168 MAANDAG 13 OCTOBER 1947. Beschikbaarstellen gelden personenauto Reinigings- Jongeleen e.a.) dienst en Gemeentewerken. Het is voor het College uiterst moeilijk een voorstel te aanvaarden, waarin het bedrag is bepaald op ten hoogste 2.800.—. De heer Frohwein vraagt, of de auto er reeds is. De heer Jongeleen zal op deze vraag niet ingaan. De heer Frohwein merkt op, dat het daar juist om gaat. De heer Jongeleen meent, dat met de aanschaffing van een auto van 2.800.de gemeentefinanciën niet op de beste wijze worden verzorgd, omdat men daarbij het risico loopt binnen het jaar een nieuwe auto nodig te hebben. In het algemeen bestaat bij hen, die het weten kunnen, bezwaar tegen de aanschaffing van een auto van 2.800.Goedkoop is in deze stellig duurkoop. Indien de heer Kortmann zeer groot bezwaar tegen de aanschaffing van de auto heeft, kan hij tegen het voorstel van het College stemmen. Wanneer men pleit voor de instelling van een centraal autopark, wekt men de indruk, dat op deze wijze kan worden bezuinigd. Het College zal niets liever doen dan bezuinigen op dit punt, wanneer het mogelijk is. Er is echter bij de gemeente een tekort aan auto's, terwijl er bij het Rijk een overvloed van auto's is. Spreker moet dan ook het denkbeeld van de heer Vos om over de aanschaffing van de auto te beslissen, nadat een praeadvies over het denkbeeld tot de stichting van een centraal autopark is uitgebracht, afwijzen. De Raad kan beter het voorstel van het College verwerpen dan het voorstel van de heer Vos aanvaarden. De Voorzitter vreest, dat wat men door de instelling van een centraal autopark aan de ene kant bezuinigt, aan de andere kant door de inrichting van een centrale garage, de aanstelling van chauffeurs en het onderhoud, zeer zwaar op de gemeentelijke schatkist zal drukken. De heer Kortmann wil zoveel mogelijk aan de wensen van de Wethouder tegemoet komen, indien de genoemde diensten de auto inderdaad nodig hebben, maar meent, dat een bedrag van 2.800.voldoende is. De auto's van 2.800. zijn inderdaad slecht, maar ook een auto van 5.000.zal de termijn van vijf jaar, waarin hij volgens het voorstel van het College zal worden afgeschreven, niet kunnen uitdienen. Met het oog op de polderwegen en andere heel slechte buiten wegen zijn de auto's van 2.800.voor doctoren zeer ongeschikt, maar indien de auto's werkelijk zo slecht waren als de heer Jongeleen het wil doen voorkomen, zou het buitengewoon dom van de Regering zijn, om ze geregeld te laten importeren. Spreker zag dan ook gaarne aan het voor stel van de heer Vos voorrang verleend; wordt dit voorstel aangenomen, dan trekt spreker het zijne in. De heer Vos constateert, dat de Wethouder sprekers voor stel niet goed heeft begrepen en de toelichting niet goed heeft aangehoord, wanneer de Wethouder zegt: laat de Raad, indien het om het voorstel van de heer Vos gaat, liever het voorstel van het College verwerpen. Dit is in het geheel niet logisch. Spreker heeft immers uitdrukkelijk verklaard, dat, indien de onmogelijkheid van de instelling van een centraal autopark uit het praeadvies van het College blijkt, hij voor het voorstel van het College zal stemmen. De bezwaren, welke de Voorzitter opperde, zou spreker graag nader toegelicht in een praeadvies willen zien. Intussen stelt spreker zich voor, dat men door een eenvoudige organi satie kan bereiken, dat alle diensten een dag van te voren opgeven, hoe laat zij een auto nodig hebben. Het centrale punt zou het stadhuis kunnen zijn. De heer Riedel zegt, dat de woorden „centraal autopark" hem zeer sympathiek in de oren klinken. In het voorjaar van 1946 heeft spreker bij het bezoek, dat de heer Jongeleen, enkele ambtenaren van de Reinigingsdienst en hij aan het cen trale autopark van Haarlem brachten, de indruk gekregen, dat die gemeente met de instelling daarvan een zeer gelukkig besluit heeft genomen. Spreker acht het van belang, dat ook voor de gemeente Leiden de vraag, of de instelling van een centraal autopark de beste oplossing is, nader met behulp van gegevens van andere gemeenten wordt uitgewerkt. Een van de bijzondere voordelen van het centrale autopark van Haarlem was, dat zij, die de beschikking over een auto wilden hebben, zeer snel werden geholpen, en dat men ook de soorten, kleiner of groter, zelf afwoog en dan ter beschik king kon stellen. Spreker kan dus niet meegaan met het voorstel van de heer Vos om het ene niet aan te nemen en het andere daarvoor in de plaats te stellen, maar verzoekt Beschikbaarstellen gelden personenauto Reinigings- (Riedel e.a.) dienst en Gemeentewerken; e.a. de heer Vos zijn voorstel te wyzigen in die zin, dat het voor stel van het College thans aangenomen kan worden, doch binnen niet te lange termijn het College praeadvies uitbrengt over het denkbeeld tot instelling van een centraal autopark. De heer Woudstra acht de indiening van het voorstel-Vos op dit ogenblik een welkome aanleiding dit punt eens te bespreken en door het College nader onder ogen te doen zien. De aanschaffing van een auto voor Gemeentewerken heeft toch niet zo'n geweldige haastde toewijzing ervan kan zeer lang duren. De gemeente is een eenheid; het ligt dus voor de hand dat, als zij een aantal auto's heeft, die auto's gebruikt worden daar, waar ze nodig zijn en dat niet elk bedrijf aparte auto's heeft. Juridisch is daarvan geen sprake, feitelijk mag dit ook niet zo zijn. Die auto's moeten gedistribueerd worden daar, waar ze nodig zijn. Dit is de zin van het voorstel van de heer Vos; spreker zal daarvoor stemmen. De heer Schüller constateert, dat zijn stem toch niet tevergeefs geklonken heeft. Jarenlang heeft hij gepleit voor een gemeentelijk centraal vervoerswezen, nog bij de begroting voor 1947 zelfs, maar toen heeft hij de steun van de raads leden, die nu op een centraal autovervoer aandringen, niet kunnen krijgen. Spreker constateert dus, dat zijn aandringen in die richting gedurende deze jaren wel enig nut heeft gehad en dat eindelijk het besef doorgedrongen is, dat ook hier, evenals in andere gemeenten, instelling van een centraal vervoer wenselijk is. De heer Jongeleen zegt, dat het College blijft prijs stellen op aanneming van dit voorstel. Het College is bereid de quaestie van instelling van een gemeentelijk centraal autopark in onderzoek te nemen. Spreker persoonlijk heeft daaraan geen behoefte, na de daarover door de Voorzitter gemaakte opmerking; ook naar sprekers mening is daaraan een zeer groot gevaar verbonden. Men kan op het ogenblik deze gehele zaak nog niet overzien. Spreker stelt dus voor, het voorstel-Vos te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies, maar daarnaast handhaaft het College zijn voorstel tot aan schaffing van deze auto. De Voorzitter zegt, dat dit niet mogelijk is, aangezien het voorstel van de heer Vos strekt tot aanhouding van punt 9. Aangezien het College prijs stelt op aanneming van het voorstel, bedoeld onder punt 9, moet het voorstel van de heer Vos verworpen worden. Het voorstel van de heer Vos wordt verworpen met 21 tegen 16 stemmen. Tegen stemmen: de heren van Weizen, Cats, mevrouw Vijlbrief, de heren Piena, Riedel, van Schaik, Jongeleen, van der Kwaak, Ligtvoet, D. J. van Dijk, Menken, Goslings, Knuttel, Key, Schüller, Smit, mevrouw Braggaar, mevrouw de Cler, de heren van Iterson, Riemens en mevrouw van Staveren. Vóór stemmen: de heren Woudstra, Knetsch, Lombert, Vos, Perquin, Kortmann, Frohwein, Hendriks, Robbers, Balkestein, Knol, A. van Dijk, Stolp, van Oijen, Aalders en Wilmer. Het voorstel van de heer Kortmann wordt verworpen met 30 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen: de heren van Weizen, Cats, mevrouw Vijlbrief, de heren Piena, Riedel, Woudstra, van Schaik, Jongeleen, van der Kwaak, Ligtvoet, D. J. van Dijk, Knetsch, Menken, Goslings, Vos, Knuttel, Frohwein, Key, Schüller, Smit, mevrouw Braggaar, mevrouw de Cler, de heren Robbers, Balkestein, Knol, van Iterson, Stolp, Riemens, mevrouw van Staveren en de heer Aalders. Vóór stemmen: de heren Lombert, Perquin, Kortmann, Hendriks, A. van Dijk, van Oijen en Wilmer. Wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt hierna spoedshalve aan de orde: Voorstel tot het aankopen van twee percelen aan de Emmastraat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 6