154 MAANDAG 29 SEPTEMBER 1947. Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de (Jongeleen e.a.) Bosch- en Gasthuispolder. Ondanks deze bezwaren zal het College binnenkort met een zeer uitgebreid plan om zand te verkrijgen komen. De heer A. van Dijk nam aan, dat het aantal inwoners van Leiden 85.000 bedroeg; op het ogenblik is het echter de 87.000 ver gepasseerd. Het is zeer moeilijk een definitief antwoord te geven op de vraag van de heer Riemens, of het gemeentebestuur bereid is andere gronden voor de gedupeerden beschikbaar te stellen; 1°. moet de gemeente daarvoor wederom onteigenen, 2°. komt het gemeentebestuur daarbij buiten de grenzen van de gemeente en 3°. is het de vraag, of de gedupeerden bereid zijn de gronden in gebruik te nemen, welke de gemeente dan zal onteigenen of kopen? Het gemeentebestuur is uiteraard bereid zijn medewerking te verlenen bij pogingen tot het verkrijgen van andere gronden voor deze gedupeerden. Het voorstel van het College is in het belang van de volks huisvesting en is mede ingegeven door de noodzakelijkheid van uitbreiding van het gemeenteüjk grondbezit voor de woningbouw en de industrie, maar ook voor de bouw van kerken en scholen. Het College begrijpt de moeilijkheden, welke voor de bezitters van de cultuurgronden zullen ont staan en kent de grote gehechtheid van deze bezitters aan hun grond, die vaak van vader op zoon in bezit is overgegaan. Het heeft echter gemeend dit voorstel te moeten doen in het waarachtig belang van de gemeenschap der ingezetenen en ten bate van de goede ontwikkeling van de gemeente, waarom spreker er bij de Raad op aandringt, het plan te aanvaarden. De heer Vos zal, nu de heer Knuttel de vergadering in middels heeft verlaten, geen gevolg geven aan zijn voor nemen, iets aan diens adres te zeggen. De heer Knuttel meende, dat niet alle raadsleden voldoende vlug van begrip zijn om grapjes te begrijpen. Het is inderdaad zeer moeilijk uit te maken, of de heer Knuttel, wanneer hij zich op econo misch gebied begeeft, grappig dan wel in ernst is. De Wethouder heeft sprekers betoog blijkbaar zo onbe langrijk gevonden, dat hij het niet nodig achtte er op te antwoorden, hetgeen spreker de Wethouder, gelet op het grote aantal sprekers en de vele onderwerpen, die waren aangeroerd, overigens niet zo erg kwalijk neemt. De Wethouder heeft, sprekende over het bouwschema, toegegeven, dat dit zeer willekeurig is en dat hij in het geheel niet weet, of alle huizen, die er in staan, zullen kunnen worden gebouwd en, zo ja, wanneer dit kan geschieden. Volgens de Wethouder is men bij het bouwschema uitgegaan van het criterium van 400 huizen per jaar. Spreker acht dit niet juist, want voor de jaren 19471958 wordt een schema opgezet voor 7200 woningen. De heer Jongeleen doet opmerken, dat de 400 huizen betrekking hebben op het jaarlijks tekort. De heer Vos heeft het nu over het schema, dat door Gemeentewerken is opgezet en uitgaat van 720 woningen per jaar, maar ook veel te ruim is opgezet, wanneer er volgens de Wethouder 400 woningen per jaar gebouwd moeten worden. In alle geval kan ook volgens de Wethouder de opzet te optimistisch zijn en ook spreker heeft betoogd, dat men nu niet kan beoordelen, hoeveel huizen gebouwd kunnen worden en dat dit zal afhangen van de bouwmaterialen. Om deze reden acht spreker deze groots opgezette onteigening, welke steunt op dit bouwschema te onzeker en niet urgent in deze omvang. De fractie van de Partij van de Vrijheid is niet tegen elke onteigening en bestrijdt niet alle argumenten, die pleiten voor woningbouw en het scheppen van recreatie oorden; zij is alleen tegen de onteigening in deze omvang op dit ogenblik. Door de erkenning van de Wethouder, dat de mogelijkheid van bouwen zeer onzeker is, is de basis aan deze onteigening ontvallen. Bovendien is het mogelijk, dat bij hoge bouw minder gronden nodig zullen zijn. Volgens de Wethouder zullen de gronden voor recreatie doeleinden ook nodig zijn om de fouten, die in het verleden zijn gemaakt, te herstellen, want zo zei hij niet alleen de bewoners van de nieuwe wijken, maar ook die van de bestaande wijken, waarin men de recreatiegelegenheden node mist, zullen er van moeten profiteren. Indien dit juist is, geschiedt de onteigening in deze mate en met zoveel recreatie- gronden onder valse vlag, immers niet omdat er zoveel grond voor woningbouw nodig is. Ook op dit punt is het betoog van de Wethouder in zich zelf tegenstrijdig, omdat volgens hem, aan deze gehele wijk van 40 ha meer recreatiegronden moeten worden toegevoegd. Dan gaat men nu fouten van 25 jaren geleden herstellen; dit heeft dan niet te maken met woningbouw, die zo urgent is en spreker acht dit experimen teren in meer recreatiegrond, die niet nodig is voor woning bouw, zeer slecht op zijn plaats in dit tijdvak van financiële Onteigenen van gronden in de Stadspolder en de (Vos e.a.) Bosch- en Gasthuispolder. moeilijkheden. Men moet dit nog maar een beetje uitstellen, totdat de gemeente-financiën in wat gunstiger toestand zijn. Uit de woorden van de Wethouder zelf blijkt, dat deze gronden voor de woningbouw als zodanig niet nodig zijn. Spreker is dus niet tegen onteigening, maar wel tegen onteigening thans al van gronden, die misschien pas over 10 jaren nodig zijn, in ver band met de financiële toestand van de gemeente en sprekers fractie zal dan ook tegen dit voorstel tot onteigening stemmen. De heer Frohwein antwoordt de heer Schüller, die sprak over het denkend deel der natie, dat de Partij van de Vrijheid er prijs op stelt recht voor de waarheid uit te komen en niet van plan is een blad voor de mond te nemen. Spreker hoopt, dat dit gewaardeerd kan worden. Volgens de heer Schüller is het scheppen van recreatie gelegenheid niet los te maken van de woningbouw. Naar sprekers mening dient men hier dan een middenweg te bewandelen en niet, zoals in het Plan „Leiden-Noord" 22.7 van de 32 ha, dus 2/s, voor recreatiedoeleinden te bestemmen, ten koste van ƒ1.670.000.plus nog de kosten voor de aanleg. Bij deze slechte financiële toestand van de gemeente kan men zich dat niet veroorloven. De heer Jongeleen heeft gesproken over het rondzenden der stukken aan de leden van de Commissie van Fabricage en van Financiën. Spreker heeft deze stukken echter ont vangen op Zaterdagavond te 9.20 uur, niet op Vrijdagavond, zoals de Wethouder mededeelde. Wat de heer Goslinga uit de oude tijd met deze materie te maken heeft, is spreker niet duidelijk. Spreker bestrijdt de heer Jongeleen niet persoonlijk, maar bestrijdt in de leden van de Partij van de Arbeid, dat zij uit politieke overwegingen hun socialistisch standpunt ten aanzien van de grondeigendom naar voren brengen. De Wethouder ver dedigt zeer nadrukkelijk de stelling, dat als de grond in waarde stijgt, onafhankelijk van en buiten toedoen van de eigenaar, deze grotere waarde niet aan de eigenaar behoort ten goede te komen. Dat is het zuiver socialistische principe, waarmede spreker het niet eens is. De Wethouder zegt voorts, dat de arbeiders recht hebben op ontspanning. De Partij van de Vrijheid zal de laatste zijn om dat te ontkennen, maar men moet zich daarbij niet blindelings laten leiden door een partij-principe en in het wilde weg maar zoveel mogelijk grond voor recreatie-doel einden beschikbaar willen stellen. Men moet rekening houden met de beperkte geldmiddelen van de gemeente en niet ruim 2/3 van de totale oppervlakte daarvoor bestemmen. Naar aanleiding van hetgeen de Wethouder gezegd heeft over sprekers verwijt, dat hij met dit plan propaganda zou beogen, vraagt spreker, waarom de Wethouder dit park dan precies achter de Kooi ontworpen heeft. Spreker begrijpt voorts niet, wat het vraagstuk van de economie bij de Lichtfabrieken te maken heeft met dit voorstel inzake stadsuitbreiding. Bovendien heeft spreker in de desbetreffende vergadering ervaren dat 's Wethouders partijgenote mevrouw Braggaar—de Does ook tegen de gasprijsverhoging bezwaar had. Of waren die bezwaren in feite maar heel oppervlakkig? Dezer dagen is door een zakenman aan de Lichtfabrieken gevraagd anderhalve meter lichtleiding te mogen aanleggentoen kwam een ambtenaar de zaak opnemenna enkele dagen kwam een tweede ambtenaar, die niet wist, dat er al een geweest wasdaarna kwam een derde, die weer niet wist, dat de tweede geweest wasvervolgens kwam er een vierde, die weer niet wist, dat de eerste, tweede en derde geweest waren en tenslotte kwam de vijfde, die niet wist, dat de eerste, tweede, derde en vierde geweest waren. Toen is de aanvrager zelf naar de Lichtfabrieken gegaan, heeft daar zitten wachten en toen is hem medegedeeld, dat de zaak bekeken zou worden. Spreker was er dus niet ver naast, toen hij zeide, dat de Lichtfabrieken economischer moesten werken. Dit is even ter zijde opgemerkt aldus spreker, omdat de Wethouder meende deze kwestie bij het woningbouwplan nog eens opnieuw naar voren te moeten brengen. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot twintig uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 29 September 1947 op Maandag 29 September 1947, te twintig uur. Afwezig is thans de heer van Oijen. Voortgezet wordt de behandeling van agendapunt 16. De heer van der Kwaak verklaart, dat de leden van de Commissie van Financiën in de vergadering dier commissie niet voor een fait accompli zijn gesteld. Op grond van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 14