220
MAANDAG 22 DECEMBER 1947.
Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering
(Frohwein c.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis.
cent per pond niet veel uit, maar dit is de druppel, die voor
de middenstand de emmer doet overlopen.
Bovendien wijkt het levend gewicht van koeien dikwijls
af van het dood gewicht (vlees vet). Spreker noemt als
voorbeeld een nadelig tekort van 923.03, in geld omgerekend
naar de geldende vleesprijzen, bij het slachten van 24 koeien,
een tegenvaller dus voor de slagers.
Gelet op de door spreker bij de blokslachtingen van 10
tot en met 22 November 1947 genoemde tekorten mist
het College naar sprekers mening te enen male het recht
om de Raad voor te stellen de lasten voor de slagers nog
meer te verzwaren. Op deze wijze werkt de Overheid de
zwarte handel in de hand.
Weliswaar deelt de Wethouder mede, dat de voorgestelde
hogere tarieven door de Overheid in de uiteindelijke verkoop
prijs zijn ingecalculeerd, maar de door spreker genoemde
voorbeelden tonen wel aan, dat reeds bij het thans geldende,
lagere tarief de slagers tekorten hebben. Spreker acht het
ook niet verantwoord de middenstand verder zijn bestaans
mogelijkheden te ontnemen en dringt er bij de Raad op aan,
speciaal bij de vertegenwoordigers van de middenstand en
onder hen vooral diegenen, die de Wethouder het naast
staan, om tegen dit voorstel te stemmen.
Bovendien worden de slagers nog zwaarder belast ten
gevolge van de heffing van de omzetbelasting a 3 die
niet mag worden doorberekend.
Verhoging van deze tarieven is misbruik maken van de
machtspositie, waarin het gemeentebestuur verkeert ten
aanzien van de slagers en spreker dringt er op aan dit voorstel
van de hand te wijzen.
De heer Goslings zegt, dat blijkens mededeling van de
Wethouder na deze verhoging de slacht- en keurlonen te
Leiden ongeveer op hetzelfde peil als in andere gemeenten
zullen komen. Is het nu inderdaad juist, dat de verhoogde
tarieven reeds door de Prijsbeheersing in de uiteindelijke
verkoopprijs ingecalculeerd zijn? Wanneer dit juist is, dan
moet men niet, zoals de heer Frohwein zeggen, dat op de
slagers hierdoor een extra belasting gelegd wordt; dan moet
men zeggen, dat Leiden, als laatste gemeente, die deze ver
hoging van de tarieven invoert, daarmede een jaar gewacht
heeft om de slagers meer winst te laten maken en ge
durende die tijd het verlies voor haar rekening heeft ge
nomen. Wanneer juist is de mededeling van de Wethouder,
dat de andere gemeenten Leiden met verhoging van de
tarieven reeds voorgegaan zijn en dat deze verhoogde
tarieven in de verkoopprijs ingecalculeerd zijn, dan is het
volkomen begrijpelijk, dat men deze verhoging niet nog
eens in de verkoopsprijs mag berekenen; dan kan men
alleen zeggen, dat de slagers te Leiden een jaar lang meer
winst hebben gemaakt, volgens de door de Regering op
gestelde calculatie.
Onbetwist staat wel vast, dat eventuele kosten van
hygiënische maatregelen nooit op de groep slagers speciaal
kunnen komen te rusten; als regel worden deze op de consu
menten verhaald, hoewel ze ook op andere wijze verrekend
zouden kunnen worden, n.l. uit de directe belastingen. Op
het ogenblik worden deze lasten aan de consumenten in
rekening gebracht, omdat bij de calculaties van de Prijs
beheersing met deze kosten reeds rekening gehouden is.
Spreker begrijpt volkomen de moeilijkheden, welke ervoor
de middenstand zijn; terecht heeft de heer Riemens deze
ook naar voren gebracht. Spreker heeft ook direct steun
verleend aan het denkbeeld, om het advies van de slagers
in te winnen, in de hoop, dat dezen niet alleen een niets
zeggende brief zouden zenden, zoals zij gedaan hebben,
die dan ook gemakkelijk weerlegd zou kunnen worden, maar
dat zij met cijfers hierover zouden komen. Terecht heeft
de heer Knol aanmerking gemaakt op de cijfers, die de Raad
van de zijde van de slagers gekregen heeft. Eerst hebben
de slagers een half jaar gewacht, alvorens hun cijfers toe te
zenden en bovendien hebben zij deze cijfers niet uitgewerkt.
De Raad had reële, goed uitgewerkte en door accountants
gecontroleerde cijfers moeten hebben, maar heeft nu drie
brieven achter elkaar gekregen, die toch wel een wonderlijke
indruk maken en elkaar tegenspreken. De Raad zou gaarne
van de zijde van de slagers en van de middenstandsgroepen
reële cijfers hebben ontvangen. Voor een ambtenaar of een
arbeider is het gemakkelijk zijn salaris of inkomen te bepalen,
maar een bedrijf moet rekening houden met bepaalde af
schrijvingen en andere kosten, die allemaal toch door een
goed accountant gecontroleerd moeten worden. Men kan
zodoende een inkomen van enkele honderden guldens meer of
minder hebben. Men heeft de Raadsleden vandaag overvallen
met allerlei cijfers, die spreker gaarne wil waarderen, maar
die hij niet kan waarderen. Waarom heeft men al die cijfers
Vaststellen verordening, regelende heffing en invordering
(Goslings e.a.) belasting gebruik Openbaar Slachthuis.
niet eerder genoemd? De heer Frohwein b.v. heeft daarvoor
drie weken de tijd gehad.
De heer Frohwein ontkent dit.
De heer Goslings zegt, dat de slagers zes maanden en
drie weken de tijd gehad hebben.
Uit de inlichtingen van de Wethouder blijkt toch wel,
dat de tarieven, ook na de verhoging, niet uitkomen boven
hetgeen toegestaan is en dat in Leiden op de exploitatie
van het Slachthuis constant verlies geleden wordt en dan
is het spreker volkomen duister, hoe die andere gemeenten
dan kunnen uitkomen, wanneer de tarieven in Leiden zo
hoog zijn. Wanneer Leiden met deze lage tarieven verlies
lijdt, moeten die andere gemeenten, die dan lagere tarieven
zouden hebben, nog veel meer verliezen lijden.
De heer Frohwein zegt, dat dit niet een slagersboek-
houdinkje is, maar een boekhouding van het bedrijfschap.
De heer Goslings zegt, dat het gemakkelijk is vandaag
met die cijfers te komen, wanneer spreker deze niet rustig
kan doorwerken. Spreker had liever gezien, dat de slagers
daarmede eerder gekomen waren. De heer Frohwein heeft
de Raad zo juist verweten, dat deze de zaak niet wilde uit
stellen, maar de gemeente heeft eigenlijk de slagers al een
uitstel van een half jaar gegeven. De heer Frohwein is niet
gedwongen de Raad die cijfers te geven.
De heer Frohwein zegt, dat hij pas hedenmorgen die cijfers
gekregen heeft.
De heer Goslings had liever gezien, dat de slagers die
gegevens eerder hadden overgelegd. Nu komen plotseling
cijfers te voorschijn, die spreker niet in vijf minuten kan
weerleggen en ten aanzien waarvan spreker niet begrijpt,
hoe ze in het ingewikkelde systeem hier passen. Spreker
betreurt dithij zou van de andere zijde gaarne eerder gegevens
gehad hebben. Daarom hoopt spreker, dat van de zijde van
de tegenstanders van dit voorstel, nog meer gegevens zullen
komen, die duidelijk zullen maken, welke beslissing de Raad
moet nemen. De middenstand moet ook zijn rechtvaardige
behandeling hebben, maar wanneer men zegt: de gemeente
Leiden mag verliezen lijden met lagere slachttarieven, terwijl
de slagers zeggen, dat de tarieven in Leiden hoger zijn dan
in andere gemeenten, dan moeten de slagers toch niet in
leven gehouden worden door de gemeenschap, doordat de
tarieven in Leiden constant lager zijn. De gemeente heeft
het recht, van de slagers een volkomen eerlijke opening van
zaken te krijgen; het gaat niet aan om zeven maanden niets
van zich te laten horen. Hoe kan spreker de belangen van
de slagers reëel behartigen, wanneer hij niet de juiste cijfers
krijgt? De slagers zeggen eerst, dat zij winst maken, maar
volgens dit zelfde briefje lijden zij op elke koe verlies.
De heer Riemens zegt, dat de heren van der Kwaak en
Goslings hem niet begrepen hebbenhij heeft n.l. niet gezegd,
dat het Directoraat-Generaal van de Prijzen de voorgestelde
verhoging der tarieven in de verkoopprijs ingecalculeerd heeft.
De Prijsbeheersing gaat wel accoord met die verhoging,
maar zegt nergens, dat die ingecalculeerd is in de verkoopprijs.
In zijn brief aan de Vakgroep Slagerij betreffende ver
hoging van de slacht- en keurlonen zegt het Directoraat-
Generaal van de Prijzen het volgende:
„In verband met het gevolgde regeringsbeleid ten aanzien
van prijzen en lonen kan van verhoging der consumenten
prijzen van Vlees, noch te Enschede, noch elders, sprake zijn.
Mijn standpunt inzake verhoging der in hoofde genoemde
rechten is het volgende:
a. De vleeskeuringsdienst- en slachtrechten, welke in
verband met het slachten van een stuk vee worden geheven,
mogen in totaal niet hoger zijn dan het bedrag, dat voor die
rechten in de vleesprijzen is ingecalculeerd.
De bedragen, welke als gemiddelde thans in de
calculaties voor de verschillende soorten van slachtvee zijn
opgenomen, zijn de volgende:
runderen10.31 per stuk
graskalveren5.per stuk
nuchtere kalveren1.40 per stuk
varkens5.per stuk
schapen2.125 per stuk
paarden10.per stuk
b. Indien de begroting van een vleeskeuringsdienst, waar
aan al dan niet een abattoir is verbonden, sluit, acht ik het
onjuist de in verband hiermede geheven rechten te verhogen.
c. Indien verhoging der vleeskeuringsdienst- en slacht-