DINSDAG 17 FEBRUARI 1948. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen, (van Iterson e.a.) deze woningen gaarne zelf zouden opknappen. Het argument van bet College, dat bet bestemmen van kantoren tot woon ruimte in strijd zou komen met art. 1, lid 6 van de Woon- ruimtewet 1947 (Memorie van Antwoord blz. 39) gaat naar sprekers mening niet opwat bet zwaarst is moet bet zwaarst wegen. In 1949 zal men er veel sleebter voorstaan dan nu en dan zullen deze maatregelen tocb moeten worden genomen. Al zouden de woningen in bet plan „Leiden-Noord" dit jaar gereed komen, wat zou dat dan nog zijn? Op sprekers vraag tot verbetering van de bestrating van de Oude Singel antwoordt bet College (Memorie van Antwoord blz. 76), dat herstel zeer kostbaar zou zijn, terwijlhet materiaal nog zeer moeilijk te krijgen is. Dit antwoord bevredigt spreker niet geheel; ook spreker weet, dat er gebrek aan materialen is, doch de Oude Singel is, doordat er tegen woordig een losplaats voor schepen is, een transport- of verkeersweg geworden. Tengevolge van de slechte bestrating nemen de automobüisten juist de overbelaste Haarlemmer straat; bij verbetering van de bestrating op de Oude Singel zullen zij deze volgen, hetgeen een ontlasting van de Haar lemmerstraat zou betekenen. Wat betreft bet gebrek aan materialen, ook andere straten, waarvoor dit niet zo urgent is, werden wel herbestraat en ook wel van nieuwe trottoirs voorzien; wat bet zwaarst is moet het zwaarst wegen. De toezegging van het College (Memorie van Antwoord blz. 70), dat het Noordeinde als toegangsweg tot de stad modern zal worden verbcht, verheugt spreker. Ook stemt tot tevredenheid, dat het College de particuliere woningbouw wil stimuleren en daarvoor grond wil beschik baar stellen (blz. 38). Inzake de bouw van een nieuw Diaconessenhuis is thans door het Bestuur een verzoek gedaan tot overdracht van de grond, althans tot het aangaan van een dading. Nu ver zoekt spreker het College, gezien het grote gebrek aan zieken huisruimte en met het oog op de na de stadsuitbreiding te verwachten grote toeloop van patiënten, de verwezenlijking van het plan tot de bouw Van een nieuw Diaconessenhuis te bevorderen, en er bij de bevoegde instanties op aan te dringen, dat dit werk urgent wordt verklaard en op de z.g. voorrangslijst wordt geplaatst. De heer Knol geeft de volgende algemene beschouwingen. Van de ingediende begroting, zomede het algemeen verslag van het verhandelde in de secties met de Memorie van Ant woord van het College, zijn het vooral de volgende punten, welke, behalve nog enkele andere minder belangrijke zaken, in meerdere of mindere mate de aandacht op zich hebben verenigd: a. De gemeentelijke autonomie; b. Het veelvuldig beroep, dat wordt gedaan op de noodtoestand; c. Als één der belangrijkste punten, de financiële toestand der gemeente. De autonomie van de gemeente ligt in de gemeentewet verankerd. Historisch is bedoeld deze autonomie aan de gemeente te geven en nu acht spreker niet juist de stelling, dat eigenlijk de hogere overheid daarin min of meer te zeggen zou hebben, zoals hier is geponeerd. Men vraagt zich wel eens af, wat er van de juiste gedachten van de grote Thor- becke, neergelegd in de gemeentewet, is overgebleven. De gemeente zal tegen de aantasting van haar autonomie, zoals dit tegenwoordig plaats heeft, bij voortduring moeten strijden. Het is toch onjuist, zoals reeds enige keren is voor gekomen, dat een besluit van de Raad, genomen in overeen stemming met het praeadvies van het College, alleen al tengevolge van een mededeling van een hogere instantie niet ten uitvoer wordt gebracht. Dan is het juister de weg te volgen, welke precies door de gemeentewet aangegeven wordt. Éénmaal is het zelfs voorgekomen, dat een besluit niet ten uitvoer werd gebracht, omdat een Minister een zekere mening had. Het verheugt spreker, dat het College blijkens de Memorie van Antwoord (blz. 29) mede tegen de aantasting der gemeentelijke autonomie bezwaar maakt. In de toekomst zal echter in voorkomende gevallen door de gemeente stringenter moeten worden opgetreden. Het beroep op de noodlijdendheid der gemeente is irrelevant; beoordeeld behoort slechts te worden, of de Raad bij zijn besluiten in strijd komt met de wet. Anders zou een normale Raad eerst kunnen bestaan, wanneer de noodlijdendheid zou zijn opge heven. Maar bovendien, de gemeenten zijn alleen en uit sluitend als gevolg van maatregelen, door het hoger gezag genomen, in deze toestand geraakt, allereerst door het steeds maar weer leggen van nieuwe lasten op de gemeenten en verder door het belastinggebied van de gemeenten steeds maar weer te beperken. De z.g. hoofdelijke omslag, welke de gemeente vroeger hief, was niets anders dan een in komstenbelasting; er kleefden inderdaad fouten aan het stelsel, maar die hadden verholpen kunnen worden. De Staat achtte vervanging van deze hoofdelijke omslag door Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Knol.) een gemeentefondsbelasting juister. Daarin waren de ge meenten deelgerechtigdde uitkering had plaats op grond van een zeer ingewikkelde formule. Dit is een voorbeeld van diep ingrijpen in de gemeentelijke autonomie. Tijdens de bezetting moest deze belasting ineens worden afgeschaft. Typisch is, dat de ondernemingsbelasting eigenlijk toch weer is gebaseerd op het inkomen; vooral door het vermenig- vuldigingscijfer doet deze belasting aan de vroegere hoofdelijke omslag denken. Wat vroeger dus minder juist werd geacht, wordt nu plotseling als een goede methode beschouwd. O tempora, o mores. Van meer belang is echter, dat de gemeenten zeker niet noodlijdend zouden zijn, wanneer zij haar belastinggebied hadden mogen behouden. De noodlijdendheid is dus niet de schuld van de gemeenten. Voor ieder is duidelijk door wie de autonomie der gemeente is aangetast. De gemeenten moeten pal staan tegen elke nieuwe aantasting daarvan en in voorkomende gevallen daartegen zelfstandig stelling nemen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten kan voortreffelijk werk leveren, maar elke geïnteresseerde is steeds het meest capabel zijn eigen zaken te behartigen. Veelal is het minder juist, wanneer een lid van de Raad (omdat hij nu eenmaal goed met de materie bekend is) zich als zodanig tot een hogere instantie wendt. In zeer bijzondere gevallen is dit echter toch wel te begrijpenen is het waarschijnlijk te billijken, hoewel spreker persoonlijk dit minder juist acht, dat zulk een middel als ultimum remedium te baat wordt genomen. Wat betreft het veelvuldig beroep, dat gedaan wordt op de noodtoestand, onderschrijft spreker zeker, dat het College blijken geeft diligent te zijn, zowel ten aanzien van het belang van de gemeente als ten opzichte van de herbouw en de uitbreiding van de stad. Toch moet men een open oog hebben voor de realiteit. De plannen mogen goed zijn en de ijver der verschillende functionarissen moge groot zijn, daarmede is men niet gebaat; het komt aan op de ver wezenlijking daarvan. Ook Thorbecke begreep, dat het niet ging om plannen, maar om daden; van hem is afkomstig het gezegde: wacht op onze daden. De plannen zijn ook van het grootste belang in verband met de begroting van de kosten. Hoe langer moet worden gewacht op de uitvoering, des te groter is de kans, dat de werkelijke kosten hoger zijn dan de begroting. Dit is trouwens reeds gebleken uit het feit, dat bij de Raad in vele gevallen verhoging van een crediet moest worden aangevraagd. In dit verband valt het op, dat in de Memorie van Ant woord in zeer vele gevallen een beroep wordt gedaan op de noodlijdendheid van de gemeente, op het gebrek aan mate rialen, op het aan de gemeente toegestane bouwvolume, op de zeer hoge bouwkosten, op de onmogeüjkheid van de bouw van grote woningen, op de onmogelijkheid om althans tot stichting van de een of andere inrichting over te gaan, op het gebrek aan geschoold personeel, enz. Een gezond, op reële gronden steunend, optimisme is goed, maar men wachte zich voor een te groot optimisme of een te gunstige voorstelling van zaken. De financiële toestand van de gemeente behoort bij de bespreking van de begroting uiteraard de belangrijkste plaats in te nemen. Dit betekent geenszins, dat spreker het materiële als het voornaamste beschouwt, integendeel, dat zou in strijd met zijn beginselen zijn. Spreker en de zijnen zijn er eveneens van overtuigd, dat de mensen, door de Schepper in deze wereld met een taak belast, daarover rekenschap verschuldigd zijn. En juist daardoor hebben de mensen ook een verantwoordelijkheid te dragen. Wil men daartoe in staat zijn, dan zal men, indien daartoe geroepen, nauwkeurig zaken en corporaties moeten beheren. En daartoe behoort ook de overweging en analysering van de begrote en werkelijke baten en lasten. De begroting van een privé-persoon moet sluiten en evenzo die van openbare lichamen en andere corporaties, zeer bijzondere tijden uitgezonderd, ofschoon ook dan de noodzaak aanwezig is, zodra enigszins mogelijk, weer met een sluitende begroting te werken. Zodra geen sluitende begroting aanwezig is, bestaat er groot gevaar om afhankelijk te worden van hogere instanties. Door niet- sluitende begrotingen ontstaat de kans van verslapping van het verantwoordelijkheidsgevoel. De kans bestaat, dat men aan zulk een ongewenste toestand gewoon raakt. Daarom wordt het terecht toegejuicht, wanneer voor de toekomst een sluitende begroting weer regel zal worden. Alsdan wordt het mogelijk werkelijk een financieel debat te voeren. De behandeling van de begroting van een noodlijdende gemeente wordt, wat het financiële gedeelte betreft, door zulk een toestand in vele gevallen aan banden gelegd. Bovendien zijn niet-sluitende begrotingen een groot gevaar voor de gaafheid van de munteenheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 3