17
ter zake van door de gemeente ten behoeve van de bedrijven
en instellingen gedane uitgaven. Ook werd ƒ22.205.75 meer
ontvangen terzake van het verhaal van bijdragen voor inkoop
van pensioen.
Ingevolge de begrotingsvoorschriften moeten de uitgaven,
alsmede de daartegenoverstaande ontvangsten, nadat zij op
de daarvoor bestemde verzamelposten zijn overgebracht,
over de verschillende hoofdstukken en paragrafen der be
groting worden verdeeld.
In verband hiermede zijn aan het slot van de hierbij over
gelegde begrotingsstaat, Model D, de bij de verschillende
verzamelposten behorende verdelingsstaten opgenomen,
waarin de op de diverse hoofdstukken en paragrafen der
gemeentebegroting terzake gedane uitgaven en ontvangsten
zijn aangegeven.
Het boven aangegeven nadelig verschil ad ƒ33.174.79
tussen de ramingen en de werkelijke bedragen ter zake van
de verzekering, pensionnering enz. van ambtenaren en
beambten, kan worden gedekt door te beschikken over een
gedeelte van de hogere opbrengst van volgn. 226 „Belasting
op toneelvertoningen en andere vermakelijkheden".
Wij geven U in overweging te besluiten tot vaststelling
van de overgelegde begrotingsstaat n°. 20, Model D, tot
wijziging van de begroting, dienst 1916, waarin de wijzigin
gen, die de verschillende volgnummers moeten ondergaan,
zijn aangegeven.
Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
N°. 29. Leiden, 9 Februari 1948.
Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende
stukken en overeenkomstig het advies van de Commissie van
Financiën geven wij Uw Vergadering in overweging goed te
keuren
A. 1°. de suppletoire begroting en de rekening, dienst 1943,
2°. de suppletoire begroting en de rekening, dienst 1944,
3°. de suppletoire begroting en de rekening, dienst 1945,
4°. de suppletoire begroting en de rekening, dienst 1946,
5°. de begroting, dienst 1947, een en ander van.het Gerefor-
ittè'éïdMi'nne-"óf 'Arme* Oude Mannén"''énVfouw'énh'uis te'
Leiden
B. de rekening 1944 van het College van Vrouwenkraam-
moeders.
Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 30. Leiden, 9 Februari 1948.
Door de sterke stijging der exploitatie-uitgaven van de
Markt- en Havendienst is, vooral met het oog op de moeilijke
financiële omstandigheden der gemeente, verhoging der
inkomsten in de vorm van verhoging van het marktgeld,
havengeld, liggeld en bruggeld dringend geboden.
Oorspronkelijk lag het in onze bedoeling Uw Vergadering
eveneens enige wijzigingen in de verordening op de weeglonen
en plaatsgelden aan de Gemeentewaag, de Veemarkt en de
Vette-varkensmarkt voor te stellen. Gevreesd wordt echter, dat
de gemeente door het teruglopen der wegingen eer nadeel dan
voordeel van een dergelijke verhoging zou ondervinden. Ook
komt, door het ontbreken van een botermarkt, het wegen en
plaatsen van botervaten thans niet voor. Daar bovendien
de verhoging der weeglonen en plaatsgelden bij het Directo
raat-Generaal van de Prijzen op ernstige bezwaren stuitte,
hebben wij voor het ogenblik van een desbetreffend voorstel
afgezien.
Bij de voorgestelde verhoging der tarieven in de ver
schillende verordeningen hebben wij zoveel mogelijk rekening
gehouden met de belangen der betrokkenen en de verhogingen
tot het uiterste beperkt. In dit verband zij opgemerkt, dat
verhoging van het havengeld en bruggeld slechts wordt
voorgesteld voor zgn. luxe-vaartuigen en vaartuigen, waarin
personen zonder betaling worden vervoerd; verhoging van
het liggeld wordt, behalve voor genoemde categorieën vaar
tuigen, slechts voorgesteld voor brandstoffenschepen, welke
aan een markt ligplaats hebben.
Van deze gelegenheid kan gebruik worden gemaakt om,
overeenkomstig het bepaalde in art. 290 der gemeentewet,
de invordering van deze belastingen in de heffingsverorde
ningen te regelen, voor zover dit niet reeds is geschied. De
heffings- en invorderingsbepalingen, welke van 1922 en vroeger
dateren, dienen tevens te worden herzien en behoudens
enige, door de aard der belastingen noodzakelijke, afwij
kingen met elkaar in overeenstemming te worden gebracht.
Ook moeten de verschillende artikelen worden aangepast
aan de thans geldende bepalingen der gemeentewet en
andere wettelijke voorschriften.
In de van 1938 daterende marktgeld-verordening, waarbij
de heffing en de invordering reeds in één verordening zijn
geregeld, kunnen naast de tariefsverhogingen enige andere
wijzigingen, waarvan de wenselijkheid in de praktijk gebleken
is, worden aangebracht.
Van het Directoraat-Generaal van de Prijzen, waarmede
wij ons, overeenkomstig de wens van de Minister van Binnen
landse Zaken, over deze aangelegenheid in verbinding hebben
gesteld, is bericht ontvangen, dat het tegen invoering van
de voorgestelde tarieven geen bezwaar heeft.
In overeenstemming met de adviezen van de Commissie
voor de Markt- en Havendienst en de Commissie van Finan
ciën en met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer
ter inzage gelegde stukken, geven wij Uw Vergadering der
halve in overweging vast te stellen de volgende verordeningen:
I. VERORDENING,
regelende de heffing en de invordering van een belasting onder
de naam van „Marktgeld" te Leiden.
Artikel 1.
Ten behoeve van de gemeente Leiden wordt onder de
naam van „Marktgeld" een belasting geheven wegens:
a. het gebruik of genot van voor de openbare dienst
bestemde gemeentegrond tot standplaats op de onder
scheidene markten gedurende de voor die markten aan
gewezen marktdagenv *v
b. het gebruik of genot van voor de openbare dienst
bestemde gemeentegrond, niet begrepen onder het sub a
bedoelde gebruik of genot, tot uitstalling van goederen en
waren van elke aard vóór winkels;
c. het gebruik of genot van voor de openbare dienst be
stemde gemeentegrond, niet begrepen onder het sub a en b
bedoelde gebruik of genot, tot standplaats voor wagens,
tenten, kramen en dergelijke inrichtingen, dienende tot hét
'vëfkóïtèhóf hét'ten venkbop uitstallen "óf aanbieden" Van
goederen en waren van elke aard.
Art. 2.
Het marktgeld wegens het in artikel 1 onder a omschreven
gebruik of genot bedraagt:
I. op de veemarkt, de markt voor vette varkens en de paarden
markt, per dag:
a. voor een paard, hit, rund, schot, vaars of pink 0.50
b. voor een graskalf, ter markt aangevoerd van
1 Januari tot en met 31 Juli0.50
c. voor een varken, zwaarder dan 100 kg 0.35
d. voor een graskalf, ter markt aangevoerd van
1 Augustus tot en met 31 December, voor een vet
kalf, veulen, muilezel of ezel0.30
e. voor een varken, niet zwaarder dan 100 kg,
voor een big, zwaarder dan 25 kg, voor een lam,
ter markt aangevoerd van 1 Augustus tot en met
31 December, voor een mager kalf, nuchter kalf,
schram of schaap0.20
voor een lam, ter markt aangevoerd van
1 Januari tot en met 31 Juli, voor een bok of geit
en voor een big, niet zwaarder dan 25 kg. 0.10
g. voor wagens, tenten, kramen en dergelijke
inrichtingen, dienende voor het verkopen of ten
verkoop uitstallen of aanbieden van goederen en
waren van elke aard, en voor het op de grond ten
verkoop uitstallen van goederen en waren, uitge
zonderd dieren, per m20.50
II. op de vismarkt, per dag:
voor zeevis, riviervis, gestoomde en gerookte vis,
paling, garnalen, haring, schaal- en schelpdieren,
per m20.50
III. op de markt voor gevogelte, honden en poeliers
waren, per dag:
a. voor hazen, konijnen, ander wild of pluim
gedierte, katten, dood of levend, en dierenvellen,
per stuk ƒ0.02 met een minimum van 0.10
b. voor een hond0.10
c. voor een wagen of een driewielig transport
rijwiel, per m20.25