2°. Voor vaartuigen, geen stoom- of motorboten
zijnde:
a. voor een vaartuig beneden de 10 m3, per reis 0.15
b. voor een vaartuig van 10 m3 en daarboven,
per m3, elke reis. „0.02
3°. Yoor houtvlotten, per strekkende meter. 0.03
Echter kan het havengeld voor de sub 1° en 2° bedoelde
vaartuigen voor een geheel jaar, bij wijze van abonnement,
vooruitbetaald worden. Het bedraagt dan:
1°. Yoor stoom- of motorboten, waaronder worden
verstaan alle vaartuigen, die binnen het haven
gebied varen door middel van eigen mechanische
kracht of die, binnen dat gebied zich bevindende,
i kennelijk ingericht zijn om te varen door middel
van mechanische kracht, beneden de 10 m3 per
jaar, per m32.
en voorts per jaar voor elke m3 boven de 9 m3 1.15
2°. Voor vaartuigen, geen stoom- of motorboten
zijnde, beneden de 10 m3 per jaar, per m3 1.50
en voorts per jaar voor elke m3 boven de 9 m3 0.75
Deze belasting wordt verdubbeld voor pleziervaartuigen
en vaartuigen, kennelijk ingericht of gebezigd voor personen
vervoer, met uitzondering van die:
a. welke vallen onder de bepalingen van de Wet openbare
vervoermiddelen van 23 April 1880 (Staatsblad No. 67);
b. waarvoor een vergunning is verleend krachtens de
artikelen 25 en 25bis der verordening van 11 November 1897
(Gemeenteblad No. 12) op de Wateren in de gemeente Leiden;
c. welke in het algemeen door een ondernemer voor het
vervoer van personen worden geëxploiteerd en door hem of
zijn personeel worden bestuurd.
De vaartuigen, waarvoor een abonnement is genomen,
moeten gedurende de abonnementstermijn van een uitwendig
duidelijk zichtbaar teken of van een uitwendig duidelijk
leesbare naam van de schipper, een en ander ten genoegen
van de Directeur van de Markt- en Havendienst te Leiden,
voorzien zijn, welk teken of welke naam tevens op de
abonnementskaart wordt vermeld.
Wanneer dit teken of deze naam ontbreekt, wordt geacht,
dat er geen abonnement is genomen.
Het jaar loopt van 1 Januari tot December.
Een gedeelte van een jaar wordt voor een geheel jaar
gerekend.
Art. 2.
De waterverplaatsing wordt bepaald overeenkomstig de
van kracht zijnde meetbrief of daarmede krachtens wettelijke
bepalingen gelijkgestelde documenten, een en ander met
inachtneming van dezelfde voet van herleiding, als krachtens
wettelijke bepalingen door het Rijk is voorgeschreven.
Bij gemis van een meetbrief kan de op de ijkplaat aan
geduide waterverplaatsing tot grondslag voor de heffing
dienen.
Bij gebreke van een en ander of bij weigering om de meet
brief te vertonen wordt de waterverplaatsing van het
vaartuig door de ambtenaar, met de inning der belasting
belast, geschat en is de belasting naar die schatting ver
schuldigd.
Wanneer de belasting naar schatting is geheven en binnen
twee maanden na de betaling een meetbrief Avordt aan
geboden, Avordt, tenzij de schatting het gevolg was van
weigering om het stuk te vertonen, het te veel berekende
teruggegeven.
Art. 3.
De belasting is verschuldigd door de schipper of de eigenaar
van het vaartuig of het houtvlot.
Art. 4.
Voor een vaartuig, dat het havengebied is binnengevaren
en waarvoor havengeld is betaald, behoeft dit niet opnieuw
te worden betaald, indien:
1°. het vaartuig binnen 14 dagen na de betaling het haven
gebied verlaat bij een der borden, in de Oude Rijn, de Nieuwre
Rijn of de Trekvliet geplaatst, en het havengebied binnen
komt bij een ander van deze borden;
2°. bij het verlaten van het havengebied ten genoegen van
de Directeur van de Markt- en Havendienst wordt aange
toond, dat dit noodzakelijk is om de \Tolgende plaats van
bestemming binnen het havengebied te bereiken;
3°. de vaart van het ene bord naar het andere rechtstreeks
geschiedt door het Bijn-Schiekanaal en zonder onderbreking.
Art. 5.
Aan deze belasting zijn niet onderworpen:
a. de roeiboten, behorende bij een vaartuig waarvoor
havengeld verschuldigd is;
b. nieuw gebouwde Araartuigen, die voor de eerste maal
vaarklaar zijn gemaakt en geen lading in hebben;
c. houtvlotten, geborgen in gemeentewater, daartoe door
Burgemeester en Wethouders aangewezen;
d. vaartuigen en houtvlotten, welke het havengebied der
gemeente binnenvaren van en met bestemming naar ge
meenten aan de Rijn bewesten Leiden, naar en uit het Rijn-
Schiekanaal en naar en uit de Rijn in de richting Galgewater,
Oude Vest, Haven en Schrijversbrug of omgekeerd, mits zij
het havengebied der gemeente doorvaren zonder te laden
of te lossen of aldaar langer te vertoeven dan voor de door
vaart nodig isde schipper moet bovendien in het bezit zijn
van een doorvaartkaart, welke na binnenkomst aan de eerste
havenpost op aanvraag kosteloos wordt verstrekt en bij het
verlaten der gemeente aan de laatste havenpost moet worden
afgegevende hierbedoelde vaartuigen en houtvlotten mogen
nochtans, met behoud overigens van de gestelde eisen:
1°. tussen de Schrijversbrug en de Blauwpoortsbrug en
tussen de Haagbrug en de Wouterenbrug aanleggen, mits op
ieder van deze beide trajecten tussen de genoemde bruggen
niet langer vertoevende dan drie uren;
2°. Zaterdagnamiddag na 6 uur het lnwengebied binnen
varende, aldaar vertoeven, mits zij Maandagochtend vóór
6 uur het havengebied weder verlaten;
e. roeibootjes van 3 m3 of minder;
vaartuigen, die blijkens een schriftelijke verklaring van
de Directeur der Gemeentewerken in dienst van de gemeente
worden gebruikt;
<j. de RijkspolitieAmartuigen, waarmede binnen de gemeente
toezicht wordt uitgeoefend of bewakingsdiensten worden
verricht
Ti. A-aar tuigen, welke het havengebied der gemeente binnen-'
komen en doorvaren naar een binnen het havengebied der
gemeente aan het water gelegen scheepmakerij, machine
fabriek of motorherstelplaats, ten einde aldaar een herstelling
te ondergaan, mits de noodzakelijkheid van die herstelling
ten genoegen van de Directeur van de Markt- en Havendienst^
wordt aangetoond en mits het vaartuig tijdens het verblijf
binnen het havengebied der gemeente geen lading inneemt
of lost, tenzij de lading wegens bijzondere omstandigheden,
ter beoordeling van de Directeur van de Markt- en Haven
dienst, dadelijk bij aankomst aan de scheepmakerij, machine
fabriek of motorherstelplaats moet Avorden gelost.
Art. 6,.. i(V.
Indien de in artikel 5, onder d, 1° en 2°, gestelde tijdsduren
worden overschreden door besloten water ten gevolge van
vorst of door andere weersomstandigheden, zulks ter beoor
deling van de Directeur van de Markt- en Havendienst, is
geen haA-engeld verschuldigd.
Art. 7
Voor de toepassing van de artikelen 299 en 300 der
gemeentewet treedt de Inspecteur der Gemeentebelastingen
in de plaats van de Raad of van de Burgemeester.
Art. 8.
De inning van het havengeld geschiedt door de daartoe
door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren.
Art. 9.
De betaling geschiedt dadelijk na aankomst van het
vaartuig of vlot of na de vorming van dit laatste aan het
eerst aanwezige havenkantoor, tegen kAvitantie van de met
de inning belaste ambtenaren.
Indien het havengeld bij wijze van abonnement betaald
wordt, moet het voor het volle bedrag worden voldaan bij
de eerste aankomst in elk jaar of, indien het vaartuig zich bij
de aanvang van het jaar in de gemeente bevindt, in de eerste
helft der maand Januari.
Van iedere betaling Avordt een gedagtekend ontVang-
beAvijs afgegeven; de datum van dit ontvangbeAvijs wordt
aangemerkt als het tijdstip, waarop het bedrag der belasting
ter kennis van de belastingplichtige is gebracht, tenzij dit
bedrag reeds op een ander tijdstip aan de belastingplichtige
Averd medegedeeld.
Art. 10.
Het beAvijs van betaald havengeld moet op de eerste
vordering van de in artikel 8 bedoelde ambtenaren worden
getoond en hun, desgevraagd, in handen worden gegeven.
Blijft de belastingplichtige in gebreke aan die vordering te
voldoen, dan wordt hij geacht het havengeld niet te hebben
betaald.