30 MAANDAG 16 FEBEUAEI 1948. Beschikbaarstellen van gelden voor de verbouwing en (Jongeleen e.a.) restauratie van de Stadstimmerwerf. zolder ontdaan zal worden van de verflaag. Om deze redenen is het verantwoord, de ramen in de tegenwoordige toestand te laten. Wanneer men daar een geheel nieuw huis wilde bouwen, zou men natuurlijk niet een verdiepinghoogte van 2.65 m aanhouden, maar deze op 2.90 m of misschien zelfs op 3.15 m brengen. Wat de toepassing van de voorschriften der bouwverorde ning betreft, dient men er rekening mede te houden, dat Leiden een oude vestingstad is, waarin nog vele huizen met lage verdiepingen zijn. Het komt dan ook voor, zij het niet veelvuldig, dat Burgemeester en Wethouders voor verbouwing van een oud huis vergunning geven, terwijl de kamerhoogte minder dan 2.70 m bedraagt. Indien het gemeentebestuur star op het standpunt van de verordening bleef staan, zou het geen rekening met de werkelijkheid houden. Naar de mening van het College behoort ook de hulp bewaarder op de werf zelf te wonen. Vroeger kwam het voor, dat, zodra de bewaarder op Zatermiddag of Zondag zijn hielen had gelicht, jongens met behulp van bootjes op het terrein kwamen en diefstal pleegden. Het is daarom gewenst, dat steeds een van beide bewaarders op het aanwezig is, waarom spreker de Eaad adviseert niet op het denkbeeld van de heer Schüller in te gaan. De heer Schüller zegt, dat de wethouder niet sterk is geweest in de verdediging van het voorstel, misschien wel doordat hij het in de grond van zijn hart met spreker eens is. De heer Jongeleen: Helemaal niet! De heer Schüller erkent, dat de bovenwoning voor iemand, die van oude bouwwerken houdt, aantrekkelijker zal worden, wanneer de verflaag van de zoldering woidt verwijderd. Door de verwijdering van de lichte verflaag zal de kamer evenwel donkerder worden. Ook als de luiken worden verwij derd zal de toevoer van licht en lucht te gering zijn, omdat de afmetingen van de ramen te klein zijn. De Eaadsleden, welt e de Stadstimmerwerf hebben bezocht, zullen erkennen, dat spreker niet overdrijft, wanneer hij zegt, dat de bovenverdieping niet door de voorgestelde verbouwing tot een geschikte woning zal worden gemaakt. Natuurlijk is iedere kamer tot woonkamer te maken, maar spreker acht het ontoelaatbaar iemand te dwingen deze woning te betrekken en daarin dag en nacht te verblijven. De verbetering van de lichtinval in de smederij heeft met de verbouwing van de bovenverdieping niets te maken. Voor het verkrijgen van een toegang tot de bovenwoning moet aan de zijde van de Smidsteeg een ingang worden gemaakt, waardoor 2 m moet worden afgenomen van de toch reeds te kleine smederij. Dit is, zegt spreker, nog daaraan toe; het hoofdbezwaar is voor spreker, dat de verbouwde bovenverdieping, hoe mooi ook als monument, niet voor bewoning geschikt is. De heer Frohwein, die zich ter plaatse op de hoogte van de zaak heeft gesteld, is tot dezelfde conclusie gekomen als de heer Schüller, wiens betoog, naar hij meent, van a tot z juist is. De heer Lombcrt acht het noodzakelijk na het dramatische betoog van de heer Schüller te verklaren, dat noch het gemeentebestuur, noch de Commissie van Fabricage bij de bouw van een nieuw pand genoegen zouden nemen met de hoogte, welke de bovenwoning nu zal krijgen. Aan het gebouw mag nu eenmaal niets worden veranderd, wat de hoogte betreft, daar het een monument is, Men overdrijft echter schromelijk, wanneer men beweert, dat de kamer onbe woonbaar zal zijn. De heer Schüller zou tot een ontstellend aantal komen, wanneer hij naging, van hoeveel woningen in Leiden de kamers niet hoger zijn dan deze. Het is ver kieselijk hogere kamers te hebben, maar duizenden inwo ners zouden naar sprekers mening in hun schik zijn, wanneer zij de beschikking kregen over een dergelijke woning. De heer van Iterson wil als deskundige deze quaestie zuiver zakelijk bezien. Naar zijn mening wordt de Eaad hier wat betreft de woonhoogte niet goed ingelicht; er wordt gesproken over woonhoogten van 2.90 m, 3.15 m enz., de verordening geeft aan een verdiepinghoogte van 2.90 m, maar tegenwoordig gaan niet velen er toe over met een hoogte van 2.90 m te bouwen; de hoogte bedraagt tegenwoordig 2.70 m ook in het vooruitstrevende Engeland. Hoewel de heer Schüller er over klaagt, dat de verdiepinghoogte van deze woning van 2.65 m veel te laag is, is dit slechts 5 cm minder dan de verordening voorschrijft en dan men tegenwoordig algemeen bouwt. Men vergete ook niet, dat Beschikbaarstellen van gelden voor de verbouwing en (van Iterson e.a.) restauratie van de Stadstimmerwerf. men hier de gevel en het gehele gebouw moet restaureren; daartoe is men verplicht. En wanneer men er op deze wijze een woning bij kan krijgen, moet men dat met beide handen aangrijpen. De voorgestelde indeling van de woning is ook zeer goed te noemen. De heer van Weerlee geeft de heer Schüller volkomen gelijk. Spreker heeft dit perceel ook gezien. Met de hoogte, die de heer van Iterson aangeeft, kan spreker zich wel vereni gen. Bij een dergelijke hoogte maakt men alles zo licht moge lijk, liefst wit en niet zo donker als dit nu gemaakt wordt. Een dergelijk klein perceel maakt men groter door alles licht te maken, niet door alles donker te maken. De lichtinval is nog niet 2J m. Men bedenke, ook dat de vrouw van de hulpbewaarder de gehele dag in die woning moet zijn; die zal op de duur zenuwziek worden. In dit perceel moeten ook nog grote meubels geplaatst worden, waardoor het nog kleiner zal worden. Spreker onderschrijft dus volkomen de mening van de heer Schüller. De heer Jongeleen dankt de heer Lombert voor de steun, die deze aan dit voorstel gegeven heeft. De heer van Iterson antwoordt spreker, dat hij reeds in eerste instantie gezegd heeft, dat, wanneer men hier een nieuw huis zou bouweD, de verdiepinghoogte ook op 2.90 m bepaald zou worden. Spreker ontkent ten sterkste, dat deze woning niet goed zou zijn; natuurlijk, wanneer men hier een nieuwe woning zou bouwen, zou men het per se zo niet doen, maar men heeft hier een bestaand gebouw. Spreker laat zich echter niet geheel en al leiden door het reeds bestaande gebouw; het moet verantwoord zijn, daar nog een bovenwoning bij te bouwen. En met volle overtuiging acht spreker deze boven woning hier verantwoord. Natuurlijk zou een verdieping hoogte van tenminste 2.70 m beter zijn, maar het bestaande gebouw heeft nu eenmaal een verdiepinghoogte van 2.65 m. Wat betreft de ramen van de smederij, deze kunnen natuur lijk vergroot worden; op het ogenblik wordt ook getracht deze zaak ook geheel overeenkomstig het karakter van de oude gevel in orde te brengen. De grief, dat de smederij te klein is, is natuurlijk juist, er wordt nu 2 m afgehaald, maar er komt 3 m bij, doordat de schilderswerkplaats naast de smederij verplaatst wordt naar een andere afdeling en de muur tussen de smederij en de schildersbergplaats weggebroken wordt, zodat in totaal aan ruimte één meter wordt gewonnen. Deze woning is op dit ogenblik volkomen verantwoord. Spreker begrijpt de bezwaren, die er tegen in zijn gebracht wel, maar men heeft hier te maken met woningen in de binnenstad; met het oog daarop is de lichtinval in deze woning volkomen verantwoord. Ook de woonkamer is ruim genoeg; in vele panden in de binnenstad, winkelpanden en andere, is de lichtinval veel slechter, dan bij deze woning. Nu is opgemerkt: wanneer men voor deze ramen overgordijnen gaat hangen, zal dit nog erger worden. Deze woning heeft echter een stel ramen, die men zeer goed zonder gordijnen en zelfs zonder -vitrage kan laten, gezien de toestand van dit pand in deze omgeving; dat zou zeer goed verantwoord zijn; de lichtinval is hier zeer voldoende. Spreker houdt hierbij geen rekening met de woningnood; daarmee heeft hij hierbij niets te maken. De heer Schüller zegt, dat de Wethouder thans een geheel nieuw punt in de discussie heeft gebracht, waarvan ook de Commissie van Fabricage niet heeft geweten, nl. dat de schilderswerkplaats verplaatst worden zal. Dat heeft spreker noch de Commissie van Fabricage geweten en dat heeft ook niet in de stukken gestaan; daarin staat alleen, dat de lichtinval vergroot zal worden. Dit is dus een geheel nieuw gezichtspunt en daarom acht spreker dit voorstel wel zeer sober toegelicht. Spreker weet ook wel, dat men in de binnen stad tal van dergelijke huisjes aantreft, maar die laat men zo en dan besteedt men er geen 14.000 aan. Dat is het criterium. Hier maakt men een woning, die ongeschikt is. Men kan nu wel zeggen: er hoeven geen gordijnen voor de vensters, maar de vensters zijn klein en de lichtinval is dus gering. Spreker heeft ook niet overdreven; hij is volkomen zakelijk gebleven. De heer van Iterson heeft wijselijk over de toetreding van licht en lucht gezwegen, omdat hij het met spreker eens is op dit punt, maar dit in zijn betoog niet kon gebruiken. De heer Hendriks vraagt, of de suggestie, door de heer Schüller reeds in eerste termijn gegeven, dat de verbouwing van de bovenverdieping meer dan 5.500.zal kosten, juist is en, zo ja, hoeveel de verbouwing in het geheel zal kosten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 4