62
DINSDAG 17 FEBEUAEI 1948.
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Hendriks.)
het gevaar in zich, dat het College onwillekeurig komt tot het
en bagatelle behandelen van de klachten uit de Eaad. De
verhouding van het College tot de Eaad is een andere dan die
van de Eegering tegenover de Volksvertegenwoordiging.
De positie van de Eaad is zeker niet die van de voormalige
Duitse Eijksdag, van welks leden naar Eussisch recept ver
wacht werd, dat zij alleen maar ja zouden zeggen op alle
gedane voorstellen. Met steeds werd bij de beantwoording
van in eerste instantie gedane voorstellen door het College
de indruk gewekt, dat het serieus rekening hield met die
juiste verhouding. Ongetwijfeld is dit een van de redenen,
waarom verscheidene Baadsleden zich bij de eerste rondgang
tot luisteren hebben beperkt. Deze gang van zaken is onjuist,
omdat het de waarde van de dupliek te niet doet, en tast
ongetwijfeld de positie van de Eaad aan en spreker kan niet
delen de mening van mevrouw Braggaar, dat men maar moet
zwijgen, wanneer men de eerste instantie zonder te spreken
liet passeren. Spreker persoonlijk zou zelfs niet schromen
in derde instantie te spreken, wanneer de beantwoording in
tweede instantie niet bevredigend zou zijn geweest. De
Eaad krijgt langzamerhand meer ervaring, komt dus ge
leidelijk zijn oorspronkelijke onmondigheid te boven. Het
College erkenne zulks en handele in de toekomst derhalve
steeds zodanig, dat te dezer zake alles vermeden wordt, dat
zelfs maar de schijn van het gewraakte zou kunnen opwekken.
Door vele Eaadsleden is er op gewezen, dat men op veel
van hetgeen bereikt werd met voldoening kan terugzien.
Men prijze echter de dag niet voor het avond is.
De grote problemen van de dag zijn de gemeentelijke
autonomie en het huisvestingsprobleem en alles wat daaraan
vastzit. Het eerstgenoemde probleem is onafscheidenlijk ver
bonden met het probleem van de sanering van de gemeente-
financiën. De gemeente zag zich derhalve gedwongen, van
bepaalde groepen van ingezetenen zwaardere offers te vergen
ten behoeve van het gemeentelijk budget. Het zoeken van
de oplossing in hoofdzaak in vergroting van de inkomsten
bevredigt spreker echter niet. In deze tijd van alleen zalig
makende progressiviteit, kan het goed zijn eens om te zien.
Welnu, in het verleden heeft men steeds het standpunt
ingenomen, dat men de tering naar de nering diende te
zetten. Men streefde er dan ook naar de belastingdruk tot
het uiterste te beperken. Het heeft dan ook wel degelijk zin
de tering naar de nering te zetten. Moge dit conservatieve
standpunt in elk geval uit de progressieve brand gered
blijken te zijn bij de volgende begroting.
Ook in Leiden vraagt het probleem der huisvesting nog
steeds om een oplossing. Het vrij povere resultaat, terzake
tot nu toe door het College bereikt, stemt allesbehalve tot
tevredenheid. In deze Eaad zijn plannen behandeld tot
opvoering van het tegenwoordige aantal woningen met
40 in 10 a 12 jaren. Dit maakte nodig de totstandkoming
van verscheidene uitbreidingsplannen. De opzet van deze
zaak, was, volkomen terecht, volgens planevenals men bij het
aangaan van een huwelijk zijn plan maakt voor het inrichten
van een huis, maakt men een plan voor de uitbreiding van
een stad. Er is echter een streven naar een ten top gedreven
planning. Even kenmerkend als de planning zelf is echter
over het algemeen de niet-verwezenlijking ervan en dit,
in verband met elkaar, is funest. Men is terzake verre van
reëel en verspilt zijn energie aan volkomen misplaatste
illusies, die slechts teleurstelling tot resultaat kunnen hebben.
Het bouwvolume bedraagt landelijk slechts 20 van de
bestaande behoefte; voor Leiden is het echter nog geen
10 Waar andere gemeenten met beleid en energie kans
hebben gezien het dubbele van het landelijk gemiddelde bouw
volume te halen, steekt hetgeen Leiden in dit opzicht ge
presteerd heeft daarbij wel zeer ongunstig af. Thans is de
gegroeide verhouding practisch gefixeerd.
Het bezwaar van het tekort aan bouwmaterialen en bouw
vakarbeiders en van de nog allesbehalve ideale organisatie
geldt alleen ten aanzien van hetgeen landelijk bereikbaar is,
niet voor de verhouding tussen de gemeenten onderling.
Hier spreekt tenslotte de activiteit van de betrokken be
stuurders het is de verwezenlijking van de plannen, die jammer
genoeg in Leiden veel te wensen overlaat. Bij het te voeren
beleid zal moeten vooropstaan, dat het van overwegend
belang is, dat het particulier initiatief weer op gang komt.
Hiertoe opent de Financieringsregeling 1947 mogelijkheden.
Deze regeling is wel opgehangen aan de onbillijke huur-
politiek van de tegenwoordige Eegering, maar ze leidt zeker
niet tot onbillijker resultaten dan over het algemeen bij de
woningexploitatie bereikt worden, zodat wanneer het ge
meentebestuur zich hierachter stelt en deze mogelijkheid
steunt en propageert er meer bereikt kan worden dan de
enkele fabriekswoningen, waarmee men binnenkort uit de
bus komt. Het is zaak niet alles aan de woningbouw-
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Hendriks e.a.)
verenigingen over te laten, hoewel ook voor deze meer te
bereiken is dan tot nu toe en ook hier toepassing van de
Financieringsregeling-1947 tot aanmerkelijk gunstiger resul
taten en tot lagere lasten voor de gemeente kan leiden. Li
Delft heeft dit bij de bouw van 128 woningen reeds tot een
voordelig verschil van ƒ20.000.op de stichtingskosten
geleid, nog afgezien van het veel kleinere risico wat betreft
de exploitatie-verliezen, waarvan bij de woningwet-woningen
25 voor rekening van de gemeenten komt, terwijl bij de
Financieringsregeling-1947 het Eijk de verliesmogelijkheid
nagenoeg geheel opvangt.
Ook hebben in Leiden experimenten plaats met ratio-
bouw en bijzondere bouw-systemen. Op dit gebied zijn
ongeveer 170 constructies ontworpen, waarvan op 1 Januari
1948 18 typen tot uitvoering zijn gebracht. In het gehele
land zijn van dit type 142 woningen. Met dit experiment is
reeds begonnen in de bezettingsjaren; toen zijn daarvan
studies gemaakt, terwijl het na de bevrijding in de practijk
is toegepast. Daarbij is onomstotelijk komen vast te staan,
dat de beoogde doeleinden, nl. vervanging van de bouw
materialen, verkorting van de benodigde arbeidsduur en
verlaging van de kostprijs, niet bereikt zijn en dat deze
systemen alle weer in sterke mate verdrongen worden door
de traditionele bouwwijze. Hiermede moet men bij deze
experimenten rekening houden. Nu de woningbehoefte
zo groot is, als thans, kan het nodig en wenselijk zijn, met
alle mogelijke hulpmiddelen huisvesting te fabriceren, maar
laat men toch zijn uiterste krachten inspannen om de bouw,
die men doet plaats hebben, zoveel mogelijk uit te voeren
volgens de solide traditionele bouw, die ook voor de toekomst
een hecht bouwwerk oplevert en voor dit ogenblik nog steeds
voordeliger is dan welk systeem van ratiobouw ook, die
minder kost aan mankracht en niet meer aan materialen.
De voorstellen van de heer van Iterson zijn spreker in
het algemeen zeer sympathiek.
Voorzover het de gemeente mogelijk was door uitbreiding
van het vakonderwijs bij te dragen tot oplossing van het
bouwprobleem, is door de Eaad een desbetreffend voorstel
verworpen, nl. door de aanneming in de Eaadszitting van
27 October 1947 van het afwijzend praeadvies inzake stichting
van een Eooms-Katholieke ambachtsschool, terwijl verder
door het College geen enkel initiatief in deze richting is
genomen.
Blijkens de mededeling op blz. 44 van de Memorie van
Antwoord duurt het onderzoek naar de noodzakelijkheid
van stichting van een Middelbare Technische School, waar
naar bij de begroting voor 1947 door de heer D. J. van Dijk
en spreker gevraagd was, nog voort. Het lijkt spreker, dat
dit onderzoek lang duurt. Hoe lang zal dit onderzoek nog
kunnen duren? De aanneming van het afwijzend praeadvies
op het verzoek tot stichting van een tweede ambachtsschool
in de Eaadszitting van 27 October 1947 geschiedde voor een
belangrijk deel op grond van de argumentatie van de Wet
houder van Onderwijs, dat voor dit soort onderwijs de belang
stelling afgenomen was, terwijl uit de door de Minister in de
Tweede Kamer genoemde cijfers bleek, dat de belangstelling
voor het ambachtsonderwijs juist zeer sterk toegenomen was.
In Nederland zijn 33 Eijkswerkplaatsen, die per jaar door
omscholing 4.000 arbeiders afleveren, van wie nog niet de
helft bouwvakarbeiders zijn. Op dit gebied zou dus iets meer
gedaan kunnen worden. Spreker beveelt dit ten sterkste
in de belangstelling van de Wethouder aan.
Het opvorderen van gelden, verschuldigd door z.g.
alimentatie-plichtingen levert inkomsten voor de Gemeente
op. Waar dit een onsociale maatregel is, dient deze mogelijk
heid uiterst soepel te worden gehanteerd.
De heer van Oijen had verwacht, dat, waar de begroting
voor 1947 pas ongeveer een half jaar geleden is behandeld,
de behandeling van de begroting voor 1948 thans korte tijd
in beslag zou nemen; spreker is in die verwachting echter
teleurgesteld en ziet aankomen, dat de behandeling van deze
begroting vrij veel tijd zal kosten.
Het aantal ingediende voorstellen is ook zeer gering; vele
voorstellen zullen wel in portefeuille gebleven zijn, aangezien
de uitwerking er van geld en materialen zou kosten, welke
beide schaars zijn.
Ook spreker beschouwt de woning-misère als de grootste
sociale nood en als het voornaamste probleem, dat vóór
alles om een oplossing vraagt. De huisvesting van een groot
aantal woningbehoevenden is zeer slecht. Al is dan het
systeem van samenwoning geen ideale oplossing, en al moet
deze beschouwd worden als een kwaad, zij het een nood
zakelijk kwaad, toch zal ze nog zoveel mogelijk moeten
worden toegepast om enigermate leniging te brengen. Samen
wonen, met alle narigheid daaraan verbonden, is toch altijd