MAANDAG 22 MAAET 1948. 113 Voorstel tot het vaststellen van een verordening, inzake liet (Knuttel e.a.) openbaar vervolgonderwijse.a. degelijk van het een en ander kennis genomen, maar is uitgegaan van het bedrag, dat vóór 1935 werd betaald. Overigens ziet spreker niet veel heil in het uitlokken van een stemming. De hierbij betrokken organisaties maken een vergelijking met de salariëring bij het nijverheidsonderwijs, waar de leerkrachten van de avondcursussen wel het bedrag van 3.per uur bereiken. Het argument, dat op de begroting nu eenmaal een bepaald bedrag is uitgetrokken, weegt voor spreker niet zwaar; men zou eerder tot de conclusie moeten komen, dat op de begroting een fout is gemaakt. Spreker meent te kunnen volstaan met het halfslachtige standpunt van het College af te wijzen. De heer van Schaik zegt, dat een vergelijking met de salarissen van het nijverheidsonderwijs waarschijnlijk on gunstig voor die salarissen zou uitvallen; zij zijn op het ogenblik lager. De artikelen I tot en met III worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XIV. Praeadvies op het verzoek van het Bestuur van het Liefdewerk van de II. Camera om subsidie ten behoeve van zijn jongensschool voor B.L.O. aan de Pelikaanstraat. (44) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XV. Praeadvies op het verzoek van de Vereniging „de Ambachtsschool" te Leiden, inzake het toevoegen van enige vakken van onderwijs aan de dag-ambachtsschool. (45) De heer A. van Dijk zegt, dat bij de behandeling van het praeadvies van het College op het verzoek tot stichting van een Rooms-Katholieke Ambachtsschool in de Raadszitting van 13 en 27 October 1947 door de minderheid van het College en van de Raad met klem betoogd is, dat de oprichting van een tweede ambachtsschool noodzakelijk was. De meer derheid heeft deze consequentie echter niet getrokken en de oprichting van een tweede ambachtsschool niet noodzakelijk geacht. Nu heeft spreker getracht uit het Raadsverslag van ge noemde zittingen de wetenschap te putten, of uitbreiding van de bestaande ambachtsschool wel mogelijk is. Bij dit onderzoek is spreker gestuit op de niet overtuigend bewezen redenering, dat deze ambachtsschool ruimte biedt voor een behoorlijke expansie. In de vergadering van 27 October 1947 heeft de heer van Schaik medegedeeld (Handelingen 1947, blz. 183, tweede kolom), dat er bij het Leidse ambachts- onderwijs op het ogenblik nog 200 open plaatsen zijn, en dat 660 leerlingen het maximum was, dat men kon toelaten. Even verder, eveneens op blz. 183, deelde de heer van Schaik mede, dat de ambachtsschool thans 588 leerlingen telt, 660 (het maximum) 588 (het tegenwoordig aantal) is echter niet 200 (het aantal open plaatsen), dat de heer van Schaik noemt, maar 72. Die veelheid van cijfers biedt spreker dus geen houvast. Spreker staat op het ogenblik nog op het standpunt, dat de Leidse ambachtsschool te klein is. Spreker verheugt zich daarover geenszins, maar stelt twee vragen, nl. deze. Hoe groot is naar de mening van het College de te verwachten stijging van het aantal leerlingen, wanneer het onderwijs aan de ambachtsschool zal worden uitgebreid met de vakken brood- en banketbakken, kleermaken en schoen maken? Spreker verwacht dus niet min of meer pathetische verklaringen van de Wethouder, maar een concreet antwoord op deze vraag. Voorts vraagt spreker: Is het mogelijk deze uitbreiding in het tegenwoordige gebouw van de ambachts school tot stand te brengen zonder schade voor het onderwijs? De heer van Schaik zegt, dat het de bedoeling is, de Raad te doen uitspreken, dat opleidingen van brood- en banket bakkers, schoenmakers en kleermakers aan de ambachtsschool nodig worden geoordeeld, alvorens het onderwijs in deze vakken te doen aanvangen. Deze aanvrage van het bestuur van de ambachtsschool heeft echter een voorgeschiedenis; dit verzoek is dan ook niet onverwacht gekomen. Door spreker is reeds eerder getracht avondonderwijs in de ge noemde vakken te doen geven. Spoedig bleek, dat dit avond onderwijs alleen geen afdoende verbetering kon brengen en dat het voor de goede gang van zaken en de toevoer van nieuwe arbeidskrachten naar deze vakken nodig was dag- Praeadvies verzoek Ver. „de Ambachtsschool" inzake het (van Schaik e.a.) toevoegen van enige vakken van onderwijse.a. onderwijs te geven. De daarvoor nodige urgentieverklaring kan worden aangevraagd door een instelling van nijverheids onderwijs of een andere instelling (een gemeente of een rechtspersoonlijkheid bezittende Vereniging). Voor het zo zo spoedig mogelijk doen geven van de lessen is het wenselijk, dat de verklaring wordt gevraagd door een bestaande school of onderwijsinrichting op het gebied van het nijverheids onderwijs. In Leiden komen er slechts drie in aan merking: de school van het Koninklijk Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix, de tekenschool van de Rooms-Katho lieke Volksbond en de ambachtsschool. Spreker heeft hun, die voor hun groep dagonderwijs wensen, het advies gegeven, aan een of andere onderwijsinrichting te vragen het verlangde dagonderwijs te geven. Het resultaat is geweest, dat ten slotte het verzoek van het bestuur van de ambachtsschool is binnengekomen. Anderen hebben dus ook de gelegenheid gehad, de urgentieverklaring in te zenden. De heer A. van Dijk wenst, dat men bij de beoordeling van de aanvrage zal nagaan, of de leerlingen, die deze cur sussen zullen gaan volgen, op de ambachtsschool kunnen worden geplaatst, zonder dat daarbij belangrijke verande ringen moeten worden aangebracht. Spreker heeft in de vergadering van 27 October 1947 volkomen terecht mede gedeeld, dat er op de ambachtsschool, waarbij begrepen de textielschool, 200 open plaatsen zullen zijn. Het aantal examinandi is dit jaar 50 kleiner dan verleden jaar; het aantal tot de school toegelaten candidaten is kleiner dan gewoonlijk, het aantal open plaatsen moet nu dus groter dan 200 zijn. Spreker vermoedt, dat men met het aantal leerlingen, dat zich voor de opleiding van schoenmaker zal aanmelden, ten hoogste één klasse zal kunnen vormen. Over enige jaren, wanneer de stroom is opgevangen, zal het aantal leerlingen, dat zich dan voor dit vak aanmeldt, niet voldoende zijn voor de vorming van een klasse per jaar. Naar sprekers overtuiging, welke hij aan die van de schoenmakers heeft getoetst, zal op de duur om de twee jaar een klasse worden toegelaten, zodat men het ene jaar een eerste en het andere jaar een tweede klasse aan de school heeft. Deze cursus zal naar sprekers mening 20 leerlingen tellen; de cursus kleer maken zal, gezien de ervaring in andere gemeenten, aan vankelijk 15 a 20 leerlingen hebbenhet is echter de vraag, of dit aantal elk jaar bereikt zal worden. Misschien zal hier ook op de duur om de 2 jaar een nieuwe klas komen. Bij het vak brood- en banketbakken zal het aantal leerlingen belang rijk groter zijn; de belangstelling voor dit vak is op het ogenblik zeer groot; te dien aanzien moet spreker een slag in de lucht doen; men weet tevoren niet van hoever weg de leerlingen zich nog zullen aanmelden; hij schat het aantal leerlingen in dit vak op 35. Het totaal aantal leerlingen in deze vakken kan in redelijkheid dus op 80 worden gesteld, in elk geval ligt het beneden de 100. Voor het vormende onderwijs zal dit aantal leerlingen zeker een plaats in het tegenwoordige gebouw van de ambachtsschool kunnen vinden. Enige werkruimte zal verkregen moeten worden. Zo zal b.v. voor de bakkersopleiding een bakkerswerkplaats met ovens gebouwd moeten worden. Ten slotte in dit verband nog het volgende: De textielschool moet verplaatst worden; binnen 2 jaren zal er een ander gebouw moeten zijn. Spreker zal gaarne zien, dat de textielschool en deze nieuwe groepen van de ambachts school bijeengebracht worden onder een gezamenlijke directie. Ook de wensen van het bestuur van de ambachtsschool gaan in die richting. De heer A. van Dijk dankt de Wethouder voor zijn uit voerige toelichting. In feite heeft de Wethouder de beide door spreker gestelde vragen echter omzeild. De heer van Schaik heeft dit toch aangegeven! Spreker heeft gezegdhet betreft hier 80 leerlingen, die, wat de aanwezige ruimte betreft, zeker geplaatst kunnen worden in de thans bestaande lokalen voor vormend onderwijs. De leerling-schoenmakers en de leerling-kleermakers kunnen in gewone schoollokalen geplaatst worden, voor de leerling bakkers zal echter nieuwbouw nodig zijn. De heer A. van Dijk verklaart, dat hij en de zijnen op grond van de cijfers er absoluut van overtuigd zijn, dat een tweede ambachtsschool noodzakelijk is. Nu zij niet kunnen bereiken, dat deze wordt gesticht, zullen zij de voorgestelde uitbreiding van het onderwijs niet terugdringen, maar met dit mindere genoegen nemen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 5