DINSDAG 17 FEBEUAEI 1948. 57 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Knuttel.) daarbij voor de arbeiders een loonstop wordt vastgesteld. Zolang men dat blijft doen, wordt het niets met de maat schappij. De heer D. J. van Dijk heeft merkwaardige dingen gezegd. Zo heeft hij afgewezen, dat het socialisme, dat hij voor stond, een vrucht zou zijn van de arbeidersbeweging, en dat de arbeidersbeweging tot taak zou hebben het socialisme te brengen. Van de zijde van de Partij van de Arbeid is dit toch wel zeer verbazingwekkend en verrassend. Het is merk waardig, dat het socialisme, dat zou komen door de arbeiders beweging, door de voorzitter van de fractie van de Partij van de Arbeid, die uit naam van de gehele fractie spreekt, wordt afgewezen en dat hij die grote taak, die de arbeiders beweging zich altijd gesteld heeft, van zich afschuift. Een totstandkoming van het socialisme door geweld zou volgens hem noodzakelijk moeten leiden tot een dictatuur. Dat is werkelijk volkomen onzin. Dat is dus op het ogenblik het standpunt van de Partij van de Arbeid. In plaats van op deze wijze tot het socialisme te willen komen stelt de heer D. J. van Dijk primair de opvoeding. In feite is dit niets nieuws. Met de opvoeding tot betere maatschappelijke eigenschappen is het christendom al 2.000 jaren bezig en spreker ban niet zeggen de christenen zelf zijn daarvan ook niet zo over tuigd dat de in die 2.000 jaren bereikte resultaten zo verheffend zijn. Dit standpunt van de heer D. J. van Dijk is echter een ontkenning van de werkelijkheid, een mis kenning van de positie van het kapitaal, dat nog altijd de wereld beheerst. Nu zegt de heer ^an Dijk, dat dat alles orthodox Marxisme is, maar dan heeft dat Marxisme deze treurige fout, dat al zijn voorspellingen uitkomen en dat de gehele ontwikkeling van de maatschappij precies heeft beantwoord aan de voorspellingen, door Marx en Engels gedaan. Spreker heeft nog nooit een z.g. weerlegging daarvan gehoord, die niet uitging van een volkomen verdraaiingen vervalsing van de werkelijke grondslagen en opvattingen van het Marxisme. De Arbeidersbeweging wordt hier door de Partij \an de Arbeid als de grote bevrijdende factor losgelaten. De heer D. J. van Dijk is niet de enige geweest, die met het spook van de dictatuur heeft gewerkt; ook de heer Woudstra deed dit; deze sprak van de dictatuur van de enkeling en de slavernij van de massa, waarmede hij het communisme bedoelde. Van dictatuur van het communisme is spreker echter niets bekend en nooit iets gebleken; dit is dus alleen weer een onnozele of kwaadwillige interpretatie van de leer van de dictatuur van het proletariaat. De dictatuur van het proletariaat betekent niets anders dan de tegen hanger van de tegenwoordig bestaande dictatuur van het kapitalisme. Thans dicteert het kapitalisme zijn wil, daar tegenover zal dan het proletariaat zijn wil dicteren. Maar aan die dictatuur heeft nooit vastgezeten het vooropstellen van één of tien personen, die als dictatoren zouden optreden of een dictatorische organisatie van de macht van het proletariaat; dat is de werkelijkheid niet. De werkelijkheid is geheel anders. Er is geen land met een zo intens politiek leven als de Sowjet-Unie; dit is onder andere steeds gebleken uit de ervaringen van personen, die in het bezette Duitsland gesproken hadden met Amerikaanse en Eussische soldaten; de Amerikaanse soldaten waren van niets op de hoogte, wisten niets, en vroegen alleen, of er kauwgummi te ver krijgen was en dergelijke dingen, terwijl de Eussische soldaten direct vroegen naar de politieke en maatschappelijke ver houdingen in de andere landen. Een recenter voorbeeld van de werkelijke aard van de dictatuur van het proletariaat is Joego-Slavië, waar bij de laatst gehouden verkiezingen, die op de meest democratische wijze hebben plaats gehad, en waarbij aan het bezwaar van het daar nog sterke an- alphabetisme onder de bevolking is tegemoet gekomen door een zeer vernuftige wijze van stemmen, die het geheim van de stemming volkomen waarborgde, meer dan 85 van het volk zich achter het volksfront gesteld heeft. Hoe kan nu de heer D. J. van Dijk, die historicus is, die dus de dingen critisch moet kunnen zien en moet kunnen toetsen, en die dus toch niet op het eerste het beste leuterpraatje invliegen moet, geloven, dat in een land als Joego-Slavië het enige land, dat zich geheel zelfstandig van de Duitsers bevrijd heeft, een land bovendien, waar geen Eussische bezetting ooit geweest is, en waar de bevolking een fiere onbuigzame houding tegenover de Duitsers heeft aangenomen het volk zich zou buigen onder de een of andere binnenlandse dictatuur? Welke dictatuur zou dat dan moeten zijn? Dat zouden dan toch enkele personen moeten zijn, die een bepaalde macht buiten de massa achter zich hadden. Dat land heeft prachtige dingen tot stand gebracht, die men voor onmogelijk zou hebben gehouden; daar is zeer Veel gepresteerd, door gemeenschapszin en dat wordt nu afgedaan door een z.g. Gemeentebegroting Algemene besehouwinqen. (Knuttel.) historicus, met het enkele woord, dat men daar leeft onder een dictatuur. De heer D. J. van Dijk wil op die wijze eigenlijk de arbeidersbeweging afschaffen en ontmoedigen, maar b.v. de millioenen, die in China tegen een van de meest corrupte regeringssystemen Vechten en de helft van het land bevrijdden, zullen zich daaraan niet veel gelegen laten liggen. De heer van Dijk moet bedenken: hij spreekt voor een beweging, die voortdurend in betekenis afneemt en b.v. in Frankrijk en Italië al niets meer in te brengen heeft, die ook in Nederland met de a.s. verkiezingen een geduchte klap zal krijgen. Laat de heer D. J. van Dijk een toontje lager zingen; hij spreke niet over de communisten of over de Sowjet-Unie als over een groepje mensen hier of daar, maar de communisten vormen een beweging, die zienderogen groeit en die voor de ver schillende volkeren grote resultaten heeft bereikt. De heer D. J. van Dijk verwacht dus veel van de opvoeding. Wie zou zich dan achter die opvoeding moeten stellen? Toch zeker diezelfde arbeidersbeweging. Maar wanneer zij zich alleen achter die opvoeding stelt, zou ze op de koffie komen. Wanneer de arbeiders in sommige vakken nog enigszins adem kunnen halen, is het doordat zij de loonstop door zelf aan te pakken wat hebben kunnen verruimen, buiten de conser vatieve vakbonden om. Er is echter een land, dat begonnen is met een prachtige opvoeding en volksontwikkeling, die veel beloofde en waar met buitengewoon beperkte middelen zeer grote resultaten bereikt werden, nl. de republiek Indonesië en de Partij Van de Arbeid, de partij van de heer D. J. van Dijk, stuurde, tezamen met de andere regeringspartij, een leger daarheen, om voor het vervolg zulk een ontwikkeling nu eens zo goed het giug onmogelijk te maken. De heer D. J. van Dijk zit desondanks hier nog altijd als vertegen woordiger van die partij. De heer D. J. van Dijk acht het sturen van een leger blijkbaar in het geheel niet zo belangrijk als het sturen van een telegram; immers, de heer D. J. van Dijk was voordien lid van de vereniging Nederland- Indonesië, doch kon onmogelijk lid blijven, toen buiten zijn voorkennis een telegram gestuurd werd. Dat van die op voeding natuurlijk niets terecht komt, door het sturen van een leger is niet zo erg; dat is een kleinigheid. De opvoeding kan niet primair zijn, maar moet gebracht worden door de arbeiders in hun strijd. De heer D. J. van Dijk kent de strijd van de arbeiders niet; hij is in een menslievend ogenblik tot de Partij van de Arbeid gekomen, maar wat heeft de heer D. J. van Dijk meegemaakt van de strijd van de Arbeiders? Spreker betwijfelt, of dat bijzonder veel is. Volgens de heer D. J. van Dijk moet de school die taak overnemen. De school zal inderdaad veel kunnen doen, mits gesteund of gedreven door de strijd van de arbeiders, want zonder die strijd, is, tegenover de geweldige druk van het kapitalisme, niets te bereiken. Dit alles wijst tevens de weg, die men moet volgen, nl. stopzetting van al de genoemde uitgavende schade, die al aangericht is, kan grotendeels toch al niet meer hersteld worden. Men zal nu ook de volkskracht moeten inschakelen, in plaats van het gemis aan medezeggenschap van de volks massa's om te komen tot een volkomen democratische maatschappij. Volgens de heer D. J. van Dijk moet ieder zijn persoon lijkheid ten volle kunnen ontwikkelen. Spreker wijst er op, dat in de landen van de Sowjet-Unie de mogelijkheid voor ieder om zijn gaven ten dienste van het geheel te ontplooien ver zekerd is, verreweg meer dan in andere landen. Alleen daar door is de geweldige opkomst van die landen mogelijk. De heer Wilmer heeft er op gezinspeeld, dat de Sowjet- Unie zich op militair terrein iets te verwijten zou hebben. Dat is absoluut onjuist; de heer Wilmer en velen met hem vinden blijkbaar heel erg en heel akelig het naakte feit, dat men zijn leven op het ogenblik aan de Sowjet-Unie te danken heeft. Het is de Sowjet-Unie, die de Vernietiging van meer dan de helft van Hitiers leger heeft weten te bewerk stelligen. Hoe velen hebben niet vurig gewenst, dat de Sowjet- Unie zich zou doodlopen op het Duitse leger? Het is niet juist, zoals de heer Lombert zegt, dat de tegenstelling Duitsland/Sowjet-Unie pas na 1941 ontstaan is en dat de verhouding eerst vriendschappelijk was; wanneer niet de Sowjet-Eussische regering Hitier twee jaren lang aan het lijntje had gehouden en volkomen verlakt had met allerlei schijnbewegingen, dan zou ook de Sowjet-Unie als slachtoffer gevallen zijn, omdat deze nog niet genoeg voorbereid was. Dan waren wij allen ten gronde gegaan in de voortzetting van de hongerwinter 19441945. Het is juist zo In-gemeen, dat men het anders voorstelt. In Amerika weet men zeer goed, dat dit de redding van Europa is geweestdoordat de Sowjet-Unie Hitier te slim af is geweest, heeft zij het hem onmogelijk gemaakt, haar te overrompelen. Ieder, die enig psychologisch inzicht heeft, die iets weet van het werk voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 11