GEMEENTE LEIDEN. INGEKOMM STEKKEN. N°. 1. Leiden, 16 Januari 1948. De langdurige en moeizame onderhandelingen met de verschillende bij de verbetering van de verbinding van de gedeelten dezer gemeente ter weerszijden van de spoor baan AmsterdamRotterdam, in het bijzonder ter plaatse van de tegenwoordige spoorwegovergang StationswegRijns- burgerweg, betrokken instanties hebben thans tot een resul taat geleid, hetwelk naar ons oordeel voor deze gemeente aanvaardbaar is. Wij mogen er ons van ontslagen achten U de bezwaren te schilderen, welke de genoemde overweg in zijn tegen woordige staat oplevert. Het grote ongerief, dat deze overweg voor de bewoners van de aan de Rijnsburgerweg gelegen stadswijken betekent, de moeilijkheden, welke hij in toenemende mate aan het steeds meer frequent wor dende verkeer langs deze belangrijke doorgaande ver keersweg veroorzaakt en het enorme verlies aan tijd en dus geld, dat hij tot gevolg heeft, zijn Uw Vergadering ge noegzaam bekend. Uit Uw Vergadering werd meermalen naar de stand van de voorbereiding van een oplossing ge ïnformeerd en herhaaldelijk werd op het betrachten van spoed met die voorbereiding door leden Uwer Vergadering aangedrongen. Het is dan ook zonder meer duidelijk, dat de oplossing van dat overwegvraagstuk bij de onderhandelingen het voornaamste probleem uitmaakte. De moeizaamheid van de onderhandelingen vond haar grond enerzijds in de technische kant van het vraagstuk, anderzijds in de moeilijkheid van het vinden van een voor elk der betrokken partijen aannemelijke verdeling van de kosten van de verbeteringswerkzaamheden. Aan beide kanten van het vraagstuk wijden wij hieronder enige beschouwingen. Van meet af aan is van de zijde van het gemeentebestuur het standpunt ingenomen, dat een afdoende oplossing van het spoorwegvraagstuk slechts zou kunnen worden verkregen door het omhoogbrengen van de spoorbaan en het maken van een onderdoorgang ter plaatse van de overweg-Rijns burgerweg. Mede zouden dan andere bestaande of ontworpen wegkruisingen door onderdoorgangen kunnen worden ver vangen. Bij het ontwerpen van het in 1933 vastgestelde uitbreidingsplan is b.v. van het omhoogbrengen van de spoorbaan uitgegaan. Bij het contact, hetwelk van de zijde van de gemeente met de bij het vraagstuk betrokken instanties plaats had, is dan ook steeds dit standpunt verdedigd en werden andere oplossingen van de hand gewezen. Weliswaar werd van gemeentewege een ontwerp gemaakt van een tunnel onder de spoorbaan ter plaatse van de overweg-Rijnsburgerweg, doch daarmede werd, aangezien rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid, dat een definitieve oplossing nog lang op zich zou laten wachten, slechts beoogd te doen nagaan, of door een dergeüjke verbinding een noodoplossing zou kunnen worden gevonden. Uit het plan bleek trouwens, dat aan het maken van een tunnel onder de niet opgehoogde spoorbaan zoveel technische bezwaren kleefden, dat het alleen al uit dien hoofde de kosten werden in 1938 geraamd op 1.000.000.niet voor uitvoering in aanmerking kwam. Het komt ons niet nodig voor hier een overzicht te geven van de in de loop der jaren opgemaakte plannen. Volstaan moge worden met een bespreking van het z.g. plan 1939, dat ook naar de mening van ons College een aanvaardbare oplossing bood en dat, al is het later vervangen door het plan 1943, toch de grondslag is geworden, waarop partijen elkander tenslotte, ook in financieel opzicht, hebben gevonden. Het plan 1939 omvatte de ophoging van de spoorbaan van de Vink tot voorbij de Haarlemmerweg en gaf derhalve gelegenheid ter plaatse van de Haarlemmerweg, de Maredijk, de Rijnsburgerweg, de Lage Morschweg en de geprojecteerde gordel weg onderdoorgangen te maken. Het projecteerde een ruim Stationsplein o.m. door amovering van „Zomerzorg" en omgeving, tengevolge waarvan alle verkeer van en naar de Rijnsburgerweg door één onderdoorgang zou kunnen worden geleid en vervolgens, via het ruime Stationsplein, naar de Stationsweg of, via een verbindingsweg, naar de ontworpen weg over het Schuttersveld en omgekeerd. Alle goederenvervoer zou geconcentreerd worden op het emplace ment aan de Haagweg; de spoorbaan LeidenWoerden zou tot voorbij de Haagweg worden opgehoogd en voorzien worden van onderdoorgangen in de Morschweg en de Haagweg en een beweegbare brug over de Rijn. Later is in dit plan nog een onderdoorgang ter plaatse van de kruising met dn Gevangenlaan opgenomen. De kosten van uitvoering van dit plan werden, op basis van de prijzen van 1939, geraamd op 4.230.000.zonder de werken aan de spoorlijn Leiden Woerden op 3.740.000.een en ander exclusief de waarde van de door de Nederlandse Spoorwegen beschikbaar te stellen gronden, welke op 150.000.kon worden gesteld. De werken ten behoeve van de spoorbaan LeidenWoerden werden, aangezien zij niet in onmiddellijk verband stonden met de overige werken, voorshands verder buiten beschouwing gelaten. Aan de uitvoering van dit plan scheen, nadat de erbij betrokken partijen ook omtrent ieders aandeel in de kosten tot overeenstemming waren gekomen, afgezien van moeilijk heden, welke zouden kunnen voortspruiten uit de bijzondere tijdsomstandigheden, niets in de weg te staan. In 1943 werd evenwel door de Nederlandse Spoorwegen een nieuw plan ingediend. Nadere bestudering van het vraagstuk had deze maatschappij aanleiding gegeven omvangrijke wijzigingen in het plan 1939 aan te brengen. De afwijkingen van het plan 1939 zijn de volgende. 1°. In plaats van één middenperron zijn twee midden perrons geprojecteerd. Het aantal sporen wordt van vijf op zeven gebracht. De lijn LeidenWoerden zal „hoog binnenkomen" en een goederenspoor zal worden door getrokken tot de spooraansluiting naar de Lichtfabrieken. 2°. Het emplacement aan de Haagweg is aanzienlijk ruimer ontworpen, zulks onder meer in verband met het vergrote Stationsplein. 3°. De onderdoorgangen Rijnsburgerweg, Gevangenlaan en gordelweg zijn royaler getraceerd. De ontworpen onderdoorgang ten behoeve van de Ge vangenlaan is later zodanig gewijzigd, dat zij ook geschikt zal zijn voor rijverkeer, terwijl in het z.g. wederopbouw- plan een verbindingsweg van het Stationsplein naar de Gevangenlaan is ontworpen. Het plan 1943 biedt inderdaad een afdoende oplossing van het spoorwegvraagstuk. De kosten van uitvoering van het plan, eveneens met uitzondering van de werken tot verhoging van de spoorbaan LeidenWoerden, worden geraamd, berekend naar de prijzen van 1939 en inclusief de waarde van de door de Nederlandse Spoorwegen be schikbaar te stellen gronden, op 6.680.000. Het grote verschil in kosten van de plannen 19391943 wordt grotendeels veroorzaakt door de uitbreiding van de spoorwegwerken. De kosten van uitvoering van het plan 1943 worden naar de thans geldende prijzen geraamd op 20.000.000.—. Tot zover wat de technische zijde van het vraagstuk betreft. Thans de financiële zijde van de zaak. Van de aanvang af heeft de Gemeente begrepen, dat zij een deel van de kosten van de werken tot oplossing van het spoorwegvraagstuk voor haar rekening zou moeten nemen, en wel een deel, dat in een redelijke verhouding zou staan tot het belang, dat zij bij die oplossing had. Met wiskundige zekerheid zou die verhouding uiteraard niet zijn te bepalen, doch een afweging van de belangen van elk der betrokken partijen moest, zo mocht worden verwacht, een bevredi gende regeling opleveren. Nadat met betrekking tot het plan 1939 door Burgemeester en Wethouders, behoudens goedkeuring van de Gemeente raad, een bijdrage van 1.000.000.in de kosten was toe gezegd, welke toezegging gezien moet worden als een inleiding van de onderhandelingen omtrent het aandeel der gemeente in de kosten, werden verschillende besprekingen, waaraan vertegenwoordigers van de Gemeente, de Nederlandse Spoor wegen, de Departementen van Waterstaat, Financiën en. Sociale Zaken en de Provincie deelnamen, gehouden. Deze leidden tot het resultaat, dat de bijdrage der gemeente werd bepaald op 30 van de kosten van het plan 1939, met uitzondering van die, welke betrekking hadden op de geprojecteerde verhoging van de spoorbaan LeidenWoerden. De Nederlandse Spoorwegen zouden 40 van die kosten dragen, het Departement van Financien zou 20 voor haar rekening nemen; de rest zou worden gevonden uit bijdragen van de Provincie, het Departement van Sociale Zaken en van belanghebbende gemeenten. De Gemeente meende in een bijdrage van 30 van de kosten te moeten bewilligen, omdat zij ervan overtuigd werd, dat die bijdrage tot haar belang bij de oplossing van het vraagstuk in een redelijke verhouding stond. Wij mogen voor bijzonderheden verwijzen naar de overgelegde stukken. Met betrekking tot het plan 1939 heeft de Gemeente zich derhalve verbonden tot een bijdrage van 30 Bij de inzending van het plan 1943 gingen de Nederlandse Spoorwegen er van uit, dat de eenmaal vastgestelde procen tuele bijdrage der Gemeente in de kosten gehandhaafd zou blijven. Daartegen meende de Gemeente bezwaar te moeten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1948 | | pagina 1