MAANDAG 16 FEBRUARI 1948.
39
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Wilmer.)
„Vaste inschakeling van het zich steeds meer organiserend
maatschappelijke leven in de behartiging der Leidse huis
houding zal aan een kostbare schat van kunde en energie
de gelegenheid bieden zich met grotere intensiteit aan de
gemeenschap, de gemeentenaren dienstbaar te maken; dat
vaste contact zal bovendien een bron zijn van voortdurend
nieuwe energie en vermeerdering van kimde."
Spreker kan deze woorden nu letterlijk herhalen, zonder
enige wijziging, maar met veel meer recht; nu, in deze tijd van
moeizame opbouw moeten zeker alle beschikbare deskundige
en geschikte krachten aan de opbouw worden dienstbaar
gemaakt.
In deze tijd zullen bedoelde contactcommissies, mits
samengesteld uit deskundige, toegewijde en vooral onbaat
zuchtige personen, door hun adviezen onschatbare diensten
aan de gemeente kunnen bewijzen.
In 1937 hebben de toenmalige Raadsleden van Eek en
Wilbrink met spreker een voorstel ingediend, waarbij Burge
meester en Wethouders werden uitgenodigd, de instelling
van bedoelde contactcommissies voor te bereiden. Burge
meester en Wethouders hebben toen een raadscommissie
ingesteld, bestaande uit de heren van Eek, Beekenkamp,
Wilbrink, Würtz en spreker, welke commissie in 1939 aan
de Raad een voorstel heeft voorgelegd, dat is aangenomen.
Krachtens dit raadsbesluit zijn in de gemeente Leiden opge
richt een contactcommissie voor de grootindustrie, een voor
de kleinindustrie en het winkelbedrijf en een voor woning
bouw en stadsontwikkeling. Burgemeester en Wethouders
zeggen, dat deze commissies weinig tekenen van leven hebben
gegeven, maar dit is te verklaren uit de omstandigheid, dat
in 1940 de oorlog is uitgebroken. Spreker betwijfelt het,
of alle drie de commissies toen reeds waren geïnstalleerd.
Ook al is het voor sprekers pleidooi niet voordelig, toch
wil hij erkennen, dat er in de burgerij geen dringend verlangen
naar de instelling van zulke contactcommissies bestaat.
Maar ook naar de reorganisatie van de dienstcommissies heeft
spreker geen sterke drang bij het gemeentepersoneel kunnen
constateren; dit geldt niet speciaal voor Leiden.
Vroeger gold als wijsheid, dat men sociale hervormingen
moest laten groeien van onderen op en niet „kunstmatig"
van boron af moest creëren; thans geldt deze „wijsheid"
niet meer. In deze tijd moeten, en zullen ook, sociale her
vormingen komen. Men mag niet wachten op wat van onderen
op groeit, maar men moet de sociale maatregelen, waarvan
men de noodzakelijkheid ziet, van boven af creëren, al kan
van onderen op de aandrang daartoe nog niet worden ge
constateerd.
Spreker zal zich met betrekking tot de volkshuisvesting
en de woningbouw niet in details begeven, maar wil een
zeer bedroevend feit constateren, zonder daar een persoon of
instantie, hetzij in Leiden, hetzij in Den Haag, een verwijt van
te maken. Spreker kan geen verwijt maken, omdat hij geen
vaststaande, onweerlegbare gegevens heeft, waarop hij een
concreet verwijt zou kunnen baseren. Het allerbedroevendste
feit is, dat in 1947 aan de bouw van geen enkele woning van
het voor dat jaar toegewezen quantum is begonnen. Wat in
Leiden in 1947 en het begin van 1948 is tot stand gekomen
en wat, naar men verwacht, in Maart 1948 zal gereed komen,
bestaat uit woningen van het plan 1946. Eerst enkele weken
geleden is men begonnen met de uitwerking van de plannen
der toegewezen woningen voor 1947..
Spreker zegt niet, dat het College in 1947 niet actief is
geweest, maar constateert wel, dat deze activiteit helaas geen
resultaat heeft gehad, zulks in tegenstelling met wat in andere
gemeenten is gebeurd. In 1947 is men begonnen met de bouw
van 100 woningen in Gouda, 141 woningen in Schiedam,
128 woningen in Delft en 168 woningen in Ylaardingen, alle
voor dat jaar toegewezen.
Kunnen Burgemeester en Wethouders nu mededelen,
vraagt spreker, of zij de gegronde verwachting hebben,
dat in 1948 niet alleen zal worden ingehaald het bouwplan
van 1947, maar ook een behoorlijk aantal woningen aan
Leiden zal worden toegewezen, waaraan ook in 1948 zal
kunnen worden begonnen?
Ook al was men in 1947 begonnen met de bouw van de
103 voor dat jaar toegewezen woningen, dan nog zou het
voor Leiden een zeer gering aantal zijn geweest; men had
mogen verwachten, dat de toewijzing groter zou zijn geweest.
Spreker hoopt een antwoord te zullen ontvangen op de vraag,
hoe dit alles komt.
Dit onderwerp heeft spreker objectief en, naar hij meent,
zeer zakelijk behandeldhij hoopt, dat ook de verdere discussie
over dit allerbelangrijkste onderwerp op een zakelijke en
objectieve wijze zal worden gevoerd en de zaak tot klaarheid
zal brengen.
Het College, dat zelf niet tevreden is, zegt in de Memorie
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Wilmer e.a.)
van Antwoord: „Welke stappen ons College zal hebben
te doen in verband met deze voor de gemeente onaanvaard
bare gang van zaken, is momenteel nog in overweging."
Spreker vraagt, of de tijd van overwegen niet voorbij is en
of er nu door het College in overleg met de Raad geen daden
moeten worden gesteld. De gemeenteraad kan toch niet
buiten deze zaak worden gehouden! Het moet in 1948 niet
gaan, zoals het in 1947 is gegaan, toen de Raad pas aan het
einde van het jaar officieel vernam, dat de onderhandelingen
tussen de gemeente Leiden en de instanties in Den Haag
niet waren geslaagd en daardoor voor Leiden zulk een aller
droevigst resultaat was bereikt.
De voorstellen van de heer van Iterson zijn spreker, hoewel
hij als niet-deskundig op dit terrein zal afwachten het oordeel
van de andere Raadsleden, alvorens definitief zijn stem te
bepalen, ook daarom zo sympathiek, omdat ze beogen
binnen zeer korte tijd woningen te verkrijgen, niet woningen
op papier, maar echte woningen, waarin de mensen zullen
kunnen wonen. Spreker hoopt van harte, dat deze voorstellen
van de heer van Iterson uitvoerbaar zijn en dat ze ook
inderdaad spoedig zullen worden uitgevoerd.
De heer Woudstra zegt, dat het opvalt, dat er tussen de
begroting voor 1947 en die voor 1948 maar betrekkelijk
weinig verschil is. Wat uitvoering betreft zijn beide even
keurig; de formulering van de verschillende posten is kort,
duidelijk en zakelijk; de wijze waarop ze zijn aangeboden,
nl. als gecyclostileerde stukken, is weer boven alle lof ver
heven. Spreker betuigt daarvoor gaarne zijn dank.
De cijfers van beide begrotingen wijken, behalve op enkele
belangrijke punten, weinig van elkaar af, en ook wat het
eindresultaat betreft verschillen beide begrotingen helaas
slechts weinig van elkaar. In beide gevallen bedraagt het
tekort ruim twee millioen. Dit resultaat is ongunstig en
zorgwekkend; er is in dit opzicht geen reden voor optimisme,
zelfs niet voor gematigd optimisme. Toch is er aanleiding
om tegenover de begroting voor 1948 enigszins anders te
staan dan tegenover die voor 1947. Tastte men in 1947
volkomen in het duister omtrent de mogelijkheid om uit
de misère van de niet-sluitende begrotingen te komen,
thans is er op dit punt althans enig licht. Men is vanuit
de duisternis gekomen in een zekere schemering. Dat licht
dankt men niet direct aan het ontwerp Noodvoorziening
Gemeente-financiëndit ontwerp laat ook te veel onzekere
factoren; het is een voorlopige noodvoorziening en dat bergt
al een zekere onzekerheid in zich. Omtrent de uitkeringen
aan de gemeenten, nl. de algemene en nog meer de bijzondere,
zijn geen positieve conclusies te trekken; conclusies zijn
alleen te trekken, wanneer men een aantal onbekende factoren
als bekend veronderstelt. Belangrijker evenwel dan dit wets
ontwerp acht spreker de uitlating van de Regering, dat
deze de vaste wil heeft om daadwerkelijk de gemeente-
financiën te saneren. Deze uitspraak acht spreker belangrijk,
omdat de Regering dit niet kan zeggen zonder tevens zelf,
op haar eigen terrein en in haar eigen huishouding, orde
op zaken te stellen. Een partiële sanering is ten ene male
onmogelijk. Uitgaande van de veronderstelling, dat de
Regering aan zichzelf dezelfde eisen zal stellen als zij aan
de gemeenten stelt, heeft spreker dus het vertrouwen, dat de
financiën van de gemeenten inderdaad gesaneerd zullen
worden, en ook, dat dit niet zal gaan ten koste van de algehele
gezondheid van de gemeenten, zodat het judicium niet zal
wordenoperatie gelukt, patiënt bezweken. Aldus beschouwd
opent de tegenwoordige toestand, in verband met de genoemde
uitlating van de zijde van de Regering, toch wel zekere
perspectieven voor een begin van herstel van de welvaart.
Dit brengt een grote verantwoordeüjkheid mede en sprekers
fractie aanvaardt die verantwoordelijkheid voor het behoud
van eenmaal verkregen evenwicht gaarne. Sprekers fractie
is bereid op dit punt offers te brengen en is bereid tot de
krampachtige pogingen, waarvan de heer van Weizen sprak.
Sprekers fractie is verheugd over de verklaring van het
College, dat het hierin zal voorgaan en dat het College de
vaste wil heeft, binnen de financiële regelingen, te streven
naar een financieel beleid, dat verantwoord is en dat het
evenwicht in de financiën herstelt en handhaaft, een beleid
dat in overeenstemming zal zijn met de verarming van
Nederland. De heer van Weizen wijt deze verarming aan
het monopolistisch kapitalistisch streven, niet uitsluitend
zoals hij nu zegt, maar mede. Spreker begrijpt niet waarom
de heer van Weizen daartegen bezwaar heeft; het monopolis-
tisch-kapitalistisch streven is de consequentie van elk socialis
tisch stelselde volgende stap is socialisatie en de derde stap
is het communisme in optima forma, met de dictatuur van
de enkeling en de slavernij voor de massa.
Het beleid, dat het College bereid is te voeren, zal vergen,