218 MAANDAG 22 DECEMBER 1947. Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering (van der Kwaak.) belasting gebruik Openbaar Slashthuis. Slachthuis geraamd een verhes van 39.934.in totaal, voor het koel- en vriesbedrijf en voor de ijsfabriek een op brengst van resp. 26.000.en 46.000.in totaal dus van 72.500.na aftrek van de kosten ad ƒ58.950. leveren dus deze nevenbedrijven op een batig saldo van 14.000.a 15.000.dat nu wordt aangewend tot gedeeltelijke dekking van het tekort op het Slachthuis. Dit tekort ontstaat, doordat de gebruikers van het Slachthuis er geen rekening mee houden, dat dit met verhes werkt; het Slachthuis krijgt de facturen binnen met verhoogde prijzen. Spreker heeft zich dus met het oog op deze cijfers afgevraagd, wat er gedaan moest worden. In het personeel kan het niet zitten. In 1939 waren bij het Slachthuis alleen, 37 personen werkzaam; de loonpost, die toen ƒ89.817. bedroeg, is thans gestegen tot ƒ147.200.de exploitatie kosten zijn gestegen van 43.163.in 1939 tot 65.000. thans. Bij het Slachthuis en het koel- en vriesbedrijf te zamen werken thans 44 personen in totaal; bij het Slachthuis te Haarlem, zonder het koel- en vriesbedrijf, zijn in totaal 55 personen werkzaam. Het Slachthuis te Amsterdam had in 1945 in totaal 166 man in dienst, met een totaal van 29.221 slachtingen, terwijl het aantal slachtingen in het Slachthuis te Leiden over 1945 20.023 bedroeg. In de sterkte van het personeel kan spreker het dus ook niet vinden. Vóórdat de Directeur van het Slachthuis de tarieven op stelde, heeft hij spreker de vraag gesteld, of spreker winst wilde maken op het Slachthuis. Spreker heeft op deze vraag geantwoord, dat hij in geen geval winst wilde maken op het Slachthuis en dat hij in elk geval zolang de toestand van het slachtbedrijf zo onzeker is, de winst, die op het ogenblik in de nevenbedrijven gemaakt wordt, wilde in brengen in het Slachthuis, maar dat hij het niet verantwoord achtte, naast deze winst nog eens 45.000.te suppleren. Gedeputeerde Staten hebben vervolgens spreker medegedeeld, op zijn verzoek, dat zij in grote fijnen accoord gingen met de nieuw ontworpen tarieven. Ook alle leden van de Com missie voor het Slachthuis hebben de noodzakelijkheid van deze tariefsverhoging ingezien, hoewel door deze Commissie de wenselijkheid van overleg met de slagers werd uitgesproken. Spreker had niet de verwachting, dat de slagers direct met deze tariefswijziging accoord zouden gaan, maar wel dat zij opmerkingen zouden maken bij wellicht meer punten van de nieuwe verordening. Dat nu is niet gebeurd. Alleen staat in het schrijven van de Slagerspatroonsvereniging voor Leiden d.d. 5 Juni 1947 de volgende passage: „dan zal deze verhoging geheel door het slagersbedrijf moeten worden gedragen, daar zij niet in de verkoopprijs kan worden gecalculeerd en derhalve niet op de consument kan worden verhaald, aangezien de slager aan maximum vleesprijzen is gebonden." En voorts nog de volgende: „De directeur-generaal van de prijzen schrijft ons d.d. 30 Mei 1947, dat, in verband met het gevolgde regerings beleid ten aanzien van prijzen en lonen van verhoging der consumentenprijzen van vlees geen sprake kan zijn en dat de rechten voor vleeskeuringsdienst en slachten niet hoger mogen zijn dan het bedrag, dat voor die rechten in de be staande vleesprijzen is ingecalculeerd." Naar aanleiding van deze passages in deze brief heeft spreker allereerst eens geïnformeerd bij het Directoraat- Generaal van de Prijzen; wanneer dit met deze tariefs verhoging niet accoord zou gaan, zou dit betekenen, dat een eventuele nieuwe verordening tenslotte niet goedgekeurd zou worden. Het Directoraat-Generaal van de Prijzen heeft het gemeentebestuur toen echter medegedeeld, dat de nieuwe tarieven, die Leiden voorstelde, ingecalculeerd waren in de prijzen, die de slagers mochten berekenen. Vervolgens heeft spreker een onderzoek doen instellen naar de tarieven, die in andere gemeenten worden geheven. Uit dit onderzoek is gebleken, dat in vele gemeenten de tarieven hoger zijn dan in Leiden, in enkele gemeenten gelijk aan die in Leiden en in sommige gemeenten ook lager. In de meeste gemeenten, die tarieven hebben lager dan die in Leiden, is echter een verhoging van deze tarieven in voorbereiding. Ten aanzien van de gemeente Amsterdam, welker tarief inderdaad lager is dan dat van Leiden, n.l. 8.wijst spreker er echter op, dat het Slachthuis vóór de oorlog opleverde een winst van 300.000.terwijl thans volgens het laatste jaarverslag over 1945 het verlies 550.000.bedraagt. Voorts is het spreker hierbij opge vallen, dat het Slachthuis in Amsterdam op één na het oudste slachthuis is; het is in 1887 opgericht. Men zou dus ook kunnen veronderstellen, dat de afschrijvingen voor het slachthuis in Amsterdam zeer laag zouden zijn; het tegendeel blijkt echter; de lonen en verdere kosten zijn zeer boog. Is nu inderdaad een verhoging van het tarief voor runderen Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering (van der Kwaak.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis. met één cent per kg, voor graskalveren en paarden met 7/10 cent per kg onoverkomelijk? Op een stuk vlees van een pond maakt dit heel weinig uit; het scheelt maar een zeer klein stukje, in vergelijking met de doorslag, die men soms in de slagerij krijgt, maar nu de gemeente dit vraagt, staat men op zijn achterste benen. De Vleeskeuringswet is sedert 1 Juni 1922 van kracht. Dit betekent niet, dat er in Leiden geen vleeskeuring was. In 1850 was deze ontwikkeling reeds begonnen; na 1893 kreeg men echter pas de vleeskeuring op wetenschappelijke basis, onder leiding van Prof. de Jong; toen werd door middel van de Karsjesboten uit Rijnland veel wrak vee in Leiden binnen gesmokkeld. In 1922 kreeg men gemeenten met slachthuis en gemeenten zonder slachthuisde gemeenten met een slachthuis hadden dit uit een oogpunt van hygiëne en service; de slachtingen geschiedden in de gemeenten zonder slachthuis door de slagersde veeartsen verrichtten de keuring. De slagers moesten dus zorgen voor de gehele outillage. Verder had men de gemeenten zonder slachthuis met in de omgeving een conservenfabriek, b.v. Oss; de slagers uit die gemeenten konden daar dan slachten; een slager met enig zelfrespect deed dit echter niet, daar hij deze conservenfabrieken als zijn ernstigste concurrent be schouwde. Leiden nu had een slachthuis en volgens art. 4, derde lid, van de Hinderwet is het verboden in Leiden om binnen de gemeente slachtplaatsen te hebben. De gehele apparatuur van het Leidse slachthuis is dus voor de slagers beschikbaar, het laboratorium, licht, koud en warm water, schietapparaat, koelinstallatie, enz. Een slager met respect voor zijn vak zal deze keuring als een kroon op zijn werk beschouwen; geen bona fide slager kan zonder deze keuring en zonder deze service. Nu is in 1943 onder de gemeentebesturen een enquête gehouden inzake de invoering van uniforme tarieven in 1946 is ingesteld de Landelijke commissie voor uniforme keurlonen, die ten doel heeft uniforme keurlonen, even tueel meer uniformiteit in de keurlonen. Het gemeentebestuur heeft naar aanleiding van dit voorstel vier circulaires van de slagerspatroons ontvangen; spreker laat de inhoud daarvan ter beoordeling gaarne aan de Raad over. Wie te veel bewijst, bewijst niets. Sommige beweringen in deze circulaires werpen een onjuist licht op deze zaak. Zo wordt in de circulaire van de slagerspatroons van 28 November j.l. gezegd, dat deze verhoging niet doorberekend mag worden, terwijl het in werkelijkheid zo is, dat deze verhoging is ingecalculeerd in de prijzen. Verder wordt in die circulaire van 28 November gezegd, dat het voor 1948 geraamde verlies is gebaseerd op een slachting, die belangrijk lager ligt dan in 1948 het geval zal zijn, zodat het verlies voor dit jaar dan ook aanmerkelijk te hoog is getaxeerd. Spreker hoopt, dat dit waarheid zal bevatten en dat de zaak in werkelijkheid zal uitkomen op een basis zoals die in 1947 is geweest. In de circulaire van 5 December 1947 staat, dat de grote slachterijen de zwaarste varkens aanbieden voor 15 cent per kg minder. Wanneer echter de gemeente de slagers van slacht- en keurlonen zou vrijstellen, zou dit nog geen vijf cent per kg schelen; dan zou er altijd nog een verschil blijven van tien cent per kg. Hier spelen dus ook andere factoren een rol, zoals b.v. de concurrentie in de Achterhoek. Wanneer dus Leiden voor slacht- en keurlonen niets zou rekenen, zal bet altijd nog tien cent per kg schelen, volgens de be rekening van de slagers zelf. Blijkens de gegevens van de Vakgroep Slagerij spreker is zo objectief deze zaak te behandelen aan de hand van de cijfers, die de slagers zelf spreker verstrekt hebben was de gemiddelde bruto-winst, bij een omzet van 1.220.in de twee weken, 29 de Vakgroep noemt dan een bedrag van 228.Berekent men echter 29 van 1.220. dan komt spreker tot een bedrag van 365.Dat zegt spreker niet, dat zegt de enquête, gehouden onder de slagers. Maar dan krijgt men weer een geheel ander bedrag. Nu is hier gezegd, dat het loon voor Leiden 42.bedraagt. De slagers zelf noemen hier echter een bedrag van 35. Het is niet aan spreker te bewijzen dat de slagers 42. betalen; zij zeggen zelf, dat zij maar ƒ35.betalen. Dit beeld werpt een geheel ander licht op het slagersbestaan dan deze circulaires. Daarbij is geen enkel getal van spreker; de slagers geven dit alles zelf op. In de circulaire van 13 December j.l. van de slagers komt echter een calculatie voor, die de gehele circulaire van 28 November j.l. omver gooit; in de circulaire van 13 Decem ber wordt n.l. gezegd, dat men bij een omzet van 12.355 kg een totaal verlies krijgt van 4.839.05, terwijl volgens de gegevens van de Vakgroep, dus van de slagers zelf, de bruto-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 8