WOENSDAG 18
FEBEUAEI 1948.
81
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Vos e.a.)
ieder van de autoriteiten zich op een eigen standpuntje
stelt en waarop niet alleen gebrek aan samenwerking en
leiding, maar waarschijnlijk ook groot gebrek aan des
kundigheid bestaat. Wij, aldus spreker, zijn er de dupe
van en het resultaat is droevig.
Spreker verklaart namens de heer Frohwein, dat deze
zich met de kosten van de verbouwing op de Stadstimmer-
werf heeft vergist en tot zijn spijt de kosten van de ver
bouwing en die van de restauratie van de gevel heeft samen
geteld.
De heer D. J. van Dijk verklaarde zuinigheid te willen
betracht zien, maar achtte het nodig, dat werd doorgegaan
met het nemen Van die maatregelen, welke noodzakelijk
waren op cultureel, sociaal, sportief en recreatief gebied.
Ook sprekers fractie ziet wel degelijk de noodzakelijkheid
van dergelijke maatregelen in; zij heeft gestemd voor het
toekennen van een subsidie aan de Stichting tot Bevordering
van Kunst, Ontwikkeling en Ontspanning; zij is voor
standster van de sociale maatregelen, welke de heer Piena
heeft genoemd. Nederland staat in het nemen van sociale
maatregelen ver boven alle andere landen; sprekers partij
heeft ze altijd gesteund; spreker zelf is lid van de staats-
commissie-personeels-pensioenfondsen en werkt aan de tot
standkoming van vele sociale maatregelen mede.
Het verschil tussen de Partij voor Vrijheid en Democratie
en de Partij van de Arbeid is echter, dat de aanhangers
van de eerstgenoemde partij willen blijven binnen de grenzen
van het financieel mogelijke. Spreker en de zijnen denken
niet uitsluitend in geld; zij denken ook aan andere dingen,
maar voor al die dingen is geld nodig. Men moet de mensen
niet verstrikken in progressiviteits-neigingen en in wensen,
die practisch niet voor verwezenlijking vatbaar zijn. Het
woningbouwvraagstuk wordt niet opgelost door het maken
van plannen, door planning, waarin de Partij van de Arbeid
zo ontzettend ver is, plannen die veel verder gaan dan prac
tisch uitvoerbaar is; men heeft daarvan al zeer vele voor
beelden gehad. Met plannen, gebaseerd op cijfers, die in het
geheel niet uit komen, schiet men niets op. Daarmede houdt
men de zaak op, daarmede bouwt men slechts luchtkastelen.
Dat zijn idealen, waaraan men niets heeft. Dat is ook het
verschil tussen de beer D. J. van Dijk en spreker.
De opmerkingen van de heer Eiedel over de geleide econo
mie zijn reeds op zeer juiste wijze weerlegd door de heer
Knol, bij wie spreker zich aansluit. Kapitalisme en geleide
economie vormen geen tegenstelling; het gaat over meer
of minder Overheidsbemoeiing in bedrijf en beroep. Spreker
en de zijnen willen in dit opzicht alleen de allernoodzakelijkste
Overheidsbemoeiing, alleen voorzover die nodig is in het
algemeen belang; en zij willen verder zoveel mogelijk particu
lier initiatief, omdat uit dat particulier initiatief de productie
moet voortkomen en omdat uit de winsten van dat particulier
initiatief de Staat zijn belastingen moet kunnen heffen.
Wanneer men het particulier initiatief doodt, slacht men
de kip met de gouden eieren. Overheidsbemoeiing leidt tot
economische dictatuur en ook tot politieke dictatuur, omdat
de economische dictatuur alleen te handhaven is via een
politieke dictatuur. Dit blijkt ook uit de strafsancties, die
tegenwoordig gelden bij iedere overtreding van die geleide
economie, van die dictatuur. Door dit systeem kan elke over
treding, die de vrije burger eigenlijk niet als zodanig be
schouwt, tot een misdaad worden, waardoor men in de
gevangenis kan terecht komen. Het gevolg van al die ordening
is, dat alle Nederlanders, van hoog tot laag, geen enkele
uitgezonderd, tegenwoordig vrijwel met één been in de
gevangenis staan. Het standpunt van sprekers partij is:
wat minder idealisme, wat meer werkelijkheidszin en een
open oog voor vooruitgang.
Spreker was niet in de vergadering, toen de heer Knuttel
zijn rede hield, maar heeft daarvan wel iets van anderen
gehoord en ook het een en ander gelezen. Aangezien spreker
met de zienswijze van de heer Knuttel geen enkel aan
knopingspunt heeft, acht hij een debat met dat lid volkomen
vruchteloos; spreker volstaat met de opmerkingen van de
heer Knuttel volledig af te wijzen.
De Voorzitter constateert, dat het voorstel van de beren
Frohwein en Vos, luidende:
„De Eaad besluit het College van Burgemeester en Wet
houders te verzoeken, zo spoedig mogelijk uitvoering te
geven aan het in 1939 genomen Eaadsbesluit, om in te
stellen een „Contactcommissie voor de klein-industrie en
het winkelbedrijf", is ingetrokken.
De heer van Weizen zegt, dat naar het oordeel van zijn
fractie de politiek, welke de Eegering sinds de bevrijding
heeft gevoerd, in hoge mate van invloed is op deze begroting
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(van Weizen.)
en alles, wat zich daaromheen beweegt. Van alle hoogge
stemde verwachtingen, die bij de bevrijding werden gekoes
terd omtrent de wederopbouw en het nemen van maatregelen,
die het perspectief van grotere welvaart voor de massa
zouden openen, is niets terecht gekomen.
Wel zijn er grote winsten gemaakt; de toestand van het
Nederlandse kapitalisme heeft het bepaalde ondernemingen
mogelijk gemaakt grote winsten te behalen, waarvan Neder
land op het gehele sociaal-economische terrein in sterke mate
de gevolgen ondervindt, hetgeen weer zijn terugslag heeft
op de positie van Leiden en de mogelijkheid van oplossing
van de in Leiden bestaande vraagstukken beïnvloedt.
Het is volkomen begrijpelijk, dat de Eaad daarop weinig is
ingegaan; de druiven zijn nu eenmaal zeer zuur. Ook de
communisten ontkennen niet, dat Nederland zeer verarmd
is en dientengevolge afhankelijk is geworden van rijkere
landen om de wagen, die dreigt vast te lopen, weer op gang
te brengen.
De communisten hebben daarover echter hun eigen ziens
wijze. Dat het economisch leven en de daarmede verband
houdende kapitaalspositie het op het ogenblik Nederland
onmogelijk maken de voor zijn productie nodige goederen
te betrekken, wordt volgens hen veroorzaakt door de in het
verleden gevoerde politiek. Om dit te verhelpen, moeten in
de eerste plaats de krachten, in het Nederlandse volk zelf
aanwezig, worden aangewend; dat is de enig mogeüjke weg
om niet alleen het sociaal-economisch leven weer op gang te
brengen, maar ook het op hoger niveau te brengen, om de
productie te stimuleren.
Terwijl spreker bij de algemene beschouwingen over de
vorige begroting moest vaststellen, dat de productie het
vooroorlogse peil nog niet had bereikt, deelde de pers in
September 1947 mede, dat dit toen was geschied. De com
munisten gaan uit van het standpunt, dat de rijkdom van
een land in de allereerste plaats wordt bepaald door de hoe
veelheid goederen, die het kan voortbrengen. Deze waarheid
als een koe is de grondslag, waarop alles rust. Wanneer de
goederenvoortbrenging op zulk een wijze wordt geleid, dat
daarmede precies het tegendeel wordt bereikt van wat er
mede bereikt moest worden, is er iets niet in orde. Aan de
ene kant meent men, dat het alleen kan worden verholpen,
wanneer Amerika te hulp komt, maar aan de andere kant
zeggen de communisten, dat er ook nog andere mogelijkheden
zijn om uit het moeras te komen, welke mogelijkheden zij
in de allereerste plaats zoeken bij het eigen volk en het eigen
productie-apparaat; zij willen daardoor bereiken, dat de
afhankelijkheid, waarin Nederland zich op het ogenblik be
vindt, zal ophouden te bestaan. Blijkens de persberichten
van hedenavond wenst het Amerikaanse Parlement de Euro
pese scheepsbouw beperkt te zien, terwijl de scheepsbouw
voor Nederland een van zijn voornaamste bronnen van
welvaart is. Juist omdat de hulp, die door Amerika in het
vooruitzicht wordt gesteld, gepaard gaat met het stellen van
voorwaarden, die het gevaar doen ontstaan, dat Nederland
niet uit de put wordt geholpen, maar er steeds dieper in zal
verzinken, wijzen de communisten deze hulp af. Men kan
wel een lofzang zingen op de productiewijze, waarbij het
particulier initiatief de boventoon voert, maar de feiten
hebben bewezen, dat dit particulier initiatief niet in staat
is de voorwaarden te scheppen, waardoor het economische
leven wordt gevrijwaard van schokken, gelijk men die op
het ogenblik en juist in de Verenigde Staten kan waarnemen
en waarvan niemand kan zeggen, welke uitwerking zij op de
duur zullen hebben.
De heer Vos acht een vruchtbaar debat met de communis
ten onmogelijk, wegens het ontbreken van enig punt van
aanraking met hen. De communisten hebben echter wel
aanraking met de economische inzichten van de heer Vos,
ten aanzien waarvan zij aan de hand van de feiten, van de
gebeurtenissen in de wereld, kunnen aantonen, dat deze tot
het verleden behoren, dat ze stammen uit de tijd van de
Manchester school, van de zuiver liberale economie, gepaard
gaande met bepaalde maatregelen, die aan het principe
niets afdoen.
De heer Knol kon of wilde tegenover sprekers standpunt
niet anders zeggen dan dat een rijk land een arm land moet
helpen. Doorgedacht tot in haar uiterste consequenties,
komt deze opvatting neer op economische afhankelijkheid
van Nederland ten aanzien van Amerika. De heer Knol kan
weten, dat daar, waar in Nederland nieuwe industrieën
worden gevestigd, dit plaats vindt met samengestelde kapi
talen, waarin in sommige gevallen het Amerikaanse domi
neert. En die investering geschiedt toch zeker niet uit louter
philantropische overwegingen, maar natuurlijk om winst te
maken. Dit heeft echter mede tot gevolg, zoal geen dictatuur,
zoals de heer Vos nu zegt, dan toch een zekere politieke