38
MAANDAG 16 EEBBUAEI 1948.
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Wilmer.)
van deze vraag op te wijzen, dat in ons gemeentelijk bestel,
reeds sedert bijkans een eeuw, bet College van Burgemeester
en Wethouders gezamenlijk de volledige verantwoordelijkheid
draagt voor het gevoerde bestuursbeleid. Elk voorstel, dat
het College aan Uw Vergadering voorlegt, is dan ook
tenzij uitdrukkelijk het tegendeel blijkt een voorstel van
het gehele College, ook al is een zijner leden, als gevolg van
de om redenen van doelmatigheid toegepaste werkverdeling,
in het bijzonder belast met de zorg voor de voorbereiding,
verdediging en uitvoering der te nemen besluiten. Het
spreekt vanzelf, dat het lid van ons College, dat de afdeling
beheert, tot welke een bepaald voorstel behoort, in sterker
mate zijn stempel op dat voorstel drukt dan de andere leden.
Maar die andere leden kunnen, mogen, noch willen zich in
enig opzicht aan de collectieve verantwoordelijkheid voor
het beleid onttrekken."
Spreker is het met het gehele antwoord, uitgezonderd één
woord, eens; hij ziet namelijk niet in, dat Burgemeester en
Wethouders slechts een collectieve verantwoordelijkheid
dragen; naar zijn mening dragen zij ieder voor zich een
persoonlijke verantwoordelijkheid voor alle voorstellen, welke
namens hen aan de Baad worden gedaan en voor de uitvoering
van alle besluiten Van de Baad.
Ook ieder Baadslid draagt een persoonlijke verant
woordelijkheid voor de stem, die hij in de Baad uitbrengt
en kan zich daarbij niet verschuilen achter de collectieve
verantwoordelijkheid van zijn fractie. Vóór de oorlog is het
voorgekomen spreker zegt niet: in Leiden dat een
Baadsfractie bij meerderheid van stemmen vóór de Baads-
vergadering uitmaakte, hoe de houding van de fractie ten
aanzien van verschillende in die vergadering te behandelen
onderwerpen zou zijn. Spreker acht dat funest voor het
persoonlijke verantwoordelijkheidsgevoel van ieder individueel
Baadslid. Het persoonlijke verantwoordelijkheidsbesef, dat
in onze samenleving een kostbaar goed is en voorwaarde
is voor de intensieve toewijding aan het algemeen belang,
werd in het stelsel, dat thans gelukkig tot het verleden
behoort, vermoord, maar kan ook in het democratische
stelsel te gronde gaan, als in dit stelsel heerst een te ver door
gedreven partijdiscipline en een te ver doorgedreven macht
van de leiders op het sociale terrein. Spreker zegt dit, omdat
hij meent te moeten constateren gelijk hij bij het afdelings-
onderzoek heeft gezegd dat bij de behandeling van voor
stellen in de Baad zowel het standpunt van het College als
dat van de Eaadsfracties zo onomstotelijk vaststaat, dat
elk debat a priori volkomen nutteloos is, hetgeen hij niet
bevorderlijk acht voor het nemen van een zo goed mogeüjke
beslissing in het belang der gemeente. Het spreekt vanzelf
dat zowel het College als de Eaadsfracties bij belangrijke
voorstellen een weloverwogen en vastomlijnd plan hebben.
Wanneer men echter argumenten hoort, waarbij men als
eerlijk man moet verklaren, dat men, had men ze van te
voren in die vorm gekend, niet het eenmaal ingenomen stand
punt zou hebben ingenomen, dan moet men de moed hebben
van standpunt te veranderen. Dat dit zo weinig gebeurt,
wijt spreker aan het verschijnsel (dat niet speciaal in de
Leidse Baad voorkomt), dat men het standpunt van zijn
fractie inneemt; aangezien het niet zo gemakkelijk is, het
standpunt van een fractie te wijzigen, durft men ook zijn
persoonlijk standpunt niet naar aanleiding van de discussie te
veranderen. Het systeem van het dragen van persoonlijke
verantwoordelijkheid is dringend vereist in de moeilijke tijd,
die de gemeente doorleeft en in de nog veel moeilijker tijd,
die haar te wachten staat.
Spreker wil liever niets zeggen over de gemeentelijke
autonomie, omdat de inperking of uitbreiding daarvan in
de Staten-Generaal behoort te worden behandeld. In de
Baad is alleen aan de orde de vraag, of het hoger gezag
zich bij de inmenging in de gestie der gemeentebesturen houdt
aan de daarvoor in grondwet en wetgeving getrokken lijnen.
In de Baad is meermalen aan de orde geweest het zich ver
zetten tegen het ingrijpen van hogere autoriteiten, wanneer
dit niet was gebaseerd op grondwet en wetgeving. Burge
meester en Wethouders zeggen in hun Memorie van Antwoord,
dat ook zij zich in dergelijke gevallen krachtig verzetten,
maar voegen er aan toe, dat, wanneer dergelijke stappen
niet het gewenste gevolg hebben gehad, men zich huns
inziens daarbij, hoe node ook, dient neer te leggen. Spreker
kan zich hiermede niet verenigen. Wanneer Burgemeester
en Wethouders zich er bij neerleggen, is het de taak van de
Baad zich er opnieuw en zo lang mogelijk tegen te verzetten.
Wanneer b.v. een Minister van Binnenlandse Zaken verklaart
een besluit van de Baad, om besturen van bijzondere bewaar
scholen rechtsherstel te geven niet te willen uitvoeren, niet
op grond van de financiële noodtoestand der gemeente, maar
op grond van de overweging, dat hij het onnodig vindt,
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(Wilmer.)
heeft zijn optreden geen enkel steunpunt in grondwet of
wetgeving en moet de Baad daartegen protest aantekenen.
Wanneer een Minister van Onderwijs verklaart, dat, wil
de Baad succes hebben bij zijn pogingen om een openbare
school te behouden, het verzoek niet moet worden gebaseerd
op dit, maar wel op dat artikel van de wet, dan vindt deze
bewindsman geen enkele basis voor dit optreden in grondwet
of wetgeving en moet de Baad daartegen protesteren. In
zulke gevallen is het spreker onverschillig, of de daarbij
betrokken Minister behoort tot zijn partijgenoten. De leden
van de Booms-Katholieke Volkspartij kennen een dergelijke
partij-discipline gelukkig niet; zij mogen fouten zien in hun
leiders en voormannen en vrijelijk in opbouwende critiek die
fouten becritiseren.
Om haar zelfstandigheid te behouden, moet de gemeente
vrijkomen van de noodlijdendheid en moet zij trachten te
krijgen een sluitende begroting. In het Algemeen Verslag
(blz. 17 onderaan) heeft spreker de vraag gesteld, of het
College voornemens is voorstellen bij de Baad in te dienen,
waardoor het tekort op de begroting zal worden verminderd,
voorzover dat in de macht van het gemeentebestuur ligt,
dan wel of het College van mening is, dat alle uitgaven zo
efficiënt mogelijk zijn, zodat het nut evenredig is aan de
uitgaven, ook in deze tijd. Het College antwoordt op deze
vraag, dat het voor verhoging der inkomsten alle aandacht
heeft, zoals in de afgelopen tijd wel gebleken is. Spreker
betwijfelt dit niet; het is in de afgelopen tijd zeer zeker
gebleken, dat het College alle aandacht heeft voor verhoging
der inkomsten, maar de vraag rijst bij spreker, of het College
ook alle aandacht heeft voor vermindering van de uitgaven.
Vermindering van de uitgaven is zeer zeker in een gemeente
als Leiden, waar ook in het verleden nooit met geld gesmeten
is, niet gemakkelijk. Voor spreker staat echter toch a priori
vast, dat het kan. Even goed als in een particuliere huis
houding, waar bezuinigd moet worden, en waar nooit speciaal
aandacht is besteed aan de vraag, waar uitgaven worden
gedaan, die gemist zouden kunnen worden, bezuiniging
mogelijk is, is deze ook mogelijk in de gemeentelijke huis
houding; wanneer men niet opzettelijk en met de grootste
aandacht op elk onderdeel van de gemeentelijke huishouding
nagaat, of al dan niet bezuinigd kan worden, dan staat a priori
vast, dat in de gemeente uitgaven worden gedaan, die niet
zo efficiënt mogelijk zijn. In zijn boek „Twee ambtsketens"
wijst de heer de Monchy, oud-burgemeester van 's Gravenhage,
er op hij neemt als onderwerp van zijn beschouwing de
politie, maar dit is mutatis mutandis ook van toepassing
op elk onderdeel van de gemeentehuishouding, hoe het
hem mogeüjk is geweest, de sterkte van het politiecorps in
Arnhem, waar hij ook burgemeester is geweest, aanzienlijk
in te krimpen, hoewel dit aanvankelijk uitgesloten werd
geacht en daaraan ook nooit speciale aandacht was besteed,
en hij komt tot de conclusie, dat men nooit te spoedig moet
berusten in hetgeen voor een bepaalde dienst (dit geldt voor
elke gemeentelijke dienst) nodig wordt geacht.
Men zegt bij elke gemeentedienst zo vaak: het kan niet
minder, maar als men goed zoekt, kan het inderdaad wèl
met minder.
Op politiek terrein acht de Katholieke Baadsfractie het
summum van wijsheid niet alleen en niet uitsluitend gelegen
in het maken van een sluitende begrotingzij wil een vooruit
strevende democratische politiek. Als voorbeelden daarvan
noemt spreker uitbreiding van de medezeggenschap door
het gemeentepersoneel en het betrekken van deskundigen uit
de burgerij in de voorbereiding van voorstellen aan de Baad.
Wat betreft de uitbreiding van de medezeggenschap en
van de dienstcommissies van het gemeentepersoneel, betreurt
spreker, dat, zoals het College in de Memorie van Antwoord
mededeelt, de Baad moet wachten daarmede totdat eindelijk
bekend is het resultaat waartoe het Centraal Overleg ge
komen is. Spreker betreurt dit maar moet het daarbij laten;
hij dringt er echter met klem op aan, dat het College zich
niet automatisch bij bedoeld ontwerp zal neerleggen, maar
een voorstel aan de Baad zal doen met als grondslag zijn
eigen inzicht en zijn eigen overtuiging. Uniformiteit in deze
zaak is niet noodzakeüjk en zelfs niet gewenst; het is veel
meer gewenst, dat dit nieuwe Georganiseerd Overleg, die
nieuwe dienstcommissies zich op verschillende plaatsen op
verschillende wijze zullen kunnen ontwikkelen.
Wat betreft het betrekken van deskundigen uit de burgerij
bij de voorbereiding van voorstellen aan de Baad is door de
heren Erohwein en Vos een voorstel ingediend tot instelling
van een contact-commissie voor de kleinindustrie en het
winkelbedrijf, welk voorstel spreker onvolledig en overbodig
acht. Bij de behandeling van de gemeentebegroting voor 1935
heeft spreker onder meer het volgende gezegd: (Handelingen
21 Januari 1935, blz. 16):