88 gemeenten des lands gekeurd vlees, dat o.m. tengevolge van de moderne mogelijkheden van vervoer regelmatig voor deze fabriek in onze gemeente wordt ingevoerd. Behalve het voordeel, dat de vennootschap bij deze wijze van herkeuring hoopt te behalen, is er, naar onze mening, een groot hygiënisch belang verbonden aan de omstandigheid, dat dientengevolge het uitstel, gepaard aan het uit- en in laden aan het Openbaar Slachthuis van het vlees, zal worden voorkomen. Wij zijn dan ook bereid ten opzichte van deze herkeuring aan de fabriek onze medewerking te verlenen. De voor deze medewerking nodige bevoegdheden kan ons College slechts door een wijziging van bovengenoemde ver ordening worden verleend, en wel door uitbreiding van de ingevolge artikel 9, tweede lid, der verordening voor de herkeuring bestemde plaatsen. Op grond van de thans voor gestelde wijziging zal ons College in het algemeen de be voegdheid bezitten voor de herkeuring in een voor dat doel ingerichte lokaliteit in het pand van degene, voor wie het ingevoerde, in een andere gemeente gekeurde vlees is bestemd, toestemming te verlenen, uiteraard onder de daarbij door ons College te stellen voorwaarden. De Commissie voor de Strafverordeningen, wier advies wij hieronder doen afdrukken, heeft omtrent de voorgestelde wijziging enige opmerkingen gemaakt van redactionele aard, met welke opmerkingen wij ons kunnen verenigen. In overeenstemming met het advies van de Commissie voor het Openbaar Slachthuis en met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken geven wij mitsdien Uw Vergadering in overweging vast te stellen de volgende verordening VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 27 Maart 1922 (Oemeenteblad no. 13) op de Keuringsdienst van Vee en Vlees, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 22 Maart 1937 Gemeenteblad no. 14). Artikel I. Het laatste lid van artikel 7 wordt gelezen als volgt: Van het bepaalde in dit artikel is uitgezonderd: 1° het -vlees, genoemdio artikel 6, onder a, c, den e-, 2° het vlees, dat ingevolge de toestemming -van Burge meester en Wethouders, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, langs door hen te bepalen wegen onmiddellijk wordt ver voerd naar het pand van degene, voor wie het is bestemd. Art. II. Het tweede lid van artikel 9 wordt gelezen als volgt: Het in het eerste lid bedoelde onderzoek geschiedt zo spoedig mogelijk, hetzij in het keuringslokaal of in een ander door de Directeur aan te wijzen lokaal van het Openbaar Slachthuis, hetzij met toestemming van Burgemeester en Wethouders in een voor dat doel ingerichte localiteit in het pand van degene, Voor wie het vlees is bestemd. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende als volgt: De in het tweede lid bedoelde toestemming wordt op diens verzoek aan een belanghebbende Verleend, indien en zolang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders de regel matig ingevoerde hoeveelheden vlees daartoe aanleiding geven en de aan de toestemming verbonden voorwaarden worden opgevolgd. Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 19 Mei 1948. Met betrekking tot het door Uw College in onze handen gestelde ontwerp tot wijziging van de verordening op de Keuringsdienst vaü Vee en Vlees, delen wij U het volgende mede. Met de voorgestelde wijziging als geheel genomen kunnen wij ons verenigen. Slechts merken wij terzake nog het vol gende op. Ofschoon bet verband tussen artikel 9, tweede lid, zoals deze bepaling thans zal komen te luiden, en de uitbreiding van de uitzonderingen, genoemd in het laatst e lid van artikel 7 door de onderlinge samenhang der artikelen op dit punt wordt bepaald, zijn wij van oordeel, dat het wenselijk is dit verband tot uitdrukking te brengen. Dit is mogelijk door in het nieuwe laatste lid van artikel 7 bij de toestemming van Burgemeester en Wethouders naar artikel 9, tweede lid, te verwijzen. Gaarne zagen wij duidelijker uitgedrukt aan wien de toestemming tot het ter plaatse doen uitvoeren der her keuring kan worden verleend. Het ontworpen (derde) lid van artikel 9 dient met het oog daarop te worden gelezen: „De in het tweede lid bedoelde toestemming wordt op diens verzoek aan een belanghebbende verleend, enz." Tenslotte geven -wij U ih overweging in het (nieuwe) tweede lid van artikel 9, behalve de voorgestelde uitbreiding, na do woorden „zo mogelijk" een komma gevolgd door het woord „hetzij" te doen opnemen. Dit lijkt ons uit taalkundig oog punt gewenst. Met inachtneming van deze wijzigingen zal de verordening derhalve kunnen luiden, zoals in de bijlage dezes is weerge geven. De Commissie voor de Strafverordeningen, P. H. van Kinschot, Voorzitter. B. Streng, Secretaris. Aan Heren Burgemeester en Wethouders van Leiden. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 27 Maart 1922 Gemeenteblad no. 13) op de Keuringsdienst van Vee en Vlees, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 22 Maart 1937 Oemeenteblad no. 14). Art kei. I. Het laatste lid van artikel 7 wordt gelezen als volgt: Van het bepaalde in dit artikel is uitgezonderd: 1° het vlees, genoemd in artikel 6, onder a, c, d en e; 2° het Vlees, dat ingevolge de toestemming van Burge meester en Wethouders, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, langs door hen te bepalen Wegen onmiddellijk wordt ver voerd naar het pand van degene voor wie het is bestemd. Artikel II. Het tweede lid van artikel 9 wordt gelezen als volgt: Het in het eerste lid bedoelde onderzoek geschiedt zo spoedig mogelijk, hetzij in het keuringslokaal of in een ander door de Directeur aan te wijzen lokaal van het Openbaar Slachthuis, hetzij met toestemming van Burgemeester en Wethouders in een voor dat doel ingerichte localiteit in het pand van degene voor wie het vlees is bestemd. Na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd luidende als volgt: De in het tweede lid bedoelde toestemming wordt op diens verzoek aan een belanghebbende verleend, indien en voor zolang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders de regelmatig ingevoerde hoeveelheden vlees daartoe aanleiding geven en de aan de toestemming verbonden voorwaarden worden opgevolgd. N°. 107. Leiden, 24 Mei 1948. Naar aanleiding van ons praeadvies (Ingek. Stukken No. 82 Van 1948) op het adres van N. Rosier, houdende het verzoek om toe te staan, dat de Leidse kermisexploitanten eenmaal per jaar gelegenheid krijgen gezamenlijk een kermis of lunapark te organiseren, beeft Uw Vergadering een door de heer A. van Dijk ingediende motie aangenomen, luidende: „Ondergetekende stelt de Raad voor de Burgemeester te verzoeken er toe mede te werken, dat aan de Leidse Kermis exploitanten alsnog de gelegenheid zal worden gegeven, bij de feesten ter gelegenheid van het Regerings Jubileum van H.M. de Koningin, te Leiden, hun attracties te exploiteren." Dienaangaande delen wij U het volgende mede. Ten einde na te gaan, in hoeverre het mogelijk zou zijn aan het in de motie vervatte verzoek tegemoet te komen, heeft de Burgemeester zich in verbinding gesteld met het Comité Regeringsjubileum. Dit comité bleek bereid te trachten de door Uw Vergadering uitgesproken wens te verwezenlijken. Bij schrijven van 11 Mei 1948 heeft het ons nopens de onder nomen stappen en de resultaten daarvan echter het volgende bericht. „Allereerst heeft ons Comité onderzocht of en in hoeverre de Leidse exploitanten reeds eerder in de gelegenheid gesteld zijn mede te werken binnen het kader van de bestaande plannen. Daarbij bleek ons dat: 1°. Door de Verenigde Amusementsbedrijven vóórdat nog tot openbare verpachting van de beschikbare plaatsen op de kermis was overgegaan, met de Heer Brouwer, vertegen woordiger der Leidse Kermisexploitanten overleg is gepleegd, waarbij ook aan deze exploitanten plaatsen zijn aangeboden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 24