10
nieuwe voorschriften. Voorshands mag dus worden aan
genomen, dat ook het provinciale aandeel dienovereenkomstig
zal stijgen.
Op grond van een en ander kan het nieuwe rijkssubsidie
worden gesteld op 4.455.het provinciale aandeel voor
lopig op 1.559.het verplicht plaatselijk minimum op
11.672.en het gemeentelijke subsidie derhal ve op ƒ10.113.
Wij stellen U dan ook voor, behoudens goedkeuring van
Gedeputeerde Staten, het subsidie aan de Vereniging Open
bare Leeszaal en Bibliotheek „Beuvens" voor 1947 te ver
hogen met 2.724.en mitsdien te brengen op 10.113.
en daartoe vast te stellen het hierbij overgelegde ontwerp,
model B, No. 39, tot wijziging van de gemeentebegroting
voor 1947.
Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 26. Leiden, 9 Februari 1948.
In het belang van een goede bewaking van de Stads-
timmerwerf, is het gewenst, dat, behalve de bewaarder,
ook de hulpbewaarder, die eerstbedoelde bij afwezigheid of
ontstentenis moet vervangen, op de werf woonachtig is.
Een geschikte woning is te verkrijgen door de beganegrond-
ruimte van de woning van de bewaarder tot afzonderlijke
woning en de eerste verdieping en zolder tot bovenwoning
te verbouwen. Tevens dient de lichtinval in de smederij te
worden verbeterd en de voorgevel te worden gerestaureerd.
Het Bijksbureau voor de Monumentenzorg, waarmede ter
zake overleg werd gepleegd, kan zich met het plan verenigen.
De kosten van restauratie en verbouwing worden geraamd
op ƒ23.500.—.
In verband met de historische waarde van het bouwwerk
hebben wij besloten een Bijkssubsidie in de kosten van
restauratie bij de Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen aan te vragen van 50 van de voor Bijks-
bijdrage in aanmerking komende kosten, ten bedrage van
18.000.of maximaal 9.000.
In overeenstemming met de Commissie van Fabricage en
met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende
stukken geven wij Uw Vergadering in overweging een bedrag
van 23.500.beschikbaar te stellen voor de verbouwing
en restauratie van de Stads timmerwerf.
Deze uitgave zal op de begroting voor 'het dienstjaar -1948.
nader worden geregeld.
Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 27. Leiden, 9 Februari 1948.
Bij raadsbesluit van 3 Maart 1947 (Ingek. Stukken no. 42)
werd op haar verzoek aan de gemeente Nieuwkoop op de
ingevolge raadsbesluit van 26 Augustus 1935 vastgestelde
contractprijs voor de vuilafvoer naar Nieuwkoop bij ver
lenging voor het jaar 1947 een toeslag verleend van 0.09
per inwoner per jaar.
Bij schrijven van 3 December j.l. verzocht de gemeente
Nieuwkoop deze toeslag van 0.09 te willen verlengen tot
1 October 1949, de datum, waarop het in 1935 aangegane
contract eindigt.
Aangezien het verzoek billijk is te achten, bestaat tegen
verlenging van de toeslag bij de Commissie van Fabricage,
noch bij ons College bezwaar. Het komt ons echter gewenst
voor de toeslag voorlopig alleen voor het jaar 1948 te be
stendigen.
Wij geven Uw Vergadering derhalve, in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage en behoudens
goedkeuring van Gedeputeerde Staten dezer provincie, in
overweging aan de gemeente Nieuwkoop op de ingevolge
raadsbesluit van 26 Augustus 1935 vastgestelde contractprijs
voor de vuilafvoer naar Nieuwkoop ad 0.41 per inwoner
per jaar ook voor het jaar 1948 een toeslag te verlenen
van 0.09 per inwoner per jaar.
Aan de Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 28. Leiden, 9 Februari 1948.
Ten behoeve van de uitgaven voor pensionnering, wacht
gelden, verzekering tegen ongevallen, invaliditeit en ziekte,
alsmede wegens premiën ingevolge de Kinderbijslagwet en
de kosten van de vereveningsheffing werd op de begroting
1946 in totaal 759.155.geraamd.
De uitgaven hebbed bedragen 886.499.65, zodat zij de
terzake uitgetrokken söm met 127.344.65 overtreffen.
De ontvangsten, in totaal geraamd op 450.594.hebben
bedragen 560.358.33 of wel 109.764.33 meer.
Hogere uitgaaf127.344.65
ontvangst109.764.33
gevende een uadelig verschil van17.580.32
Dit bedrag moet nog worden verhoogd met 15.594.47,
terzake van de lagere ontvangst op volgn. 249: „Voorschotten
van de kapitaaldienst ten behoeve van financiering van de
ten laste van de gemeente komende pensioenen (eigen pen
sioen), voortvloeiende uit de verordening op de pensionnering
van gemeente-ambtenaren, juncto art. 158 der Pensioenwet
1922".
De ontvangst op dit volgn. was n.l. geraamd op 36.465.
terwijl van de kapitaaldienst werd ontvangen 20.870.53,
alzo 15.594.47 minder.
In totaal moet dus worden voorzien in een bedrag van
17.580.32 15.594.47 33.174.79.
Bij de beoordeling van de afwijkingen tussen de ramingen
van de verschillende posten en de werkelijke bedragen moet
in aanmerking worden genomen, dat voor 1946 een begroting
werd vastgesteld, gelijk aan die voor 1944, waardoor voor
1946 ramingscijfers gelden, die in de loop van 1943 zijn
opgesteld.
De voornaamste verschillen worden hieronder nader toe
gelicht.
UITGAVEN.
Volgn. 301. „Verzekering tegen ongevallen en invaliditeit"
was geraamd op 8.500.de uitgaven bedragen 11.273.57,
dat is 2.773.57 meer.
Dit is een gevolg van het aannemen van los personeel voor
het verrichten van herstelwerkzaamheden, voor reconstructie
bevolkingsregisters, voor het opmaken van de kiezerslijsten,
voor het inhalen van achterstand in diverse administra-
tiën enz.
Volgn. 302. „Premiën ingevolge de Ziektewet" was geraamd
op ƒ6.270.de uitgaven bedragen 18.368.43 ofwel
12.098.43 meer.
Deze overschrijding wordt veroorzaakt door verhoging van
de premie ingevolge de Ziektewet van 1.7 tot 3 en door
de omstandigheden genoemd onder volgn. 301.
Volgn. 303* „.Premiën ingevolge, het Ziekenfondsen besluit"
was geraamd op 14.620.—de uitgaven terzake bedragen
ƒ21.707.72 of wel 7.087.72 meer.
Ook deze overschrijding wordt veroorzaakt door de aan
neming van los personeel, zoals vermeld bij volgn. 301.
Volgn. 304. „Kosten van de vereveningsheffing" was ge
raamd op 8.775.de uitgaven hebben bedragen 16.114.13
of wel 7.339.13 meer.
Deze overschrijding wordt eveneens veroorzaakt door de
aanneming van los personeel, zoals genoemd bij volgn. 301.
Volgn. 306. „Premiën ingevolge de Kinderbijslagwet"
was geraamd op 3.450.de uitgaven hebben bedragen
ƒ12.433.26 of ƒ8.983.26 meer.
Deze overschrijding wordt veroorzaakt door verhoging van
de premie van 1 tot 2\ en door de omstandigheden
vermeld onder volgn. 301.
Volgn. 307. „Wachtgelden" was geraamd op ƒ41.268.
de uitgaven hebben bedragen 29.341.61 of wel 11.926.39
minder.
Deze mindere uitgaaf is een gevolg van de afvloeiing van
wachtgelders.
Volgn. 309. „Bijdragen voor eigen- en weduwen- en wezen
pensioen ingevolge art. 36 der Pensioenwet 1922" was ge
raamd op 420.175.de uitgaven bedragen 500.174.06
of wel 79.999.06 meer.
Deze stijging houdt verband met de in 1946 ingevoerde
loonsverhogingen van het gemeentepersoneel, waardoor ook
de door de gemeente te storten bijdragen hoger werden.
Volgn. 310. „Bijdragen voor inkoop van diensttijd voor
pensioen ingevolge de artt. 41, 42a en 135 der Pensioenwet
1922" was geraamd op ƒ4.590.de uitgaven bedragen
30.565.72 of wel 25.975.72 meer.
Dit is het gevolg van een wijziging van de Pensioenwet
1922, waardoor het mogelijk is geworden, dat ook diensttijd,
doorgebracht op arbeidsovereenkomst, bij aanstelling in vaste
dienst voor inkoop van pensioen in aanmerking komt.
ONTVANGSTEN.
De hogere ontvangsten houden verband met de hogere
uitgaven ter zake van de kosten van pensionnering, ver
zekering enz. van ambtenaren en beambten.
Zo word b.v. door de bedrijven 29.298.14 en door de
instellingen 18.079.44 meer terugbetaald dan geraamd was