200
MAANDAG 1 DECEMBER 1947.
Wijzigen verordening heffing en invordering belasting
(Lombert e.a.) op honden; e.a.
X. Voorstel tot het wijzigen van de verordening, regelende
de heffing en de invordering van een belasting op de honden
in de gemeente Leiden. (204)
De heer Lombert heeft zich afgevraagd, of het met het
oog op het naslaan van de verordening niet doeltreffender
zou zijn geweest, thans een geheel nieuwe verordening
te maken.
Spreker vraagt, wat wordt bedoeld met de woorden
„tenzij het loslopen voor het doel, waarvoor de honden
gehouden worden, noodzakelijk is."
De heer van der Kwaak antwoordt, dat hierbij is gedacht
aan bij voorbeeld erfhonden, die op het erf of in de naaste
omgeving daarvan loslopen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XI. Voorstel tot het wijzigen van de verordening, regelende
de heffing en invordering van rechten onder de benaming
van besmettelijke ziektengclden. (210)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XII. Voorstel tot het vaststellen van een verordening,
regelende de heffing en invordering van rechten voor diensten
door de Gemeentelijke Reinigings- en Ontsmettingsdienst
bewezen. (211)
Artikel 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 2.
De heer van Iterson zegt, dat tegen de onder letter G
voorgestelde verhoging van het tarief op zichzelf reeds
bezwaren bestaan, waarover men zich zou kunnen heen-
zetten, wanneer de verhoging in beide gevallen hetzelfde was.
Spreker weet, dat alle verhuurders en ook de besturen der
woningbouwverenigingen achter hem staan, wanneer hij
het College verzoekt, het tarief in beide gevallen op 1.25
vast te stellen.
Bij handhaving van het voorgestelde tarief wordt wel
het hygiënisch belang behartigd, maar wordt het sociale
element te niet gedaan. Bovendien kunnen zowel de particu
liere verhuurders als de besturen der woningbouwvereni
gingen deze extra uitgave bij de toch al dure exploitatie
moeilijk dragen. Het Directoraat-Generaal van de Prijzen
heeft een verhoging van het tarief tot 2.voor de controle
van woningen goedgekeurd, maar bepaalt het maximum
en niet het minimum, waarom spreker het College verzoekt
de door hem gevraagde wijziging in het artikel aan te brengen.
De heer Jongeleen antwoordt, dat het Directoraat-Generaal
van de Prijzen toestemming heeft verleend de tarieven te
verhogen tot ƒ3.voor het instellen van een onderzoek
op aanwezigheid van ongedierte in een woning en tot 1.25
voor het instellen van een onderzoek op aanwezigheid van
ongedierte in huisraad. In de Commissie van Fabricage is
lang en breed over deze zaak gesproken; aanvankelijk wilde
zij het tarief in beide gevallen stellen op 2.Het Directo
raat-Generaal had overwegend bezwaar tegen het tarief
van f 2.voor laatstbedoeld onderzoek, waarom het College
thans heeft voorgesteld 2.en 1.25, waarbij het rekening
heeft gehouden met de personeelskosten van de Reinigings-
en Ontsmettingsdienst.
De heer van Iterson wijst nogmaals op het grote hygiënische
en sociale belang aan dit voorstel verbonden. Voorheen
bedroeg het tarief voor het onderzoeken zowel van een
woning als van meubilair 1.en nu zit er toch iets scheefs
in, het tarief voor het onderzoeken van een woning op 2.
te bepalen en dat voor het onderzoeken van meubilair op
1.25. Men behartigt met het voorgestelde tarief wel het
hygiënisch belang, maar laat men dan ook het sociaal belang
in het oog houden! Spreker weet zeker, dat er bij een tarief
van 1.25 geld bij moet, maar hij begrijpt niet, waarom
de een nu weer meer moet betalen dan de ander en hij zou
daarom gaarne zien, dat het tarief voor het onderzoeken
van een woning ook op 1.25 gebracht werd. Al staat de
Prijsbeheersing honderdmaal toe, dat men voor het onder
zoeken van een woning 2.of zelfs meer mag berekenen, toch
verzoekt spreker het College het hygiënisch en sociaal belang
in het oog te houden en het tarief in beide gevallen op 1.25
te stellen, zodat ieder bevredigd wordt. Spreker stelt derhalve
voor zowel voor het onderzoeken van woningen als van
meubilair het tarief op 1.25 te stellen.
Vaststellen verordening rechten Gemeentelijke Reinigings-
(Voorzitter e.a.) en Ontsmettingsdienst.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende
ment van de heer van Iterson, luidende:
„Ondergetekende stelt voor, in artikel 2, sub G, sub aenfc
van de verordening te lezen in plaats van 2.resp. 1.25,
telkens 1.25."
De heer Woudstra gevoelt wel iets voor dit amendement.
Spreker maakt uit de discussie op, dat de Commissie van
Fabricage eigenlijk is afgeweken van het principieel stand
punt, om in beide gevallen een gelijk bedrag te heffen, zulks
onder drang of naar aanleiding van een zekere beslissing
van de Prijsbeheersing. Het was dus niet nodig geweest
van dit principe af te wijken; immers, een heffing van 1.25
in beide gevallen zou in elk geval ook door de Prijsbeheersing
goedgekeurd zijn. Juist om te blijven in de lijn van de naar
sprekers mening juiste beslissing, indertijd in dit opzicht
door de Commissie van Fabricage genomen, ondersteunt
hij het amendement-van Iterson.
De heer Jongeleen geeft de Raad in overweging het amende
ment-van Iterson af te wijzen. Wanneer het College voorstelt,
2.te rekenen voor onderzoek van een woning en 1.25
voor onderzoek van meubilair, dan komt in deze verhouding
tot uitdrukking de waardering van het College voor deze
werkzaamheden. Sedert de laatste wijziging van deze ver
ordening is een en ander gebeurd; de lonen zijn gestegen.
Wanneer de heer van Iterson zegt, dat bij die 1.25 de
gemeente geld bij legt en dan plotseling dat bedrag van
2.is vergeten, dan voegt spreker daaraan toe, wat de
heer van Iterson heeft vergeten, n.l. dat men verschil moet
maken tussen onderzoek van een huis en van meubilair.
Wanneer de heer van Iterson 1.25 voor onderzoek van
een meubilair te weinig acht, dan koppelt spreker daaraan
vast, dat 2.voor onderzoek van 'n huis ook te weinig is.
Met andere woorden: men kan beter voor 1.25 meubilair
onderzoeken dan voor 2.een woning. Het onderzoek van
een woning vraagt meer tijd dan het onderzoek van meubilair.
Bovendien betreft het onderzoek van meubilair niet altijd
een gehele inboedel; soms betreft het onderzoek slechts
enkele stukken.
Waar nu de Prijsbeheersing machtiging heeft verleend
om voor het onderzoek van een woning 3.te rekenen
de Commissie van Fabricage is op dit punt gedeeltelijk
overstag gegaan; zij heeft niet aanvaard het voorstel van
de Directeur om deze tarieven te stellen op resp. 1.25 en
3.maar achtte voor onderzoek van een woning een
tarief van 2.oirbaar is een tarief van 2.voor
onderzoek van een huis alleszins redelijk. En in verband
met de meerdere werkzaamheden, verbonden aan het onder
zoek van een huis, is een tarief van 1.25 voor onderzoek
van meubilair ook geheel verantwoord. Spreker geeft dus in
overweging het amendement-van Iterson niet aan te nemen.
De heer van Iterson is het niet eens met de heer Jongeleen,
dat het onderzoek van meubilair gemakkelijker is dan het
onderzoek van een woning. Bij het onderzoek van een huis
kijkt men allereerst op de slaapkamer; wanneer men daar
niets vindt, is men practisch al gereed met het onderzoek,
terwijl het bij meubilair mogelijk is, dat men vele meubelen
moet onderzoeken; dat eist dan meer onderzoek.
De heer Jongeleen blijft bij zijn standpunt, dat het onder
zoeken van een woning meer tijd eist dan het onderzoeken
van meubilair. Het allerlaatste argument van de heer vau
Iterson neemt spreker met een korreltje zout. Wanneer een
particulier bedrijf een gulden vraagt voor een onderzoek, is dat
dan gebaseerd op een volledig onderzoek! de woningbouw
verenigingen vragen nu nog minder; dit zijn dan onder
zoekingen aan de lopende band, in massa, hoewel spreker
niet wil beweren, dat men er dan maar met de pet naar gooit.
De heer van Iterson zegt, dat wanneer een dergelijk onder
zoek door een particuliere instantie wordt verricht, aan
woningbouwverenigingen en particulieren, een tarief van
een gulden in rekening wordt gebracht, zowel voor een
woning als voor meubilair.
En niet bij abonnement, zoals de heer Schüller nu zegt.
Het amendement van de heer van Iterson wordt ver
worpen met 17 tegen 16 stemmen.
Tegen stemmen: mevrouw de Cler, mevrouw Vijlbrief,
de heren D. J. van Dijk, Goslings, Schüller, Ligtvoet, Smit,
mevrouw van Staveren, de heren van Schaik, Jongeleen,
van der Kwaak, Menken, Aalders, Keij, Kortmann, van
Weizen en mevrouw Braggaar.