MAANDAG 22 DECEMBER 1947.
221
Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering
(Riemens e.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis.
rechten, rekening gehouden met het sub a en b opgemerkte,
toelaatbaar moet worden geacht, mag zij ten hoogste 30
bedragen van de rechten, welke in Mei 1940 werden geheven."
De heer Gosüngs, die de slagers verwijt, dat zij zes maanden
lang niets van zich hebben laten horen, antwoordt spreker,
dat dezen van de Directeur van het Slachthuis geheimhouding
opgelegd hebben gekregen. De slagers zijn om advies gevraagd
de Directeur van het Slachthuis heeft hen tot een bespreking
uitgenodigd, onder mededeling, dat dit schrijven van hem
strikt vertrouwelijk was; deze bespreking heeft toen plaats
gehad; de slagers hebben hun motieven uiteengezet en de
Directeur heeft hun toegezegd, dat hij hun cijfers in het
rapport aan het College zou verwerken. De slagers hebben
de zaak toen zo gelaten, vertrouwende, dat de Directeur
van het Slachthuis hun belangen zou behartigen. In verband
met het vertrouwelijk karakter van deze zaak hebben de
vertegenwoordigers van de slagersverenigingen deze niet in
een ledenvergadering durven behandelen, maar haar alleen
in het bestuur gebracht. Verder hebben zij er niets van
gehoord, totdat zij uit de pers vernamen, dat die verhoging
van de tarieven toch doorging. Daarom heeft men ook de
vergissing gemaakt, als slachtloon 12.te vermelden
in plaats van 11.50. De slagers hebben deze zaak als ver
trouwelijk beschouwd en om die reden een half jaar lang
niets gedaan, totdat zij hoorden, dat dit voorstel in de Raad
behandeld zou worden; toen zijn zij vliegensvlug aan de
gang gegaan.
Spreker neemt de drie brieven, door de slagerspatroons-
verenigingen tot de Raad gericht, niet geheel voor zijn
rekening; hij heeft zijn betoog ook op geheel andere cijfers
gegrondmochten in die brieven eventueel fouten voorkomen,
dan kan spreker dat begrijpen, omdat zij dit alles in de tijd
van drie weken hebben moeten doen.
De heer van der Kwaak wees er op, dat de slagers in hun
brieven uitgaan van een loon van 35.terwijl spreker had
genoemd een loon van 42.Op dit punt is spreker misschien
onvolledig geweest. Voor Leiden, dat in klasse II geplaatst is,
bedraagt het loon inderdaad 35.voor een gezel is het
loon ƒ38.50; voorts bedragen de lonen ƒ42.en ƒ47.50.
Aan de andere kant bedragen de lonen voor het personeel
van 22 tot 18 jaren resp. 33.ƒ30.26.22.
en 19.zodat het te begrijpen is, dat men komt tot een
bedrag van 35.— als gemiddeld loon, zoals de slagers in
hun brief van 5 December j.l. vermelden.
De door spreker gegeven cijfers betreffende het tekort
bij inkoop, dat voor Leiden gemiddeld 12.6 kg per stuk vee
bedraagt en voor 36 andere gemeenten gemiddeld 7 kg,
geven niet een onjuist beeld. In dit opzicht staan de Leidse
slagers er inderdaad slecht voor. Uit de lijst van gemeenten
met veemarkten, welke spreker noemt, büjkt inderdaad,
dat het gemiddeld tekort per stuk vee bij inkoop voor Leiden
12.6 kg bedraagt en dus ver boven het algemeen gemiddelde
ligt, dat 7 kg bedraagt per stuk vee.
Spreker noemt nog enkele tarieven van slacht- en keur
lonen van andere gemeenten. In Leeuwarden bedraagt het
slachtloon voor een rund 10.in 's-Gravenhage 8.
in Hengelo ƒ2.50, in Doetinchem 5.75, in Doesburg ƒ5.
in Zevenaar 4.in Lobith 6.enz. Het sterkste argu
ment voor sprekers standpunt, dat deze verhoging onaan
vaardbaar is, wordt door Amsterdam gevormd. In Amsterdam
bedraagt het slachtloon 8.b 0.60 stallingsgeld, in totaal
dus 8.60 voor een kalf van 275 kg. Spreker is verheugd,
dat de Wethouder zijn gegevens eens naar voren heeft
kunnen brengen, maar spreker is niet overtuigd en geeft
de Raad in overweging om het argument, dat de middenstand
niet zwaarder belast mag worden, zeer zwaar te laten wegen
en de voorgestelde verhoging niet te accepteren.
De heer Vos acht de verdediging van de Wethouder even
eens zwak. Het cardinale punt in deze quaestie is, dat het
slagersbedrijf aan de rand van de afgrond staat en met zijn
winst niet uit kan komen, hetgeen nog erger zal worden,
wanneer deze kosten er bij komen. Dat nu redeneert de
Wethouder niet weg en daarop komt het voor spreker aan.
Volgens de heer Knol vormt het abattoir een gedifferen
tieerd onderdeel van het bedrijf van de slagers, maar daarbij
ziet hij over het hoofd, dat het hierbij niet zo is, dat een
slager een onderdeel van zijn bedrijf in vrijheid overdoet
aan het Slachthuis en in vrijheid kan praten over de prijs,
die hij daarvoor betalen moet; deze slager wordt door de
verordening gedwongen in het abattoir te laten slachten
en de Raad stelt eenzijdig de prijs daarvoor vast; de slagers
hebben daarover niets te zeggen.
De Wethouder heeft niet geantwoord op de opmerking
van de heer van Weizen, dat het grootbedrijf zoveel minder
betaalt dan de slagers. Waarom is dit zo1? Bestaat er nu
Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering
(Vos e.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis.
niet een andere weg om dit tekort te verlagen, n.l. door
uitsluitend de tarieven voor de vleeswarenfabrieken, die de
grootste klanten van dit abattoir zijn, enigszins sterker te
verhogen? Dat zou spreker veel billijker achten. Deze grote
industrieën kunnen dit veel beter dragen, kunnen een derge
lijke verhoging zoveel beter opvangen dan de kleine midden
standers. Waarom moet het grootste gedeelte van de kosten
gedragen worden door de kleine slagers en het kleinste ge
deelte door het grootbedrijf?
De heer Kortmann kan zijn stem niet geven aan het
voorstel van het College. Wanneer een accountantsonderzoek
was ingesteld en aangetoond was, dat het onmogelijk was
het bedrijf op meer efficiënte wijze te administreren of te
beheren, dan zou het spreker misschien mogelijk geweest
zijn, zijn stem aan dit voorstel te geven; dat zou van de
zijde van de Wethouder het sterkst mogelijke argument
geweest zijn, maar hij heeft het zich onmogelijk gemaakt,
dat te gebruiken. Nu een dergelijk onderzoek niet plaats
heeft, zal het spreker niet mogelijk zijn de Wethouder te
volgen.
De heer Knol zegt, dat het er hier niet om gaat, of een
Wethouder van sprekers richting dit voorstel doet, het gaat
hier om de zaak zelf, om heb belang van de gemeente. Boven
dien, niet een Wethouder, maar het College stelt deze ver
ordening voor.
Spreker heeft m eerste instantie gewezeu op het feit, dat
het abattoir een deel van de taak van de slagers heeft over
genomen; de heer Vos heeft er op gewezen, dat dit niet in
volle vrijheid gebeurt. Laat dit zo zijn, maar spreker is er
vast van overtuigd en alle deskundigen zijn dat met hem
eens, dat, wanneer een slager in zijn bedrijf ook de werkzaam
heden zou moeten verrichten, welke thans door het abattoir
voor hem worden verricht, zijn kosten en ook de kostprijs,
zeer veel hoger zouden worden dan thans het geval is.
Spreker kan begrijpen, dat de heer Gosüngs de hem voor
gelegde cijfers niet begrijpt. Dat zijn cijfers van het bedrijf
schap Slagerij. Het vlees wordt toegewezen aan de slagers
en deze gaan daarmee over tot exploitatie van him bedrijf.
Om zich een juist oordeel te vormen moet men dus de cijfers
van de slagers zelf hebben. Het gaat om het juiste cijfer
materiaal; de heer Goslings zegt terecht, de overgelegde
cijfers niet te kunnen begrijpen. Er is gevraagd eerst een
accountantsonderzoek bij het abattoir in te stellen. Spreker
vraagt zich met verbazing af, waarom die in dit geval nodig is.
De Raad heeft de laatste tijd toch nogal wat verhogingen
van tarieven toegestaan, maar spreker heeft toen niet gehoord,
dat daarvoor een accountantsrapport werd gevraagd.
De heer Lombert vraagt waarvoor men anders een ge
meentelijke accountantsdienst heeft ingesteld. Is dat dan
voor de aardigheid gedaan?
De heer Knuttel zegt, dat deze zaak des te duisterder
wordt, hoe meer er over gepraat wordt. De cijfers van de
Wethouder zijn ongetwijfeld beter gefundeerd dan die van
de slagers, maar anderzijds kan men over de argumenten
van de slagers toch ook weer niet zo gemakkeüjk heen stappen.
De algemene indruk, ook los van dit voorstel en lang vóór
dit voorstel, was toch, dat het slagersbedrijf toch wel zeer
sterk in de knel zit en dat daarmede wel zeer sterk rekening
gehouden moet worden.
De cijfers van de Wethouder hebben op spreker een sterke
indruk gemaakt. Het totaal aantal slachtingen, voor de
slagers verricht, de vleeswarenfabrieken dus buiten beschou
wing gelaten, was niet kleiner dan vóór de oorlog, n.l. 20.023.
Ondanks de distributie slachten de slagers dus niet minder
dan vroeger. Dit is zeer belangrijk. Wanneer de slagers
evenveel slachten als vroeger, is per slot van rekening hun
bezwaar, gebonden te zijn aan de distributie, niet zo zwaar
wegend als het door hen wel eens op de voorgrond wordt
gesteld.
Anderzijds büjft er iets onredeüjks in, wanneer de gemeente
niets zou kunnen doen om door prijsverhoging de moeiüjk-
heden te verüchten, waarin ook zij verkeert.
Door de heer Knol is spreker in het geheel niet overtuigd
van de bilüjkheid van dit voorstel; diens betoog is geheel
en al op een theoretische basis gesteld.
Spreker weet nog steeds niet wat in deze te doen. Ver
hoging van het tarief met een cent per kg is inderdaad niet
overweldigend veel, maar anderzijds zou het ook zo over
weldigend niet zijn, wanneer de gemeente een cent van
elk kg voor haar rekening zou nemen ten bate van de in
gezetenen. Dit is even lang als het breed is.
Het gelijk büjven van het totaal slachtingen bij een weüs-