MAANDAG 3 FEBRUARI 1947.
9
Omzetting van o.I. scholen in opleidingsscholen
(van Schaik e.a.) voor u.l.o.; e.a.
althans steun bij het onderwijs in huishoudelijke zaken
vroeg, heeft spreker dan ook met liefde zijn medewerking
verleend. Met even groote liefde is spreker op het oogenblik
bezig hetzelfde bij alle andere groepen, dus ook bij het opens
baar onderwijs, mogelijk te maken.
Hoewel het daarvoor eigenlijk nog niet den tijd is, wilde
spreker even principieel ingaan op de denkbeelden van den
heer Wilmer, wiens meening omtrent de scholen voor eind
onderwijs hij volkomen deelt. Deze moet men evenwel
geheel los maken van het thans behandelde voorstel. Dit
bedoelt slechts een tijdelijke aanpassing.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XYa. Voorstel tot wijziging van de verordening van 25
October 1937 (Gemeenteblad No. 17) houdende instructie
voor het hoofd en het verder onderwijzend personeel der
school voor buitengewoon lager onderwijs verbonden aan
het gesticht „Voorgeest". (34)
De heer Woudstra vestigt er de aandacht op, dat volgens
het tweede lid van het voorgestelde artikel het hoofd der
school verplicht is zijn medewerking te Aerleenen aan alle
vanwege de drie gestichten genomen administratieve maat
regelen. Er worden uitteraard zeer veel administratieve
maatregelen met betrekking tot het personeel en de patiënten
der gestichten genomen, doch het is de bedoeling, dat het
artikel beperkt blijft tot het terrein, waarop de taak van
het hoofd der school ligt, dus tot de school en de leerlingen.
Spreker gevoelt er veel voor, door een wijziging van het
artikel het hoofd der school te beschermen tegen aanvallen,
die op hem gericht kunnen worden in verband met maat
regelen, waarmede hij niets te maken heeft.
De Voorzitter zegt, dat men het artikel dient te lezen in
het verband van de geheele instructie. Het is volkomen de
bedoeling, dat het alleen geldt voor de administratieve
maatregelen, welke betrekking hebben op het gebied van
de school. Er zijn echter ook administratieve maatregelen
met betrekking tot de kinderen, waarmede het hoofd der
school gedeeltelijk te maken krijgt.
De heer Woudstra acht het een en ander niet zoo vanzelf
sprekend. Indien aan het tweede lid wordt toegevoegd:
„de school of de leerlingen betreffende", is alle twijfel uit
gesloten.
De Voorzitter kan op het oogenblik niet met zekerheid
zeggen, of niet de mogelijkheid bestaat, dat bij aanbrenging
van de wijziging ook voor andere maatregelen de mede
werking van het hoofd der school moet worden gevraagd,
omdat zij ook op de schoolkinderen betrekking hebben.
De heer Woudstra vraagt, of de Voorzitter op grond van
de verordening in haar geheel de wijziging niet noodzakelijk acht.
De Voorzitter acht de toevoeging inderdaad niet nood
zakelijk en zou het op prijs stellen, wanneer het artikel
ongewijzigd werd aangenomen, omdat het moet worden
gelezen in het verband van de verordening in haar geheel.
De verordening wordt zonder hoofdelijke stemming vast
gesteld.
XVI. Voorstel inzake herziening van de jaarwedden van
den secretaris en den ontvanger. (14)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
XVII. Voorstel tot het beschikbaar stellen van gelden voor
het doen vervaardigen van een klapper op het bevolkings
register van 18541881 ten dienste van het Üud-Arehief. (15)
De heer Lombert vraagt, of zoo dikwijls navraag wordt
gedaan naar personen, die ongeveer honderd jaar geleden
leefden, dat het inderdaad dringend noodzakelijk is in dezen
tijd van financieelen nood en bezuiniging 2.500.uit te
geven voor het maken van een klapper op het bevolkings
register van 18541861.
Bovendien vraagt spreker, of het personeel van het Oud-
Archief niet zelf tusschen hun werk door den klapper kunnen
samenstellen, waardoor het bedrag van 2.500.in de
tegenwoordige omstandigheden een betere bestemming zou
kunnen krijgen.
Vervaardigen van een klapper op het bevolkings-
(D. J. van Dijk e.a.) register van 18541861; e.a.
De heer J. van Dijk betreurt het, dat de heer Lombert
na zijn langdurig lidmaatschap van den Raad blijk geeft
zeer weinig inzicht in het wezen van het Oud-Archief te
hebben. Er is zooveel werk, dat het personeel het niet meer
aan kan en hopeloos achterop geraakt.
Oogenschijnlijk is het van weinig belang, dat deze klapper
wordt gemaakt. Leiden mag zich echter beroemen op een
buitengewoon goed archief, waarin juist de lacune van de
jaren 18541861 als een pijnlijke plek wordt gevoeld. Spreker
zou het dan ook zeer toejuichen, wanneer dit voorstel werd
aangenomen. De belooning van het werk is zeer minimaal.
Intellectueele arbeid in dezen zin wordt nooit behoorlijk
betaald. 2.500.is wel het minimum dat hiervoor beschik
baar gesteld kan worden. Spreker zou dit wel zeer toejuichen.
De heer Knol zegt, dat dit voorstel bij eerste lezing eigen
aardig aandoet. Spreker vond het als lid van de Commissie
voor het Oud-Archief zelf ook direct vreemd, dat daarvoor
zooveel geld besteed moest worden, maar toen liij zich op
de hoogte had laten brengen, heeft hij de absolute nood
zakelijkheid er van ingezien dit register te doen bijwerken.
Het archief is keurig in orde; naar deze gegevens wordt
blijkbaar veel navraag gedaan. Het is ook een zeer moeilijk
werk; de gegevens moeten uit groote boeken gehaald worden
en op verschillende kaarten worden overgebracht. De be
looning schijnt zeer hoog, maar het is een geluk, dat men
iemand heeft kunnen vinden, die het daarvoor wil doen.
Het is een buitengewoon uitgebreid werk.
De heer Vos vraagt, of er nog meer klappers ontbreken
dan alleen oAmr de jaargangen 18541861? Zoo ja, dan heeft
de Raad waarschijnlijk nog meer van deze posten te ver
wachten en dan zou het een kostbare geschiedenis kunnen
worden.
De Voorzitter zegt, dat voor zoover hem bekend alleen de
klapper op de jaargangen 18541861 ontbreekt. Verder
verwijst spreker naar hetgeen door verschillende raadsleden
reeds ter verdediging van dit voorstel is aangevoerd. Om
den goeden naam van het archief hoog te houden moet men
alles kunnen opzoeken wat: men wenscht. Het personeel van
het Archief is te klein om dit werk er ook nog bij te doen.
De gemeente kan zich zeer gelukkig prijzen, dat zij dezen
persoon bereid heeft gevonden, dit werk te doen.
De heer Lombert hoopt, dat men van alle dingen, die
noodzakelijk zijn, zal kunnen zeggen dat ze ook zoo goed
in orde zijn.
De Voorzitter hoopt dit ook.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVIII. Voorstel inzake het beschikbaarstellen van gelden
ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden (D.U.W.-
werken) onder leiding van de Nederlandsehe Heide Maat
schappij. (16)
De heer van Weizen hoopt, dat de uit te voeren werken
niet van zoo grooten omvang zullen zijn, dat ze niet in
aanmerking komen voor uitvoering door de gemeente zelf
standig.
In verband met de klachten, welke onmiddellijk na de
bevrijding in 1945 vernomen zijn inzake de wijze van uit
voering van deze werken, die toen eveneens geschiedde onder
leiding van den Dienst Uitvoering Werken, verzoekt spreker
den Wethouder eenig toezicht te houden op de arbeids
voorwaarden, waaronder de arbeiders te werk worden gesteld,
zoodat klachten over het niet naleven van de arbeidsvoor
waarden niet opnieuw zullen worden geuit.
De heer Jongcleen kan de verzekering geven, dat hij de
noodige aandacht zal besteden aan de uitvoering van dit
werkobject.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIX. Voorstel inzake het beschikbaarstellen van gelden in
verband met opruiinings- en herstelwerken. (17)
XX. Voorstel tot het beschikbaarstellen van gelden ten
behoeve van het herstellen en vernieuwen van de beschoeiing
van de Sehelpenkade en de Jan van Goyenkade. (18\