MAANDAG 22 DECEMBER 1947.
225
Voorstel inzake de organisatie van de Brandweer.
(Schüller.)
manning van het eerst uitrukkend voertuig verminderd van
zeven tot zes man, hetgeen tot gevolg zal hebben, dat in de
toekomst voor het redden van mensen bij brand slechts
één man beschikbaar is, terwijl daarvoor thans twee mannen
beschikbaar zijn, die elkaar kunnen helpen, hetgeen vooral
van belang is, wanneer een van hen b.v. bedwelmd raakt
door rook. Wanneer slechts één man als redder optreedt
en het brandende perceel binnen gaat, weet niemand wat
er met hem gebeurt, vooral bij uitslaande brand. Volgens
deskundigen op dit gebied is een bemanning van zeven
personen al te gering; des te sterker geldt dit dus voor een
bemanning van zes personen. Een bezetting van zes man
per uitrukkend brandweervoertuig is dus ontoelaatbaar.
Is de bezetting van een uitrukkend brandweervoertuig met
zes beroepsbrandweerlieden al ontoelaatbaar, hoeveel te
erger wordt dit dan bij het tweede uitrukkende brandweer
voertuig, dat bemand is met één beroepsbrandweerman en
zes man van de politie, aangenomen, dat tijdens het alarm
dit aantal agenten op het politiebureau aanwezig is.
De tweede autospuit kan voor twee doeleinden uitrukken,
in de eerste plaats ter assistentie van de eerste bij een midden-
brand, in de tweede plaats voor een tweede brand in of buiten
de gemeente. In beide gevallen staan de brandweerlieden
van de politie voor een moeilijke opgave, in het eerste om
in samenwerking met de eerst uitgerukte autospuit een
middenbrand te bestrijden, in het tweede doordat die tweede
brand een middenbrand of uitslaande brand blijkt te zijn;
voordat daar dan autospuit No. III gearriveerd is, kan
door ongewild onoordeelkundig optreden, of door langzame
bediening van de spuiten groot onheil ontstaan.
Hierbij is spreker er van uitgegaan, dat bij het alarm
een voldoende aantal politieagenten in de wacht aanwezig
zijn. Het gevaar is echter niet denkbeeldig, dat dit niet zo is.
Bij een belangrijke ordeverstoring in de stad b.v. waarbij
politiehulp nodig is, zal het voor het bemannen van het
tweede uitrukkende brandweervoertuig benodigde aantal
politieagenten niet aanwezig zijn. Een tweede voorkomende
brand zal dan door autospuit II niet voldoende bestreden
kunnen worden; immers, een bemanning van autospuit II
met vier of vijf personen is niet voldoende om een brand
te bestrijden, zelfs niet voor de eerste aanval bij een midden
brand. Terecht zouden de betrokkenen zich bij het gemeente
bestuur over een dergelijke hulp kunnen beklagen, maar
ondertussen was het onheil gebeurd. Immers, het duurt toch
altijd nog 20 minuten, volgens het rapport van de Comman
dant van de Brandweer, voordat autospuit III, bemand met
vrij van dienst zijnd beroepsbrandweerpersoneel autospuit II
te hulp kan komen. En dit kan fatale gevolgen hebben.
Van het inschakelen van de z.g. fabrieksbrandweer worden
volgens het rapport van de Commandant wonderen verwacht;
deze zou binnen 20 minuten na de melding op de plaats van
de brand aanwezig kunnen zijn. Geloofde de Commandant
dat zelf, toen hij het neerschreef, of ziet hij de Raadsleden
Voor zo onnozel aan, dat hij gelooft, dat zij daarin zullen
trappen? Wanneer de hulp van het beroepsbrandweerperso
neel nodig is, worden zij thuis door een brandschel naar de
brandweerkazerne opgeroepen. Door de geringe sterkte van
het brandweerpersoneel zal dit zeer vaak gebeuren, tengevolge
waarvan zij zeer vele vrije dagen en Zondagen zonder ver
goeding zullen verspelen; in drie maanden is door hen 9 of 10
van de 13 Zondagen dienst gedaan moeten worden; zo is
het ook met hun door-de-weekse vrije dagen gesteld. Het
dienst doen in Schouwburg of Stadsgehoorzaal als extra
dienst in him vrije tijd is zo wat normaal geworden. Denkt
de Commandant nu werkelijk, dat het personeel van de
fabrieksbrandweren daarvoor te vinden zou zijn? Dit perso
neel is ook niet verplicht thuis te blijven; men zal hen dus
overal vandaan moeten halen bij alarm en waar haalt de
Commandant het personeel vandaan om deze mensen te
berichten, dat zij voor brandbestrijding bij brand op moeten
komen, want al het beschikbare brandweerpersoneel is al
bij de brand aanwezig en ook nodig, vandaar het oproepen
van de fabrieksbrandweer. Verplicht men hen om thuis te
blijven, dan zal men hun daarvoor hebben te betalen. Maar
waar blijft dan de bezuiniging van 18.000.die men
zich voorstelt te bereiken? Schade aan kleding enz. zal toch
vergoed moeten worden; voor extra-uitrukken zouden zij
toch ook betaald moeten worden. Op welke wijze moeten
zij geoefend worden? Bij brand na hun dagtaak en op Zondag
zijn deze mensen niet thuismen kan hen dus niet door middel
van een brandschel oproepen; zij zijn niet verplicht thuis te
blijven; verplicht men hen daartoe, dan zou men hen daar
voor moeten betalen. Alweer een gedeelte van de bezuiniging
van 18.000.verdwenen. Het is toch overduidelijk, dat
de fabrieksbrandweer niet binnen 20 minuten bij de brand
kan zijn; daarvan komt in de practijk niets terecht. In het
Voorstel inzake de organisatie van de Brandweer.
(Schüller.)
verslag van de Brandweer over 1939 wordt medegedeeld,
dat het politiepersoneel doorlopend tweemaal per dag ploegs-
gewijze geoefend werd. In verhouding tot de tijd, daaraan
besteed, waren de resultaten in de practijk zeer slecht. Zo
zal het ook gaan met het personeel van de fabrieksbrandweer.
Het gevaar is niet denkbeeldig, dat zij bij brand in de fabriek
zelfs niet behoorlijk kunnen optreden. Het bewijs daarvan is
geleverd bij de brand, die onlangs uitgebroken is in een
groot bedrijf in Leiden, toen de beroepsbrandweer eerder
op het terrein van de brand aanwezig was dan de fabrieks
brandweer water kon geven; er was toen n.l. geen benzine
in de tank van de auto.
Een politieman is en wordt geen brandweerman; zij
hebben het politievak gekozen; om deskundig vakman op
dat gebied te worden hebben zij aan hun studie meer dan
de handen vol; draagt men hun daarnaast toch nog een taak
op als brandweerman, dan zal het altijd dilettantenwerk
blijven, tot schade van de gemeenschap.
Zowel in het Ingekomen Stuk als in het rapport van de
Commandant wordt er met geen letter melding van gemaakt,
dat er ook nog brandweerpersoneel nodig is voor wacht in
de Schouwburg en in de Stadsgehoorzaal en voor contróle
in de bioscopen. Wanneer deze personen wachtdienst doen,
zijn zij niet beschikbaar voor het uitrukken bij brand. Bij
een bezetting van 39 man, zoals thans, komt het reeds zeer
vele keren voor, dat de brandweerlieden op hun vrije dagen
deze diensten moeten verrichten. Hoe zal dit nu gaan als
de vaste kern van beroepspersoneel tot 34 mau wordt terug
gebracht? Spreker ziet aankomen, dat deze manschappen
dan vrijwel in het geheel niet meer aan het gezinsleven
kunnen deelnemen en dat de bezetting van de autospuit
bij uitrukken nog geringer zal worden dan zes man. Een
duidelijke uiteenzetting over de uitvoering van de Dienst
van de Brandweer en over de taak van het personeel daarvan
zowel in het rapport van de Commandant als in het voorstel
van het College zou op haar plaats geweest zijn.
0\er de quaestie van de brandbeveiliging van het gedeelte
der stad voorbij de overweg aan de Rijnsburgerweg wordt
in het rapport van de Commandant wel zeer vlug heen
gelopen met de verklaring, dat in noodgevallen de vrijwillige
brandweer van Oegstgeest te hulp geroepen kan worden.
Men moet er toch rekening mee houden, dat de overweg
herhaaldelijk gesloten is en dat deze wijk een zeer belangrijke
is, waar in deze wijk gelegen zijn het Academisch Ziekenhuis,
de Anna-Kliniek, de Gestichten Endegeest, Rhijngeest en
Voorgeest en andere grote gebouwen. Bij het uitbreken van
een uitslaande brand kan dit, wanneer de overweg gesloten is,
fatale gevolgen hebben. Een betere voorziening in dit opzicht
dan thans voorgesteld wordt is zeker plicht.
Dit geldt ook ten aanzien van het voorstel van de Com
mandant tot invoering van een praeventieve brandbestrijding.
Op zichzelf is dit een noodzakelijk werk. Blijkens het rapport
van de Commandant zal de stad voor dit doel in districten
worden ingedeeld; omtrent ieder gebouw zullen de nodige
gegevens bij de brandweer aanwezig zijn, zodat alle gebouwen
aan een goede contróle zullen kunnen worden onderworpen;
aan de hand van een nieuwe brandweer-verordening zal het
mogelijk zijn, in nauwe samenwerking met Bouw- en Woning
toezicht, alle voorkomende problemen op dit gebied op te
lossen; van de door de brandweer opgedane ervaring zal bij
nieuwbouw en verbouw gebruik dienen te worden gemaakt;
ook met de schoorsteenvegers zal nauwer contact gehouden
moeten worden, ter voorkoming van de zo gevaarlijke
schoorsteenbranden; tevens dienen de garage-verordening
en diverse soorten van vergunningen te worden aangevuld
en gewijzigdde te verzamelen gegevens dienen systematisch
gerangschikt en opgeborgen in mappen; vele gegevens zullen
verzameld worden; het personeel zal in de stad goed bekend
raken en de nodige voorzorgsmaatregelen zullen kunnen
worden genomen, hetgeen de gehele brandweerdienst ten
goede zal komen. Spoedige invoering is nodig, aangezien de
uitvoering hiervan veel tijd en veel voorbereidend werk zal
vorderen. Tot zover het rapport van de Commandant over
de praeventieven brandbestrijding. Maar spreker vraagt:
welk personeel moet dit administratieve en controlerende werk
verrichten? Het kader kan wellicht het controlerende werk
verrichten, hoewel het de vraag is of daarvoor bij een zo
kleine kern van beroepspersoneel nog voldoende deskundig
personeel beschikbaar is. Al deze administratieve werkzaam
heden kunnen echter door een ongeschoolde kracht niet
uitgevoerd worden. Daarom verwondert het spreker juist zo,
dat de Commandant in zijn rapport omtrent de administratie
schrijft:
„De administratie zal zich hoofdzakelijk beperken tot
voorbereidend werk.
Door een juiste taakverdeling (de practijk heeft dit uit-