MAANDAG 16 FEBKUAEI 1948. Wijziging verordening op heffing van vermakelijkheden (van der Kwaak e.a.) belasting. sterk-loonintensief karakter niet zwaarder belast moeten worden. De regeling van de vermakelijkhedenbelasting op 3 October is als volgt. De laatste 3 October-feesten zijn bezocht door 120.000 bezoekers, die naar berekening ieder gemiddeld 0.50 aan vermaak besteedden, zodat op die feesten 60.000. is verteerd. Bij een tarief van 20%, wat nu 40% zal worden, zou dit aan vermakelijkhedenbelasting voor de gemeente een bate moeten opleveren van 10.000.terwijl er op de laatst gehouden 3 October-feesten slechts is uitgekomen ƒ3.300.Er is dus alle aanleiding, tevens in verband met de andere tarieven, de inning van deze heffing zo uit te doen voeren, dat de opbrengst in vergelijking met de andere belastingen op een verantwoorde en gelijke hoogte komt. Het betreft hier een oppervlakte-tarief; per vermakelijk heid wordt een vast bedrag genomen; voor een draaimolen b.v. wordt 100.per dag gerekend. Vier maal per dag wordt het bezoek opgenomen; wanneer het druk wordt, gaat de prijs omhoog, wanneer het stil is, daalt de prijs. Het gemiddelde wordt verkregen door de som van de 4 opnamen door 4 te delen. De exploitanten moeten vooruit het dubbele van het bedrag, in dit geval 100.als waar borgsom op het kantoor van de Gemeente-Ontvanger storten. Artikel II wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel III wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten, de adressen van de plaatselijke bioscoop-exploitanten, de Bedrijfs- horeca en de Leidse Boksvereniging D.T.S. als afgedaan te beschouwen. XIX. Voorstel tot het vaststellen van een verordening, regelende de heffing en de invordering van een belasting onder de naam van „Marktgeld" te Leiden. (30) Artikel 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Bij artikel 2 komt tevens aan de orde het voorstel van de heer van Weizen, luidende: „Ondergetekende stelt de Eaad voor de Verordening regelende de heffing en invordering van een belasting onder de naam van „Marktgeld" te Leiden, Eomeins VIII, te lezen als volgt: a. per vierkante meter, per dag0.20 b. voor een standplaats enz0.60 c. voor een vaste standplaats, enz12. d. voor een vaste standplaats enz36. De heer van Weizen zegt, dat bij dit voorstel voorgesteld wordt het tarief per m2 voor de algemene dagmarkt enz. te brengen van 15 op 25 cent. Een dergelijke verhoging betekent voor de kleine kooplieden, die deze markt bezoeken, een aanzienlijke verzwaring van de lasten, waaronder ze thans reeds gebukt gaan. Deze mensen, die van markt tot markt reizen, hebben op het ogenblik niet een zeer florissant bedrijf. Het komt heel vaak voor, dat uit de geringe omzet de kosten, die zij moeten maken om op een markt te verschijnen, niet kunnen worden bestreden. Over het algemeen zijn het per sonen, die pogen, omdat zij geen vaste vergunning bezitten, artikelen aan de man te brengen, waarvoor zij alleen op de markt een afzetgebied kunnen vinden of die zij op de dagen, waarop zij geen standplaats op de markt hebben, moeten uitventen. Uit de bijlagen van de begroting voor 1948 blijkt, dat uit de heffing van het marktgeld op de algemene dagmarkt voor 1948 een bate van 5000.wordt verwacht. In het ongunstige jaar 1945 was de opbrengst ongeveer 1000. De heffing volgens de oude tarieven bracht in 1937 ongeveer 7000.op. Ondanks de verhoging der tarieven moest men voor 1938 uitgaan van de raming van 6300.wegens de ongunstige conjunctuur. Ook thans is de conjunctuur zo, dat het de vraag zal zijn, of de verhoging van de tarieven inderdaad de geraamde hogere opbrengst ten gevolge zal hebben. Hoewel de exploitatie-uitgaven van de Markt- en Havendienst verdub beld zijn, acht spreker deze verhoging van de tarieven, die in het algemeen bijna een verdubbeling er van betekent, niet wenselijk voor dit, voor de conjunctuur zo gevoelige deel van de markt. Vaststellen verordening inzake een belasting onder de (van der Kwaak e.a.) naam van „Marktgeld". De heer van der Kwaak zegt, dat de vraag naar een stand plaats op de Zaterdagse markt op het ogenblik zo groot is, dat niet aan alle verzoeken kan worden voldaan en er een lange wachtlijst is. Er is een levendige handel, zodat spreker niet kan begrijpen, hoe de heer van Weizen kan beweren, dat de markthandel niet floreert. De kosten van het schoon maken van de markt zijn gestegen van 500.tot 2300. zodat er alle aanleiding is om de tarieven te verhogen. Spreker kan zich niet voorstellen, dat in de kramen zulke zaken worden gedaan, dat men niet in staat is om iets meer te betalen. Men heeft gevraagd, of het niet mogelijk is, sommige standplaatsen te verpachten. Spreker heeft er wel oren naar. Het is mogelijk, dat deze verordening op de duur wordt vervangen door een, waarin de verpachting van standplaat sen op markante plaatsen is geregeld. Bij verpachting zal een standplaats op de Hoogstraat ongetwijfeld meer opbrengen dan 0.30 per strekkende meter. De spoed, welke bij de indiening van dit voorstel is betracht heeft het spreker onmogelijk gemaakt, inlichtingen bij andere gemeenten dan Zwolle en Haarlem in te winnenin Haarlem is het tarief 0.40 per vierkante meter. Spreker neemt aan, dat de kooplieden graag een stand plaats op de markt willen hebben; willen zij, die er nu een hebben, het niet meer, dan staan op de wachtlijst voldoende personen om de open komende plaatsen in te nemen. De heer van Welzcn zegt, dat de grote toeloop van gegadig den naar een plaats op de algemene markt een omstandigheid is, die wel pleit voor de aantrekkelijkheid van een plaats op deze markt, om daar wat te verdienen, maar toch voor spreker niet overtuigend is. Op zich zelf behoeft het feit, dat er meer aanvragen zijn dan plaatsen niet bij voorbaat tot de conclusie te leiden, dat door deze personen nogal wat verdiend wordt. Juist thans, hoewel er in velerlei opzicht nog gebrek is aan goederen, gaan b.v. de kleine kooplieden in textiel en manufacturen gebukt onder het feit, dat de grote massa over onvoldoende textielpunten beschikt om juist op die markt textielgoederen te kopen. Spreker gelooft, dat de koopheden, die met hun kraam op de Hoogstraat staan, iets meer betalen dan de 0.25, die de wethouder noemde; dat hangt natuurlijk af van de kraam, waarover zij beschikken. Behalve wanneer men een vaste standplaats heeft hangt dit min of meer af van de plaats, die wordt toege wezen en van de grootte van de kraam. Bij verpachting zouden deze koopheden niet eens zeker zijn, dat zij een kraam krijgen, zoals zij zouden wensen. Sprekers amendement wil juist ernstig rekening houden met de stijging van de exploi tatie-kosten; daarbij wordt niet alleen rekening gehouden met de koopheden, die daar eens per week komen, maar ook het verband gelegd tussen de tarieven onderhng, zodat de onderlinge verhouding tussen de tarieven niet verbroken wordt. Op het ogenbhk wordt deze tariefsverhoging in de kringen van deze kooplieden sterk gevoeld; zij moeten gebruik maken van de gelegenheid, die zich thans voordoet om deze zaak aanhangig te maken; anders kunnen zij de zaak wel op haar beloop laten en zich tot Maatschappehjk Hulpbetoon of de Dienst voor Sociale Belangen wenden. De omstandigheden waaronder zij in hun onderhoud moeten voorzien wettigen deze verlaging. De heer van der Kwaak zegt, dat dit nu eenmaal een florissant bedrijf is. Het is immers wel opvallend, dat bij het voorstel b.v. tot verhoging van het tarief van het Slachthuis tal van stukken aan het College en aan de Baadsleden zijn gezonden, terwijl tegen dit voorstel door niemand, ook niet door de marktkoopheden bezwaar is gemaakt, ook niet in de couranten dat is vroeger wel eens anders geweest. Deze markt geeft deze mensen een goed bestaan. Het voorstel van de heer van Weizen wordt verworpen met 31 tegen 5 stemmen. Tegen stemmen: de heren van Schaik, Jongeleen, van der Kwaak, Menken, Vos, de Hosson, Piena, Woudstra, Hendriks, Kortmann, Eiemens, Key, mevrouw Braggaar, de heren Smit, van Iterson, van Weerlee, Bobbers, Knetsch, A. van Dijk, Goslings, Balkesbein, Stolp, Schüller, Lombert, Frohwein, van Oijen, Aalders, Knol, Wilmer, Eiedel en D. J. van Dijk. Vóór stemmen: mevrouw van Staveren, mevrouw Vijlbrief, de beren Knuttel, Cats en van Weizen. Artikel 2 wordt daarna zonder hoofdehjke stemming aangenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 8