174 DINSDAG 31 AUGUSTUS 1948. stand gekomen, wijziging bracht, behalve verhoging van de invloed van het volk door het invoeren van rechtstreekse verkiezingen voor de 2e Kamer, de Provinciale Staten en de Gemeenteraden en het opdragen van meer dan vóórdien ter regeling aan de wetgever, de onschendbaarheid des Konings voor regeringsdaden en de verantwoordelijkheid voor die daden van de Ministers jegens het Parlement. Zij heeft de grondslag gelegd voor onze democratische staatsinrichting van vandaag, de constitutionele monarchie met een parle mentair stelsel en is derhalve waard ook hier herdacht te worden. Zoals gezegd, onder dit systeem treedt de persoon des Konings in Eegeringszaken niet meer naar buiten op en naar buiten blijkt dan ook van het aandeel van de Vorst in staatszaken niet, doch zij die uit hoofde van hun positie daarover kunnen oordelen, getuigen met diep respect voor Haar helder inzicht in de belangen van land en volk en van Haar volkomen objectiviteit, dat dit aandeel van H. M. Koningin Wilhelmina belangrijk was. Professor Struycken heeft eens deze omschrijving van de betekenis van ons Koningschap in het huidige staatsbestel gegeven: „Het Koningschap is het geweten der partij- regering ter verzekering van een eerlijk democratisch bewind Eeeds het feit, dat tal van besluiten alleen schriftelijk ge motiveerd ter ondertekening kunnen worden voorgelegd, dat van alle besluiten die motivering kan worden gevraagd door iemand, die ongevoelig is voor partijbelang, dwingt de Ministers tot een zelfonderzoek, dat een eerlijke, gezonde volksregering ten goede zal komen. Zo heeft ons Koningschap in onze tijd zijn taak begrepen, daarom staat het hoog ver eerd buiten, boven, naast de twistende partijschappen, de noodzakelijke elementen in de cultuur-democratie". De karaktereigenschappen van Koningin Wilhelmina staan ervoor borg, dat Zij aldus Haar taak heeft opgevat. Bij de grote politieke verschuivingen gedurende Haar Begerings- periode wist Koningin Wilhelmina zich volkomen boven de partijen te plaatsen en bij de samenstelling van de Begering die oplossing te kiezen, welke in de gegeven omstandigheden het meest in het belang van land en volk was. ,,Het meest heerlijke verschijnsel gedurende de vijf tig-jarige regerings periode van Koninging Wilhelmina", zo schreef Prof. Aalberse in het Gedenkboek 50 jaren, „is dan ook wel dit, dat ernstige staatkundige conflicten tussen Kroon en Volksvertegen woordiging niet zijn voorgekomen. Pleit dit ongetwijfeld voor de juiste eigen waardeschatting en het gehalte der vertegenwoordiging, welke het Nederlandse Volk zich in volle vrijheid koos, meer nog wijst het op de wijsheid, het gezond verstand en de gematigdheid van de Kroon". Zo is de Begering van Koningin Wilhelmina een periode geweest van vruchtbare samenwerking tussen Begering en Staten-Generaal. Gelijk ik zoeven zei, gemakkelijk was de taak, welke de jonge Vorstin in 1898 op Haar schouders nam, niet. In de loop van Haar Begering zou blijken, dat zij nog zwaarder was, dan in 1898 kon worden voorzien. Maar, en dat moet toch ook voor Koningin Wilhelmina een bron van kracht geweest zijn, Zij wist zich gedragen door de liefde van gans Haar volk. Evenzeer als Hare Majesteit Koningin Wilhelmina medeleefde met Haar volk in dagen van vreugde en tegenslag, evenzeer leefde Haar volk met Haar mede en nam het deel aan Haar vreugde en leed. En thans heeft het met ontroering vernomen, dat Koningin Wilhelmina, die 50 jaar lang het middelpunt van onze volksgemeenschap was, ons door Haar hoge plichtsvervulling en Haar grote gaven van hart en verstand tot lichtend voorbeeld stond, als Koningin heen zal gaan. Het besluit daartoe, zal Hare Majesteit zwaar gevallen zijn. Maar het moge Haar enigermate tot vreugde strekken, dat Zij de plaats, welke Zij in de harten van Haar onderdanen inneemt, zal blijven behouden. Het moge Haar eveneens tot vreugde strekken, dat Neder land met Haar Koninklijke dochter Prinses Juliana, die nu reeds door banden van liefde met het Nederlandse volk is verbonden, de toekomst met vertrouwen tegemoet gaat. Ja, wel met vertrouwen. Is ook zij niet een telg uit het Huis van Oranje? Zij zal zeker de traditie van de vorsten uit dat Huis voortzetten, en Haar streven zal er eveneens op gericht zijn steeds en in alles de belangen van Haar volk te behartigen. Op 6 September a.s. zal Zij door het Nederlandse volk worden ingehuldigd op een wijze, welke geen twijfel laat aan de ge voelens van ons jegens Haar. Dames en Heren, ik ben er mij van bewust met het vooraf gaande slechts een zwak licht te hebben doen schijnen over de grote betekenis welke Hare Majesteit Koningin Wilhelmina voor Nederland heeft gehad. Het was slechts mijn bedoeling op deze dag met U een ogenblik stil te staan bij dit jubileum en dit afscheid. Bij alle weemoed welke ons bekruipt bij Haar troonsafstand, vervult ons een diep gevoel van dank baarheid voor deze Koninklijke Vrouwe, wier leven niet anders was dan een onvermoeid arbeiden aan de behartiging van de belangen van Haar volk. Dames en Heren, ik zal thans besluiten met de bede, dat het Hare Majesteit Koningin Wilhelmina gegeven moge zijn getuige te zijn van een volledig herstel, onder het regiem van Haar dochter Koningin Juliana, van de aan Nederland door de oorlog geslagen wonden. Ik heb gezegd. Na het uitspreken door de Voorzitter van deze rede, welke door middel van luidsprekers op het Stadhuisplein, eveneens voor het publiek ten gehore wordt gebracht, speelt het op dat plein opgestelde muziekcorps twee coupletten van het Wilhelmus, waarna de Voorzitter uitroept: „Leve de Koningin", waarmede alle leden instemmen. Op voorstel van de Voorzitter wordt besloten tot het ver zenden van het volgende adres van hulde aan H. M. de Koningin „Mevrouw, De Gemeenteraad van Leiden is op heden in een bijzondere vergadering bijeengekomen ter herdenking van de verjaardag en het vijftigjarig regeringsjubileum van Uwe Majesteit. De Baad voelt zich gedrongen op deze gedenkwaardige dag zich tot Uwe Majesteit te richten om zijn eerbiedige gelukwensen aan te bieden ter gelegenheid van de vervulling van Hoogstderzelver acht en zestigste levensjaar en om jegens Uwe Majesteit uiting te geven aan zijn gevoelens van diepe dankbaarheid en warme hulde voor het gedurende vijftig jaren, vaak onder moeilijke omstandigheden, gevoerde beleid. Gedenkend de aan ons land in Uwe Majesteit geschonken zegen, spreekt de Baad de eerbiedige wens uit, dat het de Allerhoogste behage Uwe Majesteit nog menig jaar, mede voor ons land en volk te sparen." Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 2