DENSDAG 17 FEBEUAEI 1948. 61 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (A. van Dijk e.a.) voorstel inmiddels is ingetrokken, is geboren uit het initiatief van een lid van de Commissie voor de Lichtfabrieken; bij de begroting voor 1947 is daaraan nog geen gevolg gegeven, omdat toen de tijd van voorbereiding te kort was. Thans is een dergelijk voorstel wel gedaan. Aanvankelijk had de Commissie willen voorstellen de storting te bepalen op 2 van de vervangingswaarde, zoals vroeger; mede op advies van de Directie van de Lichtfabrieken is toen echter voorgesteld de storting te bepalen op 1 van de aan schaffingswaarde; de storting zou dan bedragen 166.500. dus ongeveer 14.000.lager dan volgens het voorstel van de Commissie, nl. 180.940.In verband met de precaire toestand van de gemeente-financiën hebben Directie en Commissarissen echter gemeend een verdere reservering achterwege te moeten laten. Volgens de heer van Weizen wordt het College in zijn activiteit en werkzaamheid ten aanzien van de opbouw van de gemeente geremd door de Eegering en de partijen, waarop de Eegering steunt. Ten aanzien van sommige détails kan het misschien waar zijn, dat het College door de Eegering in de uitvoering van bepaalde maatregelen is geremd, maar ten aanzien van twee belangrijke en ingrijpende voorstellen, nl. het grote stationsplan en de uitbreidingsplannen, kan men toch zeker niet getuigen, dat de Eegering en Gedeputeerde Staten niet hun medewerking verleend hebben. Volgens de heer van Weizen wordt er in Nederland een campagne tegen het communisme gevoerd, vooral in de pers. De heer van Weizen heeft, al of niet opzettelijk, niet gezegd dat deze campagne door de Eegering, de Tweede Kamer en de Gemeenteraad wordt gesteund of gevolgd. Ieder drage echter zijn eigen verantwoordelijkheid. Tegen het Stalinistisch gevaar wordt naar sprekers persoonlijke mening veel te weinig stelling genomen. Er zijn helaas nog te velen, die geloof hechten aan de schoonklinkende, communistische leuzen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Volgens de heer van Weizen is het communisme een zegen geweest voor millioenen mensen in Oost-Europa. Ten aanzien van die „zegen" verwijst spreker de heer van Weizen naar twee belangrijke boeken, nl.: Nacht in de middag van Koestier, en: Ik verkoos de vrijheid van Kravchenko, een voormalig lid van de Communistische Partij, een ingewijde dus, die practisch meegedaan heeft. Mogeüjk komt de heer van Weizen na lezing hiervan tot een andere conclusie. De beantwoording van de rede van de heer Knuttel laat spreker gaarne over aan de heer D. J. van Dijk. Toch is spreker de heer Knuttel dankbaar, dat bij dit betoog gehouden heeft, want velen hebben een opfrissing nodig om uit hun zelfgenoegzaamheid te komen. De heer Knuttel wil een paradijs op aarde scheppen, en is blijkbaar blind voor de zegeningen van een positief beleden christendom; spreker wijst hem op de heldenstrijd van vele duizenden mannen en vrouwen, die in vreedzame strijd, met als enig, maar dan ook onoverwinlijk wapen het Kruis, de wereld rondtrekken, om er te brengen de Vrede van Christus, die naar spreker hoopt en bidt, ook de heer Knuttel eens deelachtig moge zijn. De heer Key sluit zich aan bij de hulde, door verschillende sprekers aan het College gebracht, in bet bijzonder aan de Wethouder van Financiën en zijn staf voor de tijdige indiening van de begroting voor 1948, waardoor de behandeling van dit belangrijk stuk werkelijk zin heeft en beter kan geschieden dan het geval was met de begroting voor 1947, die in Juni 1947 behandeld is. Spreker is echter geschrokken van het eindcijfer van de begroting, dat een tekort aangeeft van meer dan twee millioen, en hij vroeg zich met een bezorgd hart af, hoe het eigenlijk zou gaan, wanneer dit tekort elk. jaar zou terug komen. Uit de Memorie van Antwoord blijkt echter, dat het tekort gelukkig niet zo groot zal zijn, al büjft er toch een groot bedrag over, waarvan men nog niet weet, hoe het zal worden gedekt. Het is nog niet duidelijk, wat de nood voorziening met betrekking tot de gemeente-financiën, die getroffen zal worden, voor de gemeente Leiden zal opleveren. Men zal dus moeten trachten de inkomsten van de gemeente op andere wijze te verhogen; dit zal moeten worden gevonden in een verhoging van de bestaande belastingen of door heffing van nieuwe belastingen, die in de toekomst misschien aan de gemeente toegestaan zullen worden. Op de blad zijden 18 en 19 worden twee opvattingen omtrent verhoging van bestaande belastingen tegenover elkaar gesteld, nl. verhoging van de directe belastingen en verhoging van de indirecte belastingen. Vóór 1940 werd meer dan de helft van de gemeentelijke inkomsten gevormd door de winsten van de bedrijvendeze bedroegen toen dus meer dan de opbrengst van de directe belastingen, daaronder begrepen de uitkering van het Gemeentefonds. Dat was geen juiste en ook geen Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Key e.a.) democratische toestand. De inkomsten -van de gemeenten moeten voor het grootste gedeelte gevonden worden in de opbrengst van directe belastingen; dat is in democratische geest de enig mogelijke oplossing. Alleen de directe belastingen, de inkomstenbelasting en de gemeentefondsbelasting, houden rekening met de draagkracht, hetgeen toch een van de aller eerste principes van een democratisch beleid behoort te zijn. De indirecte belastingen, b.v. de omzetbelasting, drukken even zwaar op de kleine man als op de grootste kapitalist, voor de kleine inkomens vormen die belastingen een zware last. In de allernaaste toekomst de aanhangige nood voorziening gemeente-financiën zal slechts voor één jaar gelden zal men moeten gaan in de richting van hogere inkomsten uit de directe belastingen. Op het ogenblik geldt dit nog niet zo, maar wanneer er weer een economische crisis zou ontstaan, evenals vóór 1940 heerste, dan zullen de tarieven van gas en electriciteit op de kleine -verbruikers zeer zwaar drukken. De op deze artikelen gemaakte winsten liepen tegen de 1.000 de werkelijke kosten van de op wekking van electriciteit en de fabricage van gas bedroegen ongeveer een halve cent terwijl de verbruikers ±15 cent moesten betalen. Dit punt brengt spreker nog eens ernstig onder de aandacht van het College. Inzake de verkeerspolitie wijst spreker er op. dat het antwoord van het College betreffende de onvoldoende controle op het in acht nemen van de maximum-snelheid voornamelijk er op gericht is, de daaraan voor de politie verbonden moeilijkheden te doen uitkomen, nl. de te geringe sterkte en de onmogelijkheid om posten uit te zetten. De verkeerspolitie heeft echter ook een opvoedende taak, nl. om te wijzen op de verkeersfouten, die gemaakt worden; die nemen hand over hand toe, mèt de omvang Van het verkeer. Door regelmatig door de stad te patrouilleren met de motor met zijspan, waarover de verkeerspolitie beschikt, kunnen eventuele overtredingen geconstateerd worden en kunnen degenen, die zich daaraan schuldig maken, op hun fouten attent gemaakt worden, zo nodig met een proces verbaal. Inzake de volksgezondheid en de inrichting van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst sluit spreker zich aan bij de heren Goslings en Kortmann. Spreker wil de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst vooral inschakelen ten aanzien van de ellendige toestanden op het gebied van de volkshuisvestingvoor de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst is op het ogenblik een zeer zware taak weggelegd in het voorkómen van beschadiging van de volksgezondheid door de zeer sterke opeenhoping van mensen in huizen, als gevolg van de samenwoning. Vergeleken met vroeger is tengevolge van deze opeenhoping van mensen het besmettingsgevaar, voornamelijk voor tuberculose, vertienvoudigd. De Wethouder van Sociale Zaken moet in dit opzicht overleg plegen met de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst over uitbreiding van het werk van die dienst. Verder zijn er, naast deze taak, nog andere urgente zaken, die spreker gaarne door de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst geregeld zou zien, als overkoepelende organisatie, zoals de coördinatie van de wijkverplegingen, de praenatale zorg, en de zorg voor de gezondheid in het algemeen in Leiden. Ook dringt spreker aan op spoedige invoering van de schooltand- verzorging. De heer Hendriks zal zich beperken tot enkele punten, die de begroting voor 1948 betreffen; hij zal zich niet ver diepen in communistische manifesten, al dan niet koloniale oorlogen en het Marshall-plan; daarvoor zijn geen posten op de begroting van Leiden te vinden en geen enkele post dezer begroting, noch het totaal der begroting, is door deze zaken direct beïnvloed. Wanneer de heer Knuttel hier echter quasi naïef verkondigt niets te weten, van een communistische dictatuur, dan wekt dit bij spreker gedachten-associaties op met de mentaliteit van indertijd zo onschuldige N.S.B.-ers, die niets wisten -van de gruwelterreur der Nazi's, maar later een vijfde colonne in Nederland vormden. Spreker heeft grote waardering voor de activiteit van het College als geheel en voor de over het algemeen zeer goede verhouding tussen het College en de Eaad. Deze goede verstandhouding wordt ongetwijfeld zeer sterk bevorderd door de homogeniteit, welke in zeker opzicht tussen het College en de Eaad bestaat; het College steunt op tenminste 80 van de Eaad, terwijl de beide partijen, die niet in het College vertegenwoordigd zijn, een belangrijk aandeel hebben in het werk van de commissies van bijstand uit de Eaad. Deze goede verstandhouding kan niet anders dan het goed werken van het College vergemakkelijken, maar bergt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 15