voor gezinnen met 5 en 6 kinderen inderdaad kleiner geworden. In de 294 woningen, waarvan de bouw in voorbereiding is, en de 103 woningen, die thans worden gebouwd (samen 397 woningen, waarvan 1 4 woningen is), zijn echter opge nomen 12 en 14 woningen voor gezinnen met 6 kinderen en 2 woningen voor gezinnen met 9 kinderen, dus in totaal 28 woningen voor grote gezinnen, of 7 van het totale aantal, Bouw van montagewoningen ten Zuidwesten (Jongeleen.) van de Lage Morschweg. dat is precies het percentage, hetwelk door de heer Lombert wordt verlangd. Spreker erkent direct, dat het aantal woningen voor grote gezinnen te klein is; hij zal alles doen, wat in zijn vermogen is om dit aantal groter te maken. De heer Lombert maakt verder bezwaar tegen de naar zijn mening te geringe inhoud van de woningen, ook van die van plan ,,Leiden-Noord". Inderdaad kan men in een woning van 290 m3 aan meer kinderen slaapgelegenheid verschaffen dan in een kleinere woning, hoewel dit ook niet altijd opgaat; het gaat daarbij om de kapconstructie en om de indeling van de bovenverdieping; dit is een quaestie van zo nuttig mogelijk gebruik van bouwmaterialen. Voorts maakt de heer Lombert bezwaar tegen dit type woning. Spreker is ook geen bewonderaar van montage- bouw, ook om financiële redenen. Zo lang als dit mogelijk is wil ook spreker daartoe niet overgaan; men kan dit echter niet volhouden. Ook spreker is helaas tot het inzicht moeten komen dat de gemeente tot de toepassing van montagebouw moet overgaan. Bovendien zijn de Regermgs- voorschriften van dien aard, dat men langzamerhand wel verplicht is, bij de verschillende projecten tot de bouw van montage woningen en zelfs van betonwoningen over te gaan. Spreker onderschrijft derhalve de bezwaren van de heer Lombert tegen dit woningtype; ook spreker acht dit een stap terug. Men moet echter op dit punt ook niet zo overdrijven. De heer Lombert noemde als bezwaren de woonkeuken, de onpractische indeling van de bovenverdieping en de ondiepe gootsteen. Nu zal er wel in elk huis iets zijn, dat minder geriefelijk is. De directie van de N.V. Montagebouw Hout industrie heeft toegezegd, dat een ander, enigszins dieper type gootsteen zal worden toegepast. Spreker begrijpt volkomen het bezwaar van de heer Lombert tegen het ontbreken van een afzonderlijke wasgelegenheid en van een afzonderlijke keuken; dat bezwaar acht spreker volkomen juist. Daarom stelt het College ook voor om tussen de achtergevels der woningen en de schuren, die niet geheel achter in de tuin zullen worden geplaatst, doch op 2| a 3 m van het woonhuis af, een provisorische wasgelegen heid te maken, zodat althans de behandeling van de was niet in.de woonkamer zal behoeven te geschieden, terwijl het daarnaast, wanneer de bewoners enigszins handig zijn, ook niet uitgesloten is dat het koken, met de daaraan verbonden minder prettige luchtjes, in de buitenlucht geschieden kan. Dit is wel geen ideale toestand, maar men zal het toch moeten doen. Nu wordt gevraagd: is het niet mogelijk de keuken direct achter en aan het huis te bouwen! Men zou ook kunnen vragen of het niet mogelijk is een aparte woonkamer te maken. Door het bijbouwen van een keuken overschrijdt men direct de toegestane inhoud van 260 m3, hetgeen de Regering op het ogenblik niet toestaat. Het maken van een afzonderlijke keuken is moeilijk, omdat men geen kamer van 16 m2 kan bouwen. Het is echter mogelijk, dat deze zaak later onder de ogen wordt gezien. Het spijt spreker, dat hij moet voorstellen het woningtype met een woonkeuken te aanvaarden; men gaat daarmede een stap achteruit. Spreker weet echter, dat het voor enkele gezinnen een voordeel betekent. Men moet dan ook niet dit voorstel afwijzen alleen omdat het plan de woonkeuken bevat. Het voordeel van de montagebouw is volgens: spreker de gelijke binnenindeling der woningen. Omtrent de huur moet nog overleg met het hierbij betrokken Ministerie worden gepleegd, maar op grond van de ontvangen circulaires neemt spreker aan, dat de prijs van 1940, verhoogd met 10 van dergelijke woningen als grondslag voor de huur zal dienen. Ten einde geen verkeerde verwachtingen te wekken, onthoudt spreker zich van het noemen van een bepaald bedrag. De beer van Iterson heeft verklaard, zich slechts schoor voetend met dit voorstel te zullen verenigen. Spreker kan dit wel van elk ander Raadslid, maar niet van de heer van Iterson begrijpen. Bij de behandeling van de begroting heeft de heer van Iterson het College aangespoord te bouwen; nu het College een voorstel tot bouwen doet, begrijpt spreker niet, dat het juist de heer van Iterson moet zijn, die aarzelt en slechts schoorvoetend met het voorstel meegaat. De heer van Iterson wil bet in de Raad altijd doen voorkomen, dat hij de vakman is; spreker wil de heer van Iterson vak kennis op dit punt niet ontzeggen, maar begrijpt dan diens redenering in deze niet. De heer van Iterson heeft enige opmerlangen over de prijs per m3 gemaakt; hij weet echter beter, wanneer hij verklaart, dat volgens de laatste circulaire

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 7