42
MAANDAG 16 FEBRUARI 1948.
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(D. J. van Dijk.)
Thans komt spreker tot het terrein van het onderwijs
en het culturele werk, voor de democratisch-socialisten
misschien het voornaamste terrein van de gemeentelijke
bemoeiingen.
Het einddoel van de Partij van de Arbeid zal steeds blijven
de omzetting van de kapitalistische maatschappij in een
democratisch-socialistische samenleving. In tegenstelling tot
de vroeger vaak overheersende mening, dat zulk een einddoel
alleen te bereiken is door staatkundige en economische
activiteit, beseft de Partij van de Arbeid ten volle, dat
daarvoor noodzakelijk is het bezit van een democratisch-
socialistische geestesgesteldheid. Ook al past men de grofste
dwangmiddelen toe, dan nog zal de kapitalistische maat
schappij niet verdwijnen, als niet de kapitalistische geestes
gesteldheid verdwijnt. Indien de kapitalistische wereld ineen
stort, zal zij niet zoals sommigen nog blijken te menen
zonder meer worden opgevolgd door een socialistische samen
leving op democratische grondslag. Wie met geweld en
dwang de kapitalistische maatschappij wil doen verdwijnen,
betaalt dit na de overwinning met het verlies van zijn vrijheid,
van zijn democratische grondrechten. Men baant dan slechts
de weg voor een nieuwe dictatuur, wier eerste kinderen geweld
en dwang zullen zijn. Indien men dan spreekt van socialisme,
is het een schijn-socialisme, een socialisme, dat ontdaan is
van zijn kern namelijk het recht van de mens op de vrije
ontplooiing van zijn persoonlijkheid, ongeacht geloof, afkomst,
ras of plaats in de maatschappij. Een democratisch-socialis
tische samenleving kan slechts opgroeien, als de kapitalistische
geestesgesteldheid niet meer overheerst en dat kan alleen
worden bereikt, wanneer men werkt aan de zedelijke ver
heffing van het gehele volk.Dit betekent dus niet, dat de
Partij van de Arbeid onderwijs en cultuur als propaganda-
velden ziet, maar wel dat naar haar mening het genot van
onderwijs en een cultureel-aanvoelende en cultureel-
scheppende persoonlijkheid als het ware pas de mogelijk
heden voor een waarlijk democratische en socialistische
samenleving kunnen bieden. Van primair belang is niet
de reeks maatschappelijke hervormingen zelf, maar wel de
geestelijke gezindheid, waaruit zij voortkomen.
Tot de kenmerken van de kapitalistische geestesgesteldheid
behoren naar sprekers inzicht een onverschillig ten aanzien
van de wereld staand individualisme en een gemis aan
sociaal verantwoordelijkheidsbesef, daar men zich in de
reusachtige massa-organisaties werkende slechts een nummer
voelt. De gedachte, dat men in zijn eentje toch niets kan ver
anderen, is de gevaarlijkste vijand van de mensheid, vooral
indien dan nog elk begrip van afhankelijkheid van hoger-
goddelijk-willen ontbreekt. Deze geestesgesteldheid is heden
ten dage sterker dan ooit. Versterkt door de geestelijke ont
wrichting, die de oorlog bracht, heeft zij geleid tot het ont
staan van een „massajeugd" zonder idealen, zonder verant
woordelijkheidsgevoel voor haar werk, voor haar plaats in
het gezinsleven, zich geestelijk voedend met de sensatie
prikkelende producten van bioscoop en ,,met tekeningen
verduidelijkte" Dick Bos-literatuur, vervlakt door een haar
alle energie besparend goedkoop radiogenoegen, waarvan
zij slechts de uitzendingen beluistert, die geen enkele geeste
lijke inspanning vergen. Wij moeten, zegt spreker, deze jeugd
te üjf, gemeenschapsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel
kweken en versterken en de zelfwerkzaamheid bevorderen,
de onmisbare factor bij het tot ontplooiing brengen van de
persoonlijkheid. Men moet de culturele belangstelling stimu
leren. De gemeente kan hiertoe bijdragen in haar onderwijs-
en haar cultureel-politiek beleid. Indien wij, aldus spreker,
het subsidiariteitsbeginsel erkennen, dan is het volgens
ons vooral hier van toepassing. Het hogere gezag late hierbij
zoveel mogelijk over aan het lagere gezag.
Voor datgene, wat de Wethouder van Onderwijs in deze
sector met zeer beperkte middelen heeft bereikt, heeft
spreker grote waardering. Ook hier zit men vol oud zeer:
een tengevolge van de schoolstrijd sterk teruggelopen open
baar onderwijs, uitermate stiefmoederlijk behandeld door een
college, dat er vele jaren onwelwillend tegenover stond,
heeft dringende behoefte aan zowel in- als uitwendige
sanering; het heeft met uitzondering van een enkele parel
krotten van schoolgebouwen. Spreker vraagt zich af, wanneer
de scholen aan de Pieterskerkstraat en de Breestraat eindelijk
zullen worden gesloopt; de andere schoolgebouwen zijn niet
heel veel beterer is een groot gebrek aan gymnastiekzalen
de ventilatiesystemen zijn onvoldoende; men gebruikt kachel
tjes, die geen voldoende verwarming geven. Deze situatie
schreeuwt om geld en materialen, die beide heel schaars
zijn. Tot goed begrip diene, dat spreker met deze hulproep
geenszins een voorkeur voor het gemeentelijk openbaar
onderwijs heeft boven het bijzonder onderwijs. Spreker heeft
het standpunt van zijn partij te dien aanzien reeds eerder
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(D. J. van Dijk.)
in de Raad besproken en acht het beginselprogram van zijn
partij bij de Raad wel bekend.
Nodig is een nieuwe schoolvorm. Spreker juicht toe de
invoering van het Montessori-onderwijs en de verbetering van
de zangmethode: hij acht verbetering van het bibliotheek
wezen gewenst, maar daartoe zijn de middelen ontoereikend.
Ook op dit punt zullen de middelen tot verbetering beschik
baar gesteld dienen te worden. Ook op dit punt is de Wet
houder actief.
Het openbaar onderwijs is steeds de school geweest, waarbij
tussen school en ouders vrijwel geen verband bestond;
ook hier dient het inzicht radicaal te veranderen, de ouders
moeten ingeschakeld worden in het onderwijs van hun
kinderen; zij dienen belang te stellen in en bij te dragen tot
de intensiteit van het onderwijs.
Ook op het gebied van het nijverheidsonderwijs is een
groot tekort; ook daar is groot werk te verrichten. Spreker
noemt: uitbreiding van de cursussen voor schoenmakers en
kleermakers, van de textielschool. Men kan echter bij het
aanvullend nijverheids-onderwijs niet blijven staan.
Met grote waardering vermeldt spreker het werk voor de
zieke en zwakke kinderen op de Leidse Buitenschool en vooral
het werk op de school voor buitengewoon lager onderwijs.
Spreker adviseert de Raadsleden deze school eens te bezoeken
en te zien de wonderen, die het schoolhoofd met het geringe
bedrag van 1.200.heeft weten te bereiken.
Ten aanzien van het middelbaar onderwijs uit spreker
zelfs geen wenselijkhedenvan scholenbouw kan voorlopig
toch niets komen. Spreker geeft alleen het College in over
weging vroegtijdig te overwegen welke eisen dat onderwijs
in Leiden stelt en te overwegen de mogelijkheid van stichting
van een Middelbaar Technische School en van oprichting,
naast de bestaande H.B.S. en Gymnasium, van een avond
lyceum, op voorbeeld van Arnhem. Daarbij is het niet nodig
een nieuwe school te bouwen, maar kan men gebruik maken
van bestaande localiteiten.
Hoe is het voorts gesteld met het Leids Studiefonds?
Spreker hoopt, dat de activiteit, waarmede voor dit Fonds
geld bijeengehaald zal worden, in de toekomst geïntensifieerd
zal worden.
Ten aanzien van de jeugdbeweging gaat men de goede
richting uit met de gelden, die uitgetrokken zijn, maar dat kan
slechts een begin zijn; de grote massa van de jeugd wordt
door de jeugdbeweging voorlopig nog niet gepakt, omdat die
nog niet het vermogen heeft, de massa-jeugd te absorberen en
op te zuigen, tengevolge van gebrek aan kader. De Overheid
late echter zien, dat zij met dit werk van de jeugdbeweging
meeleeft.
Spreker wijst verder op het werk van de kinderspeeltuinen
en van de schoolsporthij weet, dat het College in dit opzicht
actief zal zijn.
Wat betreft het jeugdparlement, spreker acht de naam
„parlement" niet erg gelukkig gekozen, maar men zal wel
een betere vinden.
De naam „debatingclub" zal voor de jongeren zeker niet
bevredigend zijn en hun niet dat (wat overdreven gezegd)
bijna weidse gevoel geven, dat zij nu hebben, wanneer zij
in een vergadering van jongeren van alle mogelijke richtingen
komen. Het is belangrijk, jongeren vroegtijdig uit hun eigen
sfeer te halen en met elkaar te confronteren; hoe meer
contact, hoe meer botsingen van meningen, hoe beter het
is en hoe vaster de eigen overtuigingen kunnen komen te staan.
De pogingen om in Leiden te komen tot een begin van
staatkundige vorming heeft spreker met belangstelling
gevolgdhij loopt in het antwoord van de Wethouder daarover
enkele nadere mededelingen te ontvangen.
Wat het algemene culturele gebied betreft, wijst spreker
op de subsidies aan culturele verenigingen. Daarmede is men
niet klaar. Het vrije-tijdprobleem kan men trachten op te
lossen door het stichten van buurtterreinen, het bijeen
brengen van gronden voor volkstuinen en het aanleggen van
sportterreinen. In vergelijking met andere steden bestaat in
Leiden ten aanzien van de sportterreinen een grote achter
stand.
Ten slotte doet spreker een beroep op de Raadsfracties
om samen te werken bij het bevorderen van het belang der
gemeente. Sprekers fractie wil niets liever dan samenwerken
met al degenen, die zich plaatsen op het democratische
standpunt. Hoe eendrachtiger de leden van de Raad samen
werken, hoe beter het is. Maar dan moet tussen de fracties
onderling, met volledige erkenning van wat haar scheidt,
vertrouwen in de oprechtheid van de tegenstander bestaan.
Dit vertrouwen wordt niet versterkt door het plaatsen van
hatelijke interrupties. Spreker heeft zich in de vorige Raads
vergadering buitengewoon geërgerd aan de woorden van de
heer A. van Dijk, die meende te moeten suggereren, dat