GEMEENTE LEIDEN.
41
INGEKOMEN üTliKKEIT.
N°. 39. Leiden, 10 Maart 1948.
Ter toelichting van de rekening van de inkomsten en
uitgaven over 1944 wordt het volgende medegedeeld:
Blijkens de rekening hebben de uitgaven
van de gewone dienst bedragen12.837.864.99
de ontvangsten12.743.705.38
zodat de gewone dienst een nadelig saldo
oplevert van94.159.61
De uitgaven van de kapitaaldienst hebben
bedragen12.179.117.53
de ontvangsten12.170.358.90
zodat de kapitaaldienst een nadehg saldo
oplevert van8.758.63
De begroting van de gewone dienst werd oorspronkebjk
vastgesteld in uitgaaf op 10.737.127.in ontvangst
op 9.606.975.alzo met een ongedekt tekort van
1.130.152.—.
In de loop van de jaren 1944 t/m 1947 werd de begroting
in ontvangst verhoogd met 3.591.531.28, waardoor het eind
cijfer van de ontvangsten werd gebracht op 13.198.506.28
en in uitgaaf met 3.125.602.52 en het eindcijfer der uitgaven
op 13.862.729.52.
Uiteindebjk sloot de begroting derhalve met een ongedekt
tekort van 664.223.24 13.862.729.52 13.198.506.28),
d. i. 465.928.76 1.130.152.664.223.24) gunstiger
dan aanvankebjk was geraamd.
De factoren, welke hiertoe hebben bijgedragen, zijn de
volgende
1°. het besluit van de Gemeenteraad van 25 November 1946
(Ingek. Stukken no. 181) tot wijziging, in overleg met Ge
deputeerde Staten, van de begroting voor 1944, waardoor
het tekort met 142.596.kon worden verlaagd.
De voornaamste wijzigingen waren:
a. Het terugbrengen van 1 tot van het stortings
percentage in de afschrijvings- en vernieuwingsfondsen van
de Lichtfabrieken over de door de gemeente oorspronkelijk
verstrekte en nog niet afgeloste aanleg- en uitbreidings-
kapitalen.
Hierdoor kon de winst van de Gasfabriek 11.700.en
die van de Electriciteitsfabriek 45.840.d. i. te zamen
57.540.hoger worden geraamd.
b. Het ten laste brengen van de reserve van het Grondbedrijf
van het gehele geraamde exploitatie-verhes van dat bedrijf
over 1944 ad 63.253.inplaats van slechts een bedrag van
30.000.waardoor het ten laste van de gewone dienst
uitgetrokken bedrag van 33.253.63.253.30.000.
kwam te vervallen.
c. Het verlagen van de op volgn. 833 „Onvoorziene
Uitgaven" uitgetrokken som van 98.363.met 50.000.
2°. het besluit van de Gemeenteraad van 3 Maart 1947
(Ingek. Stukken no. 45), waarbij een bedrag van 573.332.76
ten bate van de gewone dienst 1944 werd gebracht, t. w.
a. een gedeelte ad 261.601.21 van het batig exploitatie
saldo van de gewone dienst 1942, groot 512.867.21
b. een gedeelte ad 311.731.55 van het batig exploitatie
saldo Van de gewone dienst 1943, groot 441.771.93.
De voordelige factoren bedroegen dus in totaal 142.596.
573.332.76 715.928.76.
Hiertegenover werd bij besluit van de Burgemeester van
17 November 1944 (Ingek. Stukken no. 171) een bedrag van
250.000.op de begroting voor 1944 beschikbaar gesteld
voor de verbetering van de salarissen van het lager gemeente-
personeel, waardoor het tekort in ongunstige zin werd be
ïnvloed.
Het voordelig verschil bedraagt dus ten slotte 715.928.76
250.000.465.928.76, zoals hierboven reeds werd
medegedeeld.
Afdeling II Kapitaaldienst werd in ontvangst en in uitgaaf
vastgesteld op 5.138.868.
De kapitaaldienst werd in uitgaaf verhoogd met
10.891.691.74 en dus gebracht op 16.030.559.74; de ont
vangst werd verhoogd met 10.872.388.74 en dus gebracht
op 16.011.256.74.
Het verschil ad. 19.303.16.030.559.74
16.011.256.74) is ontstaan, doordat de reservering van
aflossingen van nog niet in een vaste lening opgenomen
kapitaalsuitgaven op de desbetreffende hoofdstukken en
paragrafen reeds werd geregeld, in verband waarmede de ter
zake op Hoofdstuk XV van de kapitaaldienst geraamde
ontvangst ad. 20.000.verviel, daarentegen werden enige
bijdragen van de gewone dienst tot een totaal-bedrag van
697.aan de ontvangsten van de kapitaaldienst toe
gevoegd.
Ter toelichting van de gewone dienst wordt het volgende
opgemerkt
Het nadehg kassaldo van de gewone dienst
ad 94.159.61
moet worden verhoogd met een bedrag van 1.200.478.39
wegens bij het sluiten van de dienst 1944
nog te betalen gelden dat dienstjaar en
vorige jaren betreffende
1.294.638.—
daarentegen worden verlaagd met 674.304.17
wegens bij het sluiten van de dienst 1944
nog te ontvangen gelden dat dienstjaar en
vorige dienstjaren betreffende
De gewone dienst 1944 sluit derhalve met
een nadehg exploitatie-saldo van 620.333.83
(Zie voor de specificatie van de bovengenoemde bedragen
ad 1.200.478.39 en 674.304.17 Ingekomen Stukken no. 36
van 1948).
Aangezien het tekort van de begroting voor de gewone
dienst 1944 bij het sluiten van de dienst nog 664.223.24 be
droeg, is het resultaat van de gewone dienst ten slotte
43.889.41 664. 223.24 620.333.83) gunstiger dan werd
verwacht.
De gewone dienst 1943 sloot met een bruto voordelig
exploitatie-saldo van ƒ441.771.93.
Zoals reeds in bovengenoemd Ingekomen Stuk werd mede
gedeeld werd in de dekking van het nadehg exploitatie-saldo
ad 620.333.83 van de gewone dienst 1944 voorzien door te
beschikken over een gedeelte van de op de gewone dienst
1946 verantwoorde achterstandsuitkering wegens onderne
mingsbelasting over de dienstjaren 1942 tot en met 1945.
Evenals vorige dienstjaren kwam ook aan het dienstjaar
1944 een belangrijk bedrag aan „bijzondere middelen" ten
goede.
De werkelijke ontvangsten ter zake bedroegen:
1°. Uit „Vroegere diensten" werd, met machtneming van
de bij het sluiten van de dienst 1944 nog te ontvangen en
uit te geven gelden, ƒ742.284.79 ontvangen, in hoofdzaak door
verantwoording op Hoofdstuk I van de volgende ontvangsten:
a. het restant ad 261.601.21 van het batig-exploitatie-
saldo ad ƒ512.867. 21 van de gewone dienst 1942;
b. een gedeelte ad ƒ311.731.55 van het batig exploitatie
saldo ad ƒ441.771.93 van de gewone dienst 1943;
c. ontvangen uitkering ondernemingsbelasting over het
belastingjaar 1942 ƒ172.109.39;
2°. de mindere storting in de afschrijving- en vernieuwings
fondsen der Stedelijke Lichtfabrieken op basis van f in
plaats van 2 betekende een mindere last van 170.895.
3°. het nadehg saldo ad 54.520.35 van de gewone dienst
van het Grondbedrijf werd geheel uit de reserve van dat
bedrijf bestreden.
4°. de als nog te verhalen gebrachte bijdrage over 1943
van het Rijk ad 185.779.43 in de kosten van de politie,
ingevolge het tijdehjk Politiekostenbesluit 1946;
De bovengenoemde posten bedragen in totaal 1.153.479.57
zonder deze bijzondere ontvangsten zou het nadehg exploi
tatie-saldo van de gewone dienst 1944 1.773.813.40
(ƒ620.333. 83 ƒ1.153.479.57) hebben bedragen.
Over de jaren 1942 en 1943 werden de „bijzondere mid
delen" op respectievehjk 224.701.81 en 280.363.10 be
rekend.
Met betrekking tot de verschillen tussen de primitieve
begroting en de gemeente-rekening over 1944 wordt volstaan
met de vermelding van de belangrijkste posten.
De voornaamste „voordelige factoren'''' waren:
1°. de reeds genoemde ontvangst ad 172.109.39 aan onder
nemingsbelasting over het belastingjaar 1942, waarop niet
gerekend was
2°. de als nog te verhalen gebrachte bijdragen van het Rijk,
ingevolge het tijdehjk Pohtiekostenbesluit 1946, in de kosten
van de pohtie over de jaren 1943 en 1944, respectievehjk ad
ƒ185.779.43 en ƒ165.140.63 of te zamen ƒ350.920.06;
3°. de uitgaven op Hoofdstuk VI „Openbare werken"
bleven rond 75.000.beneden de raming, voornamehjk
doordat het onderhoud van verschillende openbare werken,
o.a. van straten en pleinen, plantsoenen, bruggen, walmuren