MAANDAG 13 SEPTEMBER 1948.
187
Vaststelling verordering betreffende de gemeentelijke
(Wilmer e.a.) accountantsdienst.
De heer Wilmer mag constateren, dat de Raad het met
hem eens is, dat de nu door het College voorgestelde redactie
van artikel 2 voldoet aan de wens, in sprekers amendementen
tot uitdrukking gebracht, namelijk, dat ook de Raad op
ruime schaal gebruik zal kunnen maken van de adviezen,
welke door de gemeentelijke accountantsdienst aan het
College worden verstrekt. Gehoord de uiteenzetting van de
Wethouder en gelet op de stemming in de Raad, trekt spreker
zijn amendementen in.
De Voorzitter constateert dat het amendement van de heer
Wilmer op liet tweede lid van art. 2 is ingetrokken.
Artikel 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 3 en 4 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 5, waarbij tevens aan de orde
komen de amendementen van de heren Wilmer, Vos en
Stolp op dit artikel.
De heer Vos zou eigenlijk kunnen volstaan met te onder
schrijven het voortreffelijke betoog van de heer Wilmer voor
wat het juridische gedeelte betreft. Waar echter het College
in het Ingekomen Stuk No. 161 spreker verwijt amende
menten te hebben voorgesteld, die in strijd met de gemeente
wet zijn, zal het hem wel veroorloofd zijn bij deze aantasting
van zijn juridische reputatie iets te zeggen ter adstructie van
zijn standpunt. Sprekers betoog zal vrijwel conform het
betoog van de heer Wilmer zijn.
Het College verwart naar sprekers mening het voeren van
het dagelijks bestuur dat bij Burgemeester en Wethouders
berust (artikel 209 der gemeentewet), met de controle op
dat bestuur, welke controle volgens artikel 216 dier wet
berust bij de Raad. Dat zijn twee afzonderlijke zaken. Nu
oefent de Gemeentelijke Accountantsdienst een controlerende
functie uit. Spreker maakt een vergelijking op dit punt met
de wijze, waarop in het Wetboek van Koophandel dit toe
zicht bij de naamloze vennootschap is geregeld. Volgens art.
42a van het Wetboek van Koophandel kan de algemene ver
gadering van aandeelhouders een deskundige benoemen,
teneinde regelmatig toezicht op de boekhouding te houden,
alsmede om aan de algemene vergadering verslag uit te
brengen omtrent de door het bestuur der naamloze vennoot
schap ontworpen balans en winst- en verliesrekening met
toelichting. Volgens deze regeling mag dus de directie (het
orgaan dat het dagelijks bestuur over de naamloze vennoot
schap heeft) gecontroleerd worden door een instantie, aange
steld door de algemene vergadering van aandeelhouders (het
hoogste gezag in de naamloze vennootschap) en mag deze
controlerende instantie rechtstreeks verslag van haar bevin
dingen uitbrengen aan de algemene vergadering. Dit is een
toepassing van het algemeen beginsel, dat de „gerendeerde",
d.w.z. degene, tegenover wie rekening en verantwoording
moet worden afgelegd, het recht heeft die rekening en ver
antwoording te doen verifiëren door een derde instantie. Bij
de gemeente nu wordt deze derde instantie gevormd door de
Gemeentelijke Accountantsdienst. Daarom heeft spreker
iets verder willen gaan dan de heer Wilmer op dit punt;
overigens beoogt sprekers amendement hetzelfde als dat
van de heer Wilmer.
Spreker acht het zelfs niet in strijd met de goede vormen
noch dus ook met de gemeentewet, wanneer de Raad zich
rechtstreeks zou kunnen wenden tot de Gemeentelijke
Accountantsdienst; geen enkele bepaling van de gemeente
wet verzet zich daartegen. Deze bevoegdheid van de Raad
vloeit daarentegen juist voort uit art. 216 der gemeentewet,
volgens welk artikel het College van Burgemeester en Wet
houders verantwoording schuldig is tegenover de Raad. De
foutieve opvatting van het College, dat sprekers amende
menten in strijd zouden zijn met de gemeentewet, is een gevolg
van het verwarren door het College van „dagelijks bestuur"
met „controle op het dagelijks bestuur".
Spreker verklaart dat bij met zijn amendement, dat iets
verder gaat dan dat van de heer Wilmer, deze niet heeft
willen overtroeven. Waar hij het amendement van de heer
Wilmer iets zwakker achtte dan het zijne, heeft hij dit amen
dement ingediend. Nu echter door het nadere voorstel van
het College het doel, dat zowel de heer Wilmer als spreker
beoogde (meer invloed van de Raad), bereikt is het enige
verschil met sprekers amendement is, dat dit alles nu over
het College moet lopen, waartegen spreker geen overwegend
bezwaar heeft acht spreker zijn amendementen overbodig
en trekt hij die in.
Tenslotte wijst spreker er op dat zijn voorletters zijn M. B.
en niet H. B., zoals in Ingekomen Stuk No. 161 vermeld staat.
Vaststelling verordening betreffende de gemeentelijke
(Voorzitter e.a.) accountantsdienst.
De Voorzitter constateert dat de amendementen van de
heer Vos op art. 5 ingetrokken zijn.
De heer Stolp trekt zijn amendement in, omdat het College
in de nieuw voorgestelde redactie van de verordening de
gedachte heeft opgenomen, welke aan sprekers amendement
ten grondslag ligt.
Ook spreker zal het op prijs stellen, indien zijn voorletters
voortaan in de stukken juist worden vermeld, nl. S. M. en
niet C. M„ zoals in Ingekomen Stuk No. 161 vermeld staat.
De V oorzitter constateert dat het amendement van de heer
Stolp is ingetrokken.
De heer Wilmer zegt, dat men bij aanvaarding van zijn
amendement niet kan beweren, dat het artikel in strijd met
de gemeentewet is; er wordt dan in het midden gelaten,
aan wie de adviezen worden verstrekt. Spreker is bereid
zijn' amendement in te trekken, nu in artikel 2 zeer
nadrukkelijk is gezegd, dat de Raad het recht heeft aan
Burgemeester en Wethouders kennisneming van de adviezen
te verzoeken. Redactioneel wordt de verordening er niet
beter op, wanneer vervolgens in artikel 5 wordt bepaald, dat
de dienst Burgemeester en Wethouders van advies dient.
De dienst zou, keek hij alleen naar artikel 5, kunnen ver
klaren: „de Raad heeft met mijn adviezen niets te maken,
want er staat uitdrukkelijk, dat ik .(G. A. D.), ben ingesteld
om Burgemeester en Wethouders van advies te dienen."
De heer van der Kwaak meent, dat de heer Wilmer een
denkbeeldig gevaar ziet. Het gaat er eigenlijk om, dat de
adviezen niet altijd schriftelijk behoeven te worden uitge
bracht en de directeur van de dienst ook in het College kan
worden geroepen voor het geven van een (mondeling) advies.
Het gaat niet aan te verlangen, dat al deze adviezen op
schrift gesteld en aan de Raad doorgegeven zullen worden.
De heer Wilmer zegt, dat bij aanvaarding van zijn amen
dement ook niet wordt bepaald, dat alle adviezen aan de
Raad móeten worden doorgegeven. Spreker wenst alleen te
doen vervallen, dat zij aan Burgemeester en Wethouders
worden uitgebracht, in het midden latende dat zij in bepaalde
gévallen alleen aan Burgemeester en Wethouders en in andere
gevallen "via Burgemeester en Wethouders aan de Raad
worden uitgebracht.
Met het oog op het vergevorderd uur en in verband met
het feit, dat in de Raad eigenlijk nog geen overtuiging omtrent
de aanneming of verwerping van het amendement is geves
tigd (spreker heeft zelf reeds gezegd, dat zijn bedoeling reeds
in artikel 2 duidelijk tot haar recht komt) meent spreker;
mede ter voorkoming van een verwarde stemming, beter te
doen met zijn amendement in te trekken.
De Voorzitter constateert dat het amendement van de
heer Wilmer op art. 5 is ingetrokken.
Artikel 5 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 6 en 7 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 8, waarbij tevens aan de orde
komen de amendementen van de heer Vos op dit artikel.
De heer Vos trekt zijn amendementen in.
De Voorzitter constateert dat de amendementen van de
heer Vos op art. 8 zijn ingetrokken.
Artikel 8 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over' artikel 9, waarbij tevens aan de orde
komt het amendement van de heer Wilmer op dit artikel.
De heer Wilmer trekt, waar zijn amendement door Burge
meester en Wethouders in het nader voorgestelde artikel 9
geheel en letterlijk is overgenomen, dit amendement in.
De Voorzitter constateert dat het amendement van de
heer Wilmer op art. 9 is ingetrokken.
De heer Knol heeft bezwaar tegen het nader voorgestelde
artikel 9in deze vorm acht spreker dit artikel het intrappen
van een open deur. Het is toch vanzelfsprekend, dat de
directeur van de Gemeentelijke Accountantsdienst aan het
College moet rapporteren, -wanneer bij een uitgave niet de
nodige zuinigheid is betracht; dat behoeft er toch niet in te
staan! Dat is juist de taak van de Accountantsdienst! Spreker
heeft er geen overwegend bezwaar tegen, maar het artikel
is overbodig.