66 DONDERDAG
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(D. J. van Dijk.)
men geen raad weet. Men heeft verschillende antwoorden op
deze uitdaging geprobeerd, zoals fascisme, nationaal-socialisme
en zelfs het Stalinistisch communisme. Al deze stromingen
hebben gemeen het systeem van een gebonden, een geleide
economie, die streeft naar een beteugeling van de gevaren
van de z.g.n. vrije economie. Maar dit alleen kan nooit vol
doende zijnhiermede dient gepaard te gaan een revolution-
nering van de geestelijke houding der mensen. Het beste
maatschappelijke stelsel zal falen, als het niet gedragen
wordt door een gezonde, positieve geest. Het juiste antwoord
op de uitdaging van deze tijd is dan ook: maatschappelijke
ordening naast geestelijke vrijheid. Het eerste vereist een
sterk besef van gemeenschapszin, het tweede een grote mate
van geestelijke zelfstandigheid. De synthese van beide kan
slechts gevonden worden in het begrip burgerzin. Voor de
opvoeding nu tot burgerzin is de gemeente veel meer geschikt
dan het Rijk; het juiste evenwicht tussen gemeenschapszin
en drang tot ontplooiing der zelfstandige persoonlijkheid kan
gemakkelijker worden gevonden naarmate de gemeenschap,
waarin men leeft, kleiner is. Het eerste instrument van
opvoeding tot burgerzin is het gezin, vervolgens de jeugd
beweging, de vereniging, de buurtschapnatuurlijk is daarbij
steeds een persoonlijk contact nodig en daarom kunnen grote
gemeenten deze taak slechts met moeite vervullen. Op dit
terrein ligt een opvoedende taak bij de wijkgemeenschappen.
De gemeente kan deze opvoedende taak tot burgerzin niet
zelf ter hand nemen; zij kan alleen het particulier initiatief
steunen en waar dit ontbreekt stimuleren, opdat men zoveel
mogelijk tot actieve zelfwerkzaamheid in deze richting gerake.
Hier raakt men dus het terrein van de cultuur- en de onderwijs
politiek. Bij de afnemende betekenis van de autonomie der
gemeenten op technisch, financieel en economisch gebied,
ligt in een versterking van de autonomie der gemeenten in
het culturele vlak, naast het zelfbestuur der gemeente op
sociaal en sociaal-hygiënisch gebied de toekomstige taak der
gemeenten. Men lette in dit verband op hetgeen te Zaandam
door de Zaanse gemeenschap, en verder in Maastricht en
Amsterdam is gepresteerd. Met genoegen constateert spreker,
dat ook het College in Leiden op dit gebied niet heeft stil
gezeten.
Met het oog op zijn voornemen, zich bij deze algemene
beschouwingen zoveel mogelijk te beperken, zal spreker
volstaan met deze korte schets van de plaats, die de gemeente
z. i. in het huidige staatsbestel dient in te nemen.
In verband met de zorgelijke financiële toestand van de
gemeente klinkt alom de kreet van bezuiniging. Wanneer
het gaat om de beperking van de uitgaven tot het hoogst
noodzakelijke, is sprekers fractie het dadelijk daarmede eens.
Over de vraag, wat hoogst noodzakelijk is, kan men echter
verschillend oordelen. In een versoberingsactie ligt een gevaar,
omdat de tijd niet veraf behoeft te liggen, dat men grotere
lasten moet opleggen. Spreker denkt hierbij aan de grond-
politiek. Indien een vorige generatie een actievere grond-
politiek had gevoerd en de gemeente grond had gekocht, die
bovendien goedkoop en gemakkelijk te verkrijgen was, en
indien men toen reeds de huizen had gebouwd, waarvoor de
voorstellen werden gedaan, zou de nood op het ogenblik
ook wel groot zijn, maar toch aanmerkelijk minder groot
dan hij nu is. In verband met de versobering juicht spreker
het voornemen van het College met betrekking tot de in
stelling van een gemeentelijke accountantsdienst buiten
gewoon toe.
Het verheugt spreker, dat het College diligent is ten aanzien
van de annexatie. Het antwoord van het College heeft spreker
volkomen bevredigd en hij acht het overbodig, nogmaals op
de urgentie van annexatie te wijzen. Intussen behoort de
annexatie een rechtsgrond te hebben en mag zij niet plaats
hebben ten koste van de te annexeren gemeente.
Ook het antwoord van het College met betrekking tot het
jaarlijks geneeskundig onderzoek van het onderwijzend
personeel op tuberculose heeft spreker bevredigd, al zou hij
graag een regeling in die zin tegemoet zien, omdat de kinderen
door een groot gevaar worden bedreigd, dat in andere ge
meenten reeds evident is geworden.
De verhouding tussen het openbaar en het bijzonder
voorbereidend lager onderwijs is in Leiden allerongunstigst
voor het openbaar voorbereidend lager onderwijs. Spreker
verenigt zich direct met het standpunt, dat een onderdeel
van de onderwijsvernieuwing in ons land moet zijn de ver
betering van de verhouding tussen deze beide systemen van
onderwijs. Wil men de verhouding zo goed mogelijk laten
worden, dan dient men aan bepaalde misstanden een einde
te maken. De openbare scholen voor voorbereidend lager
onderwijs staan in deze gemeente op de ongunstigste plaatsen.
Dit is inderdaad een onbillijkheid en daarom zou spreker
gaarne zien dat, indien hieraan wederom uitbreiding kan wor-
19 JUNI 4947.
Gemeentebegroting Algemene beschouwingen.
(D. J. van Dijk e.a.)
den gegeven, in de eerste plaats dit onderwijs hiervan zal
profiteren. Verder wijst spreker op de noodzakelijkheid van
stichting in Leiden spreker geeft toe, dat op het ogenblik
al deze zaken nog niet mogelijk zijn, maar dat mag de ogen
niet doen sluiten voor het feit, dat ze er toch zullen moeten
komen van openbare lagere scholenonderzocht zal voorts
moeten worden, of in Leiden niet behoefte bestaat aan
vestiging van een Middelbare Technische School, een lyceum
en een land- en tuinbouwschool. Naarmate Leiden meer
centrum wordt, enerzijds van een belangrijk agrarisch gebied,
anderzijds meer industrieën tot zich zal trekken, zal aan
uitstekende onderwijsinrichtingen als door spreker genoemd
meer en meer behoefte komen te bestaan. Het is natuurlijk
volslagen onmogelijk op het ogenblik reeds met voorstellen
in deze richting te komen, maar spreker dringt er bij het
College op aan een commissie te benoemen, die deze zaken
nader zal bezien, en om na te gaan in hoeverre vestiging van
dergelijke onderwijsinrichtingen in Leiden te verwezenlijken
zal zijn. Spreker betreurt, dat het muziekonderwijs aan de
gemeentelijke Hogere Burgerschool, dat facultatief als leervak
zal worden toegelaten, dit jaar niet zal kunnen gegeven
worden, omdat de uren daartoe niet meer ter beschikking
gesteld zijn.
Ook de quaestie van het schreeuwend tekort aan gym
nastieklokalen in Leiden beveelt spreker in de aandacht van
de Wethouder van Onderwijs aan. Men hoort algemeen de
klacht, dat er is te weinig samenwerking met de sport
verenigingen en bovendien, dat de gymnastiek-lokalen van
bijzondere scholen en instituten niet ter beschikking gesteld
worden van alle gymnastiekverenigingen in het algemeen,
maar alleen aan gymnastiekverenigingen van bijzondere
richting. Spreker begrijpt dat Burgemeester en Wethouders
hier niet direct actief kunnen optreden; hier kan misschien
voor het College een bemiddelende taak liggen.
Spreker zou voorts gaarne vernemen welke bezwaren het
College heeft tegen het voorstel van mevrouw Braggaar
(no. V) betreffende het verstrekken van toegangskaarten aan
de raadsleden tot gemeentebedrijven enz.
Mevrouw Braggaar zegt, dat het antwoord op spreeksters
opmerking over de vrijheid van arbeid ook voor de gehuwde
vrouw haar niet heeft bevredigd. Uit dit antwoord blijkt,
dat de arbeid van de gehuwde vrouw wordt aanvaard, indien
het belang van de overheid er mede is gemoeid. Spreekster
beschouwt het niet als een ideaal, wanneer de vrouw ge
dwongen is, buitenshuis te werken. Zij eist echter voor de
gehuwde vrouw de vrijheid op, de arbeid te verrichten,
waarvoor deze vrouw de capaciteiten meent te bezitten en
waarmede zij naar haar gevoelen haar maatschappelijke
taak vervult. Een gehuwde vrouw, die ook moeder is, zal
in verschillende zaken beter dan anderen tot begrijpen en
oordelen in staat zijn. Het misdrijf, dat een man in zijn dienst
verricht moet wel heel erg zijn, wil hij op grond daarvan
als ambtenaar worden ontslageneen vrouw wordt als ambte
naar (zij het dan ook eervol) ontslagen, wanneer zij in het
huwelijk treedt. Spreekster kan zich daarmede niet ver
enigen. Het is bovendien mogelijk, dat een vrouwelijke
ambtenaar bij voortdurende ziekte van haar man in het
onderhoud van het gezin voorziet. Haar bijverdiensten
kunnen ook nodig zijn om de kosten van de studie der kin
deren te betalen.
Men meet in deze met twee maten, want met een gerust
geweten neemt men een gehuwde vrouw voor het schoon
maken van scholen aan, terwijl deze vrouw in tegenstelling
met de gehuwde ambtenares niet beschikt over het geld,
dat nodig is om gedurende haar afwezigheid haar plaats in
het gezin door een ander te doen innemen. Tijdens de be
zetting hebben de vrouwen in stad en land getoond veel
werk te kunnen verrichten; na de bevrijding sprak men zelfs
over het te harer ere oprichten van een standbeeld. Spreekster
vraagt geen standbeeld, doch wel voor iedere vrouw de
vrijheid, om, gelijk de man, de arbeid te kiezen, die zij begeert.
Ter toelichting van haar voorstel met betrekking tot het
verstrekken van toegangskaarten (identiteitskaarten) aan alle
raadsleden verklaart spreekster het niet wenselijk te achten,
dat de raadsleden in voorkomend geval afhankelijk zijn van
de welwillendheid van de betrokken directeur, al zal hun op
hun verzoek wel toegang worden verleend. De Raad is
verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in de ge
meente; zijn leden moeten dan ook in de gelegenheid zijn,
zo zij dat wensen, een onderzoek in te stellen. Het spreekt
vanzelf, dat men zich daartoe eerst wendt tot de directeur,
wanneer het een gemeentebedrijf betreft.
Met het antwoord op de vraag, om meer vrouwen in de
Commissies te benoemen, kan spreekster tevreden zijn,
althans wanneer het er niet bij blijft, dat er zoveel mogelijk