MAANDAG 16 FEBEUAEI 1948.
43
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(D. J. van Dijk e.a.)
sprekers bezwaren tegen het voorstel tot toekenning van
kindertoeslag aan de Wethouders en sprekers voorstel om
hun een met de toeslag ongeveer overeenkomende salaris
verhoging toe te kennen, voortvloeiden uit het feit, dat alleen
dan de Wethouders, die tot sprekers partij behoren, daarvan
zouden profiteren. Spreker heeft er niet onmiddellijk op
gereageerd, vrezende daarbij zijn zelfbeheersing te zullen
verliezen, en wil er ook nu niet in die mate op reageren, dat
hij de moeite zou nemen het foutieve van het standpunt
van de heer A. van Dijk te bestrijden, maar wil alleen ver
klaren, dat iemand, die dusdanige woorden bezigt, zich zelf
disqualificeert. Sprekers beroep op de Eaad om samen te
werken vindt uiteraard hier zijn begrenzing.
Spreker besluit met de wens, dat de Eaadsleden in tweede
instantie niet zozeer als in eerste instantie is geschied zich
zullen bewegen op een terrein, dat ver ligt buiten dat van
de gemeentepolitiek, daar dit niet bevorderlijk is aan een
goede behandeling van de gemeentebegroting.
Mevrouw Braggaar betuigt haar instemming met de
waardering, die voor de leiding van het College is uitgesproken
en waardeert ook de welwillendheid, die in de Memorie van
Antwoord tot uitdrukking komt, al kan zij zich niet met alle
daarin gemaakte opmerkingen verenigen. Zo blijft spreekster
van mening, dat belangrijke punten, die op overladen agenda's
zijn geplaatst, niet de behandeling krijgen, welke zij ver
dienen. Door aan leden, die in eerste instantie niet hebben
gesproken, in tweede instantie het woord te verlenen, wordt
het de daarbij betrokken Wethouder moeilijk gemaakt en
en wordt ook de duur van de vergadering verlengdhet mag
dus zeker geen regel worden, al moet het in sommige bijzondere
gevallen wel mogelijk zijn.
Volgens de Memorie van Antwoord is aan het College
na 1945 niets gebleken van de noodzaak tot het opnieuw
instellen van het Gemeentelijk Wasbureau. Spreekster erkent,
dat het Bureau vóór 1945 niet floreerde, maar vraagt zich af,
of dit niet moet worden toegeschreven aan de leiding in plaats
van aan het niet bestaan van de noodzaak. Denkende aan
de mogelijkheid, dat men met washuizen betere resultaten
zal bereiken, geeft spreekster het College in overweging
bij het ontwerpen van bouwplannen ook met de bouw van
dergelijke huizen rekening te houden, omdat aan het doen
van de was thuis allerlei bezwaren zijn verbonden en de woon
huizen ook niet daarop zijn ingericht. In de washuizen, welke
spreekster in Amsterdam bezocht, wordt gebruik gemaakt
van allerlei apparaten, die de huisvrouwen zelf niet kunnen
aanschaffen, maar die hun taak zeer verlichten; in enige uren
kan de was er kant en klaar gemaakt worden.
Met betrekking tot de aanstelling van gepensionneerden
merkt spreekster op, dat blijkens de inhoud van advertenties
meermalen bij de aanbieding van betrekkingen de voorkeur
aan gepensionneerden wordt gegeven; daardoor komen
degenen, die zonder inkomen zijn of steun ontvangen en
gaarne willen werken, niet in aanmerking. Gepensionneerden
kunnen dikwijls hun arbeidskracht voor minder loon aan
bieden.
Het gemeentebestuur moet in deze aan de particulieren
een goed voorbeeld geven en, indien het werk te verrichten
heeft, dit niet geven aan personen met een volledig pensioen.
Dit geldt natuurlijk niet voor hen, die slechts een gedeeltelijk
pensioen genieten, waarvan zij niet kunnen bestaan.
Inzake de woningnood sluit spreekster zich aan bij hetgeen
door de heren D. J. van Dijk en Woudstra daarover gezegd
is. De woningnood is voor velen zeer onaangenaam, maar
bedroevend is, dat ouden van dagen, indien zij het ongeluk
hebben, hun echtgeno(o)t(e) door de dood te verhezen, uit
hun huis worden gezet. Hoewel daardoor anderen geholpen
worden, acht spreekster dat toch een schrijnend leed; daarom
uit spreekster haar erkentelijkheid voor de toezegging, door
het College in de Memorie van Antwoord gegeven, (blz. 40),
dat in de verschillende uitbreidingsplannen b.v. in de plannen
„Leiden-Noord" en „Leiden-Zuidwest", zoveel mogelijk reke
ning gehouden wordt met de bouw van kleine woningen voor
ouden van dagen. Met belangstelling ziet spreekster tegemoet
de plannen tot de bouw van een tehuis voor ouden van dagen
zij hoopt, dat dit een tehuis zal worden, en niet een gesticht,
en dat ook degenen, die geen godsdienst belijden, zich daar
thuis zullen gevoelen.
Wat betreft de aanstelling van een woning-inspectrice,
wijst spreekster er op, dat nu velen tengevolge van oorlogs
handelingen uit hun huis zijn verdreven en bij anderen
moeten inwonen, door het tekort aan woonruimte niet die
zorg aan de bewoning is besteed, die wenselijk en nodig is;
vooral voor hen, die tijdens het woningtekort gehuwd zijn
en zelf nooit in de gelegenheid zijn geweest een woning
behoorlijk te onderhouden, is aanstelling van een woning-
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Mevrouw Braggaar.)
inspectrice zeker op haar plaatste meer waar het gemeente
bestuur voornemens is zovele woningen te bouwen zou het
jammer zijn wanneer deze tengevolge van ondeskundigheid
niet op een juiste wijze bewoond zouden worden.
In het Algemeen Verslag wordt bezwaar gemaakt tegen
aanstelling van een woninginspectrice op grond van de
slechte financiële toestand van de gemeente. Hierop te
bezuinigen zou echter een zuinigheid zijn, die de wijsheid
bedriegtde kosten, aan aanstelling van een woninginspectrice
verbonden, zullen ruimschoots goedgemaakt worden doordat
het onderhoud van de woningen minder zou kosten. De
woninginspectrice zou tevens zorg kunnen dragen voor inning
van de huren, zij zou aanwijzingen moeten geven voor het
onderhoud der woningen, toezien of reparaties noodzakelijk
zijn en ook voor die reparaties zorgen. Van haar kan bovendien
een goede invloed uitgaan op de gezinnen, die in die woningen
wonen. Blijkens de Memorie van Antwoord (blz. 40) is het
College niet gebleken, dat er behoefte bestaat aan aanstelling
van een woning-inspectrice; dit pleit volgens spreekster
niet voor het College. Indien in het College een vrouw zitting
had gehad, zou het antwoord van het College zeker anders
geluid hebben. Wanneer in Amsterdam wel behoefte aan een
woninginspectrice wordt gevoeld, waarom dan niet in
Leiden? Mogeüjk zal, wanneer vele woningen gereed zijn
gekomen, het College spreeksters wens nogmaals willen
overwegen.
üit de Memorie van Antwoord (blz. 21) blijkt dat wan
prestatie van de leverancier van onderdelen van de ver
warmingsketels van Endegeest de oorzaak is, dat de daar
verpleegde patiënten koude lijden. Gelukkig is men tot nu toe
in deze winter voor nijpende koude gespaard gebleven,
maar vooral deze mensen kunnen niet zonder verwarming.
Volgens het College hebben deze mensen hun bezigheden,
maar dat is toch niet met allen het geval en bovendien
maakt het nog verschil wat voor werk men verrichtsommige
werkzaamheden kunnen niet zonder verwarming verricht
worden, b.v. naaien, kleermaken, schoenmaken; alleen zij,
die bij hun werk in beweging zijn, kunnen zonder brand
stoffen. Daarom dringt spreekster er op aan zich in het vervolg
te vergewissen, of een leverancier betrouwbaar is. Met vol
doening vernam spreekster, dat het College voornemens is
maatregelen te nemen om dit euvel zo spoedig mogelijk uit
de weg te ruimen, en zij spreekt de wens uit, dat dergelijke
dingen, die voor de patiënten zeer onaangenaam zijn, voor
het personeel moeilijkheden meebrengen en voor de gemeente
kosten veroorzaken, door een beter onderzoek naar de be
trouwbaarheid van de leverancier voorkomen zullen worden.
Het is goed, dat hierover arbitrage zal plaats vinden, doch
een spoedige verbetering is zeer gewenst.
Het antwoord op een door spreekster in het Algemeen
Verslag betreffende de Commissie voor Sociale Zaken gestelde
vraag (blz. 27) is al even onbevredigend als het lidmaatschap
van de Commissie voor Sociale Zaken zelf. Dat de werkwijze
van deze Commissie anders is dan vroeger is spreekster
bekend; deze Commissie is benoemd om van raad en advies
te dienen; zij wordt echter buiten alle zaken gehouden en
hoe kan men dan advies aan het College uitbrengen? Spreek
ster ontkent, dat de Commissie in alle vraagstukken betreffende
de Dienst van Sociale Zaken geraadpleegd is; zij vraagt zich
af hoe het mogelijk is dat een Commissie, die vroeger een
zo belangrijke was, thans over belangrijke zaken niet eens
meer gehoord wordt. Deze Commissie heeft trouwens over
1947 slechts één keer Vergaderd, en niet twee keer, zoals
spreekster in de Sectie heeft medegedeeld; op zo'n ver
gadering komen dan zovele vraagstukken aan de orde,
dat het onmogelijk is die alle degelijk te behandelen. Spreekster
wil niet zeggen, dat het zo prettig is om te vergaderen, maar
wanneer een commissie voor een bepaalde taak is benoemd,
moet zij die ook kunnen vervullen. Over de uitvoering van
de regeling inzake het consumentencrediet is de commissie
nooit gehoord; over de noodvoorziening ouden van dagen
evenmin, hoewel er toch vele gesteunden zijn, die voor een
uitkering uit dien hoofde in aanmerking komen. Ook over
de toekenning van de Kerstgave heeft de Commissie nooit
kunnen spreken.
Voorts wijst spreekster op de slechte huisvesting van de
Dienst van Sociale Zakendeze laat zeer veel te wensen over
het werk van deze ambtenaren is uiteraard toch al niet zeer
opwekkend; in elk geval moet men toch zorgen, dat de
omgeving, waarin zij moeten werken, zo prettig mogelijk is.
Spreekster Verklaart uitdrukkelijk, dat haar klachten niet
de persoon van de Wethouder van Sociale Zaken betreffen;
voor diens bereidwilligheid inzake de vele vragen en klachten,
die spreekster met hem behandelt heeft zij niets dan lof;
de Wethouder is altijd bereid deze te onderzoeken en, waar
mogelijk, te helpen.