36
MAANDAG 16 FEBKUARI 1948.
Gemeentebegrooting Algemene beschouwingen.
(Vos e.a.)
de mogelijkheid opent binnen afzienbare tijd van een sanering
van de gemeente-financiën. Sprekers fractie heeft door haar
stem te doen horen willen voorkomen, dat de gunstige toe
stand, waarin de gemeente zou komen, door de sanering,
reeds tevoren zou worden verdisconteerd in reeds aangenomen
hoge uitgaven. Het College wijst er trouwens in de toelichting
zelf reeds op, dat het zich niet verheelt, dat, ook wanneer
het doel van deze regeling voor de gemeente Leiden wordt
bereikt, ook dan in de eerstvolgende jaren het behouden
van het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven grote zorg
zal blijven baren en veel beleid en inspanning zal vergen.
Daarmede is spreker het volkomen eens. Ook wanneer de
sanering zal plaats vinden, zal het moeite kosten, mede
tengevolge van die grote uitgaven, die de gemeente tengevolge
van deze plannen op zich heeft genomen, het financieel
evenwicht te bewaren.
De houding van sprekers fractie zal in de toekomst deze
zijn, dat zij met het oog op deze toestand iedere uitgave,
die wordt voorgesteld, zal toetsen op haar uiterste nood
zakelijkheid. Voorts zal zij in de toekomst büjven opkomen
voor het particulier bedrijf en de belangen, daarin gelegen;
beperking van het particulier bedrijf zal zij alleen erkennen,
indien deze absoluut noodzakelijk is in het algemeen belang.
De woningbouw, die tot nu toe in een droevig langzaam tempo
verlopen is, zal des te sneller gaan naarmate de ambtelijke
bemoeiingen en instanties zullen worden beperkt en terug
gebracht tot het hoogst noodzakelijke. Bij wederopbouw en
woningbouw zullen dus zoveel mogelijk de particuliere
bouwers moeten worden ingeschakeld.
Sprekers fractie zal zich voorts op financieel, economisch
en sociaal gebied op reële basis stellen en zich beperken tot
het mogelijke en noodzakelijkeop die wijze zal voor alle
standen in de gemeente Leiden het gunstigste resultaat
worden bereiktdan bereikt men ook de sociale rechtvaardig
heid, in brede zin genomen. In dit opzicht staat sprekers
fractie lijnrecht tegenover de Partij van de Arbeid, met haar
systeem van veelomvattende Overheidsbemoeiing, ordening
en geleide economie, en met haar geloof in het étatisme.
Dat de Partij van de Arbeid met betrekking tot de overheids
bemoeiing, het étatisme en dergelijke volkomen tegenover
sprekers partij staat, blijkt wel uit de samensmelting van de
Partij van de Vrijheid met de groep-Oud, welke laatste
zich met het socialistische standpunt van de Partij van de
Arbeid niet meer kon verenigen, tot de Volkspartij voor
Vrijheid en Democratie.
Sprekers fractie is bereid samen te werken met die
partijen in de Baad, die in hoofdzaak dezelfde opvattingen
over vrijheid en democratie hebben als zij; zij is [ver
draagzaam en gevoelt voor onderlinge samenwerking waar
mogelijk.
Thans tot de bespreking van enkele bijzondere punten
komende, verklaart spreker, dat zijn fractie zich er over
verheugt, dat blijkens de Memorie van Antwoord het College
de zaak van de schooltandverzorging zal ter hand nemen,
zodra dit door de inwerkingtreding van de wet Noodvoor
ziening gemeentefinanciën mogelijk is. Sprekers fractie acht
de schooltandverzorging voor de volksgezondheid van eminent
belang.
Het verheugt sprekers fractie evenzeer, dat verbetering
van de toestand op het stuk van de schouwburgruimte een
punt van overweging bij het College uitmaakt. Uit cultureel
oogpunt is het voorwereldlijke schouwburgje aan de Oude
Vest een blamage voor de stad Leiden en het universitaire
deel van haar bevolking. Spreker is persoonlijk van mening,
dat dit gebouw dient te verdwijnen, zodra het mogelijk is,
omdat het niet kan worden gemoderniseerd, en uit de wens,
dat op de duur door samenwerking van particulier initiatief
en overheid een nieuwe, moderne schouwburg zal kunnen
worden gebouwd.
Het antwoord op de opmerking over het te kleine aantal
surveillerende agenten heeft spreker niet geheel bevredigd.
Spreker begrijpt, dat door de vermindering van het personeel
en de uitbreiding van de werkzaamheden der politie, het
moeilijker is geworden de surveillance van de straatpolitie
volledig te doen zijn. Het is echter hier ter stede gebleken,
dat bij minder geslaagde en minder uitgebreide surveillance
ongelukken gebeuren, die misschien bij een betere surveil
lance hadden kunnen worden voorkomen. De moeilijkheden
van de dienst begrijpende, acht spreker dit punt van zo
groot belang voor de orde en de veiligheid, dat hij in overwe
ging geeft het in overleg met de Commissaris van Politie
nader in studie te nemen en naar een oplossing te zoeken,
die uitbreiding van de surveillance mogelijk maakt.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot
twintig uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van
16 Februari 1948 op Maandag 16 Februari 1948,
te twintig uur.
Thans zijn alle leden aanwezig.
Voortgezet worden de algemene beschouwingen over de
begroting.
De heer van Weizen zegt, dat deze begroting staat in het
teken van het wetsontwerp Noodvoorziening Gemeente
financiën, dat bij de Tweede Kamer is ingediend naar aan
leiding van het rapport van de commissie-Oud. Hoewel
in de geleidebrief tot de begroting nog niet uitgegaan kon
worden van de in dat wetsontwerp verwerkte regeling, is
in de Memorie van Antwoord daarover toch wat meer licht
verschaft. De in dat wetsontwerp opgenomen regeling vormt
de grondslag, volgens welke beoordeeld kan worden, welke
in de allernaaste toekomst de financiële mogelijkheden voor
Leiden zullen zijn; in dit opzicht kan men spreken van een
gematigd optimisme.
De financiële positie van Leiden kan niet losgemaakt
worden van de algemene toestand van het gehele land;
alleen vanuit dit gezichtspunt kan men, althans op enigszins
brede wijze, ook de toestand van Leiden beoordelen.
Sprekers fractie staat op het standpunt, ten aanzien van
de financiële verhouding tussen Bijk en gemeenten, dat ook
de gemeente in verband met haar staatsrechtelijke positie,
naar verhouding een aandeel in de lasten van het gehele
land heeft te dragen.
De middelen, waarover de gemeenten vroeger beschikten,
zijn haar een voor een ontnomen en behoren thans tot het
domein van de Begering. Ook nu weer zullen de gemeenten
stiefmoederlijk worden bedeeld; het deel, dat het Bijk van
zijn middelen ter beschikking van de gemeente stelt, zal
ternauwernood voldoende zijn om in de noodtoestand der
gemeenten te voorzien. Het College komt tot dezelfde con
clusie in zijn Memorie van Antwoord en kan dan ook niets
anders doen dan er het beste van hopen. De Commissie Oud
heeft voorgesteld, de bijdragen aan de gemeenten met 174
millioen te verhogen; het thans ingediende wetsontwerp
komt tot het bedrag van 90 millioen en stelt het percentage
van het totaal der Rijksmiddelen op 7, terwijl het volgens
de Commissie-Oud 8,2 moet bedragen.
Het spreekt vanzelf, dat daardoor ook het financiële
beeld van Leiden wordt beïnvloed. Het College kan zijn
verwachtingen nu alleen bouwen op de bijzondere uitkering
aan Leiden, waarop de omstandigheid, dat Leiden een
academiestad is, misschien van invloed is.
Aangezien de noodvoorzieningen tot het jaar 1950 zal
gelden, zal Leiden de eerstvolgende drie jaar de kramp-
achtigste pogingen moeten doen om het financiële evenwicht
te bewaren. De belasting, die de gemeente nog zelf zal heffen,
zal moeten worden verhoogd en elk ogenblik zal men moeten
nagaan, hoeveel men nog door middel van de tarieven uit
de gemeenteüjke bedrijven zal kunnen halen. Deze positie
is zeker niet buitengewoon gunstig; het gematigde optimisme,
waarvan het College spreekt, zal voor de eerstvolgende
jaren te gunstige verwachtingen wekken.
Het College erkent, dat de na-oorlogse omstandigheden
het bijna onmogelijk maken de uitvoering van een plan,
dat men ter hand neemt, tot een goed einde te brengen.
Dit is kenmerkend voor de toestand, waarin niet alleen
Leiden, maar ook tal van andere gemeenten zich op het ogen
blik bevinden en die een gevolg is niet alleen van de na
oorlogse omstandigheden, maar ook van de politiek der
Begering, die voornamelijk steunt op de Partij van de Arbeid
en de Katholieke Volkspartij.
Bij de behandeling van de begroting voor 1947 heeft de
heer Knuttel er reeds op gewezen en spreker sluit zich
daarbij aan dat het het College niet aan goede wil ontbreekt,
maar dat hij toch bevreesd was, dat de tegenwoordige
Wethouders min of meer de gevangenen waren van de
partijen, waartoe deze behoorden, tengevolge van de politiek,
door deze partijen gevoerd, en dat alle activiteit, die zij
ontplooiden, werd geremd door hogere instanties; daardoor
werden zij verhinderd die activiteit in daden om te zetten,
tengevolge waarvan van alle plannen, die op stapel zijn gezet,
niets is verwezenlijkt kunnen worden. Dit doet natuurlijk
niets af aan de waardering, die het College voor zijn activiteit
verdient; deze activiteit kan echter niet tot betekenisvolle
resultaten leiden, wanneer in de algemene toestand geen veran
dering intreedt. Deze toestand wordt door de Begering
in de hand gehoudendaardoor worden de gemeentebesturen
in hun optreden geremd. De tot nu toe door de Begering
gevoerde politiek is na de bevrijding de grootste rem geweest
om voor Leiden tastbare resultaten te bereiken. Op welke
wijze dient daarin nu verandering te komen? De tegenwoor
dige toestand van Nederland wordt het best gekenmerkt