GEMEENTE LEIDEN.
61
N°. 90.
INGEKOMEN STUKKEN.
Leiden, 16 Mei 1947.
Ondanks grote inspanning is het eerst thans mogelijk
gebleken Uw Vergadering de begroting voor 1947 met de
daarbij behorende bedrijfsbegrotingen en bijlagen aan te
bieden.
Zowel ter bespoediging van het verschijnen van deze
begroting als ter besparing van een niet onbelangrijk bedrag
aan drukkosten, is deze begroting thans gecyclostyleerd in-
plaats van gedrukt.
Wij hebben intussen reeds maatregelen genomen om de
begroting voor 1948 zo tijdig mogelijk te doen uitkomen;
naar wij hopen zal hij dit jaar nog bij Uw Vergadering aan
hangig gemaakt kunnen worden.
Voor zoveel nodig brengen wij Uw Vergadering nog in
herinnering, dat door grote achterstand in de werkzaam
heden, zowel als gevolg van de oorlog alsook door personeels
gebrek op de afdeling Financiën, noch voor 1945 noch voor
1946 een begroting werd opgemaakt, doch met machtiging
van Gedeputeerde Staten bij besluiten van 9 Augustus 1945
(Ingek. Stukken No. 70) en 2 September 1946 (Ingek. Stukken
No. 118) voor elk dier jaren een begroting werd geldig ver
klaard, gelijk aan die van het vorig jaar, behoudens enkele
wijzigingen.
Deze aangelegenheid is ook nog van belang voor de be
groting voor 1947, omdat overeenkomstig het model van
de begroting bij elke post, naast de raming voor 1947, ook
de raming van de vorige begroting, i.e. 1946, alsook de
werkelijke bedragen volgens de laatst vastgestelde rekening
moeten worden opgenomen.
Nu evenwel voor het jaar 1945 een begroting is geldig
verklaard gelijk aan die voor 1944 en voor het jaar 1946
gelijk aan die van het voorgaande dienstjaar, komt dit
hierop neer, dat de begrotingscijfers voor 1946 in werkelijk
heid de ramingscijfers voor 1944 zijn.
Eerst onlangs is door Uw Vergadering, n.l. bij besluit
van 31 Maart 1947 (Ingek. Stukken No. 66), de gemeente
rekening voor 1943 voorlopig vastgesteld. In verband hier
mede kenden in de begmting 1M7 sleehts dero rekenings-
cijfers worden opgenomen, inplaats van, zoals onder normale
omstandigheden het geval zou zijn, de rekeningscijfers
over 1945.
Hoewel tengevolge van de belangrijke wijzigingen in de
prijzen en lonen sinds 1944 de ramingscijfers voor 1944 noch
de rekeningscijfers over 1943 een behoorlijke maatstaf
vormen voor een vergelijking met de ramingscijfers voor
1947, is onder de gegeven omstandigheden een vergelijking
met de ramingscijfers voor 1944 sleehts mogelijk.
De begroting voor 1944 werd bij besluit dd. 29 Februari 1944
(Ingek. Stukken No. 35) vastgesteld met een
tekort van1.130.152.
Dit tekort werd na het overleg met Gedepu
teerde Staten bij besluit dd. 25 November 1946
(Ingek. Stukken No. 181) verminderd met
142.596.terzake van de volgende onder
delen, welke voor 1947 dienovereenkomstig
zijn geraamd:
1°. vermindering van de stor
ting in de vernieuwingsfondsen
van de Gas- en Electriciteits-
fabriek evenals voor de jaren
1935 t/m 1943 tot (voor
1944 was 1 aangehouden),
gevende een voordelig verschil
van 11.700.b 45.840.— 57.540.—
2°. inplaats van 30.000.
werd het gehele exploitatieverlies
van het Grondbedrijf ten laste
van de reserve van dat bedrijf
gebracht, gevende een verschil
van33.253.
3°. enkele posten voornamelijk
met een politieke strekking, waar
onder 50.000.op „Onvoor
ziene Uitgaven" voor plannen
ten aanzien van de jeugdzorg,
zijn vervallen
51.803.—
Eesteert mitsdien een tekort van
142.596.—
987.556
Het bij Uw Vergadering aangeboden ontwerp van de
begroting voor 1947 levert, voor wat de gewone dienst
betreft, een tekort op van 2.202.565.
Bij een vergelijking van dit tekort ten opzichte van dat
voor 1944 moet met de twee volgende feiten nog rekening
worden gehouden:
1. de uitkering van het Eijk terzake van de ondernemings
belasting werd in de begroting 1944 voor memorie geraamd
als tegenhanger van de door de gemeente terzake van de
gemeentebedrijven verschuldigde vennootschaps- en onder
nemingsbelasting, vermits een raming van deze aanslagen
niet mogelijk was.
Voor 1947 is de uitkering van het Eijk terzake van de
ondernemingsbelasting, overeenkomstig de desbetreffende
richtlijnen van Gedeputeerde Staten, gebaseerd op de ge
middelde uitkering over de jaren 1942 t/m 1946 met in
achtneming van de z.g. achterstandsuitkering, geraamd op
een bedrag van561.760.
2. in de begroting voor 1944 is geen rekening
gehouden met de toen reeds in uitzicht gestelde
bijdrage in de kosten van de Politie.
Intussen is het „Tijdelijk Politiekosten Be
sluit 1946" afgekomen, dat van 1943 af geldt.
Volgens dit besluit had op basis van de ramings
cijfers voor de Politie voor 1944 voor dat jaar
een bijdrage van het Eijk kunnen worden ge
raamd van234.183.—
Totaal 795.943.—
Indien deze beide factoren in aanmerking worden genomen,
verkrijgt men voor 1944 een tekort van ƒ987.556.
795.943.191.613.tegenover een tekort voor
1947 van 2.202.565.of wel een verschil van 2.010.952.
Dit grote verschil kan in grove trekken als volgt worden
toegelicht
Straatverlichting95.000.
Uitkering L.D.M. (lagere uitkering) 45.000.
Fabricage-uitgaven (excl. uitgaven scholen) 485.000.—
Onderwijs200.000.—
Krankzinnigenverpleging60.000.
Sociale Zaken100.000.
Lichtfabrieken (lagere winst)260.000.
Eeinigings- en Ontsmettingsdienst (hoger
verlies)90.000.—
Bente en pxavkie kasgeld. 105.000.
Subsidies aan verenigingen100.000.
Vio gedeelte omslagheffing molestverzekering 120.000.
Onvoorziene uitgaven50.000.
Salarissen
a. Verhoging salarissen van ambtenaren,
uitgezonderd die van gemeentewerken en de
bedrijven gedurende het tijdvak 1 Januari
19441 Januari 1947145.000.
b. verhoging salarissen van
alle ambtenaren, ingevolgeBaads-
besluit van 3 Maart 1947 (Ingek.
Stukken No. 51) (10%). 255.000.
400.000.—
2.110.000.—
Vermakelijkheidsbelasting (hogere opbrengst) 100.000.
Blijft
ƒ2.010.000.—
De belangrijke toeneming van het tekort is dus vrijwel
uitsluitend een gevolg van de stijging van de uitgaven,
terwijl aan de gemeente de bronnen ontbreken om de hogere
uitgaven te kunnen opvangen.
De door het Eijk in de loop der jaren genomen maat
regelen, in het bijzonder betreffende de inperking van het
gemeentelijk belastinggebied, hebben de gemeenten n.l. in
een dusdanig moeilijke financiële positie gebracht, dat het
zonder ingrijpende wijziging van de financiële verhouding
tussen het Eijk en de gemeenten niet meer mogelijk is het
evenwicht tussen de gewone inkomsten en uitgaven te
handhaven.
De Begering is van de financiële moeilijkheden der ge
meenten ten volle doordrongen en heeft een Commissie
(de Commissie-Oud) ingesteld, aan welke Commissie is
opgedragen maatregelen te beramen tot herstel van de
financiële zelfstandigheid der gemeenten.
Aangezien het nog wel geruime tijd zal duren, alvorens
de Commissie-Oud met afgeronde voorstellen zal kunnen
komen en voordat deze geëffectueerd zijn, heeft de Begering
intussen verschillende maatregelen getroffen, om enige ver
lichting te brengen in de noodtoestand, waarin de gemeente-
financiën zijn komen te verkeren.