MAANDAG 16 FEBRUARI 1948.
35
Vaststellen verordening inzake een belasting onder de
(Voorzitter e.a.) naam van „Marktgeld"e.a.
De artikelen 3 tot en met 14 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke
stemming wordt vastgesteld.
XX. Voorstel tot het vaststellen van een verordening,
regelende de heffing en de invordering van een belasting onder
de naam van „Havengeld" in de gemeente Leiden. (30)
XXI. Voorstel tot het vaststellen van een verordening,
regelende de heffing en de invordering van een belasting onder
de naam van „Liggeld" in de gemeente Leiden. (30)
XXII. Voorstel tot het vaststellen van een verordening,
regelende de heffing en de invordering van een belasting
onder de naam van „Bruggeld" in de gemeente Leiden. (30)
XXIII. Voorstel tot:
a. het intrekken van het besluit van 1 December 1947
tot het vaststellen van de verordening, houdende voorschriften
nopens behoorlijke bewoning
b. het vaststellen van een verordening, houdende voor
schriften nopens behoorlijke bewoning. (31)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XX tot en
met XXIII besloten.
Vervolgens stelt de Voorzitter spoedshalve aan de orde:
Voorstel om het geschil met het Ingenieursbureau Louis
Ingelse en Co., te 's-Gravenliage, inzake de verwarmings
ketels van de gestichten „Endegeest" e.a. aan arbitrage te
onderwerpen. (34)
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
onmiddellijke behandeling van dit voorstel is besloten,
wordt, eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming, overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders besloten.
XXIV. Begroting van de inkomsten en uitgaven der
gemeente voor het dienstjaar 1948. (214 van 1947)
Hierbij komen tevens aan de orde de desbetreffende
voorstellen.
De Voorzitter deelt mede, dat nader gebleken is, dat de
heer Frohwein bij het onderzoek van de ontwerp-begrobing
wel een vraag met betrekking tot de invoering van een
autopark heeft gesteld, maar deze vraag niet in het Algemeen
Verslag is opgenomen. Spreker heeft, omdat het Algemeen
Verslag daaromtrent niets vermeldde, de Raad voorgesteld,
het voorstel van de heer Frohwein terzake in handen te
stellen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies.
De heer Frohwein heeft bij het afdelingsonderzoek gezegd,
dat naar zijn overtuiging ten aanzien van de financiën niet
de nodige zuinigheid wordt betracht en de leiding van de
bedrijven in dit opzicht heeft gefaald (Algemeen Verslag
blz. 18). In verband daarmede heeft spreker voorgesteld
artikel 4 van de verordening van 24 Augustus 1931, regelende
de samenstelling en de werkkring van de Commissie van
Bijstand voor de Financiën, aan te vullen (No. III). Dit
voorstel is derhalve een uitvloeisel van wat spreker in de
afdelingen heeft gezegd, waarom hij de Voorzitter verzoekt,
dit voorstel bij de begroting aan de orde te stellen.
De Voorzitter antwoordt, dat het de gewoonte is, dat
leden, die op een bepaald punt willen doen bezuinigen,
trachten dit punt met zoveel woorden in het sectie-verslag
vermeld te krijgen, omdat het uitdrukkelijk in de begroting
moet worden opgenomen. Deze vermelding heeft niet in het
sectie-verslag plaats gehad, waarom spreker niet kan voor
stellen het voorstel van de heren Frohwein en Vos tot uit
breiding van de werkkring van de Commissie van Financiën
bij de begroting te behandelen.
Het College is wel bereid praeadvies over het voorstel
uit te brengen.
De algemene beschouwingen worden geopend.
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Vos.)
De heer Vos meent, dat de zienswijze en het standpunt
van een politieke partij in de Raad voldoende blijken uit
hetgeen haar vertegenwoordigers in de diverse zittingen bij de
aan de orde zijnde onderwerpen opmerken en uit hun wijze
van stemmen; men ziet dan haar daden. Spreker hecht
daarom betrekkelijk weinig waarde aan de vele woorden, die
eenmaal in het jaar bij de behandeling van de begroting
worden gesproken en waarbij men weieens denkt: luistert
wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden.
Om genoemde reden zal spreker geen uitvoerig betoog
houden; hij wil zich echter ook niet onttrekken aan de ge
woonte van de Raad om algemene beschouwingen over de
begroting te houden.
Het sectie-verslag begint bij de algemene beschouwingen
met de opmerking, dat vele leden uiting gaven aan hun
waardering voor de activiteit van het College op elk terrein
van de gemeenteüjke huishouding. Spreker ontkent deze
activiteit niet en wil niet nalaten zijn waardering daarvoor
uit te spreken. Door zijn lidmaatschap van de Commissie
voor het Onderwijs staat spreker met de Wethouder van
Onderwijs in nauwer contact dan met de andere wethouders.
Het is spreker een behoefte te verklaren, dat de Wethouder
in de vergaderingen van deze Commissie blijk geeft de daar
aan de orde zijnde onderwerpen steeds volkomen te beheersen
en volkomen in staat en ook altijd bereid is, de discussies
met de leden der Commissie op aangename wijze te voeren.
Sprekers fractie heeft zich dan ook met de meeste voorstellen
van de Wethouder kunnen verenigen. In het bijzonder voor
het beleid van deze Wethouder uit spreker dan ook zijn
waardering.
Waardering voor de activiteit van het College sluit niet
in, dat men zich altijd met het beleid van het College in zijn
geheel kan verenigen. Sprekers fractie kan met name niet
accoord gaan met het financiële beleid. Zij is van oordeel,
dat de publiekrechtelijke lichamen behoren te streven naar
een sluitende begroting en acht dit nodig in verband met
de reeds vergevorderde inflatie en de tot de hoogste top
opgevoerde lasten van de inwoners (belastingen en retri-
butiën). Zij is van mening, dat slechts door een sluitende
begroting kan worden voorkomen, dat de lasten nog groter
worden, maar ook, dat naar verlaging van die lasten moet
worden gestreefd.
Nu wordt het tekort op de gewone dienst voor 1948
geraamd op 2.162.749.weliswaar ƒ40.000.minder dan
in 1947, maar deze vermindering is blijkens de toelichting
sterk beïnvloed door de verlaagde uitgaven aan onder
steuningen in verband met de inwerkingtreding van de
Noodwet Ouderdomsvoorziening op 1 October 1947, doordat
het Rijk nu een deel der ondersteuningen doet, die tevoren
ten laste van de gemeente waren. Deze factor ligt dus geheel
buiten het gemeentelijk beleid. De verlaging van het tekort
is mede veroorzaakt door een verhoging van de bate van de
Leidse Duinwater Maatschappij en door een hogere raming
van de verschillende belastingen en retributies, maar niet
door een vermindering van uitgaven door de gemeente.
Nu zijn er verscheidene uitgaven ten aanzien waarvan het
niet in de macht van het College ligt ze te verlagen, waar
tegenover het gemeentebestuur machteloos staat en waaraan
het verplicht is mede te werken. Men zou bij het College
echter toch verwachten de wil tot bezuiniging, tot inkrimping
van de uitgaven en in dit opzicht kan sprekers fragbie niet
altijd meegaan met het door het College gevolgde beleid;
sprekers fractie heeft haar stem dan ook doen horen bij de
behandeling van de grote uitbreidingsplannen en van de
spoorwegplannen; daarbij heeft zij verklaard, dat ook zij
was voor woningbouw en voor verbetering van de toestand
van de overweg aan de Rijnsburgerwegdat was dus het
punt van geschil niet; het punt van geschil was de vraag,
hoever men daarbij moest gaan. Sprekers fractie heeft er
zich toen tegen verklaard, dat deze plannen meer zouden
kosten dan noodzakelijk was; zij heeft er toen op gewezen
dat bij die uitbreidingsplannen veel meer grond werd ont
eigend dan voor de woningbouw noodzakelijk was en dat
het spoorwegplan ook met een veel lagere bijdrage van de
gemeente zou kunnen doorgaan. Het geschil daarbij betrof
dus het bedrag, waartoe men maximaal moest gaan, en dit
bedrag werd door sprekers fractie lager gesteld dan door
het College. Sprekers fractie is ook voor het aanleggen van
recreatie- en sportvelden; zij ziet het nut daarvan ook in,
maar zij meent, dat er op het ogenblik grotere en dringender
belangen zijn, die voorziening eisen, en waaraan het geld
beter besteed zou zijn dan, in de mate als door het College
voorgesteld, aan recreatie- en sportvelden.
Nu is het gelukkig, dat het wetsontwerp tot het treffen
van een noodvoorziening voor de gemeente-financiën, dat in
hoofdzaak overneemt het voorstel van de Commissie-Oud,