MAANDAG 3 FEBRUARI 1947. 3 (Mevr. Braggaar e.a.) zullen de bijzondere aandacht vragen. Spreekster denkt hierbij aan de volkshuisvesting. De debatten in de laatst gehouden vergadering van het afgeloopen jaar hebben wel aangetoond, hoe belangrijk zij door het College en den Raad wordt geacht. Het antwoord van den Wethouder van Fabricage heeft doen zien, dat men voor de oplossing van de moeilijkheden Job's geduld en Salomo's wijsheid noodig heeft. Spreekster hoopt echter, dat het vraagstuk van de volkshuisvesting in het jaar 1947 door wederzijdsch begrijpen en medeleven tot een goede oplossing zal worden gebracht. Tenslotte uit spreekster den wensch, dat het College, de Raad, de ambtenaren en de pers de kracht zullen vinden om Leiden weer tot een goede stad te maken en het te brengen op de plaats, welke het toeko it. (Teeltenen van algemeene instemming). De Voorzitter dankt mevrouw Braggaar voor de vriende lijke woorden, welke zij tot hem en den Secretaris heeft gericht. I. Notulen van de twee vorige vergaderingen. De notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 23 en van 30 December 1946 worden vastgesteld. II. Mededeelingen. De Voorzitter deelt mede, dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de besluiten van den Gemeenteraad van: I. 25 November 1946: a. tot het instellen van een rechtsvordering tegen P. A. Hanselaar tot terugbetaling van ten onrechte genoten kostwinnersvergoeding b. tot wijziging van enkele posten van de begrooting, dienst 1944; c. inzake het tusschentijds ontbinden van de met de weduwe M. W. Gelök-Coenraads aangegane huur overeenkomst betreffende het woonhuis Aalmarkt No. 5 en het verhuren van dat woonhuis aan W. J. v. d. Graaff d. inzake het verpachten van de exploitatie van de buffetten van de Stadsgehoorzaal; e. tot het verhuren van een verdieping van het voormalige schoolgebouw Pieterskerkhof 4a aan het Rijk; tot het verhoogen van het voor de Gemeentelijke Blinden - werkinricliting voor 1946 beschikbaar gestelde bedrag; g. tot het verhoogen van het aan de Yereeniging Zwak zinnigenzorg voor 1946 toegekende subsidie voor haar nazorgwerk II. 23 December 1946: a. inzake het aankoopen van het perceel grond aan de Waardgracht, kad. bekend gemeente Leiden, sectie C, No. 376, en het perceel Weverstraat No. 40; b. inzake het opnieuw verhuren van eenige perceelen grond en water langs den Haarlemmertrekvaartweg en het Poelmeer aan G. Willens te Oegstgeest; e. inzake het beleggen van kasgelden in 1947 d. inzake het aangaan van kasgeldleeningen gedurende het eerste kwartaal van 1947. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten de mededeelingen voor kennisgeving aan te nemen. III. Ingekomen Stukken. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Een schrijven van den heer M. Ouwerkerk, houdende mededeeling, dat hij door het aannemen van een betrekking in dienst der gemeente heeft opgehouden lid van den Raad te zijn. 2°. Een schrijven van den heer W. F. Smit, houdende mededeeling, dat hij als lid van den Raad bedankt. Beide mededeelingen worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter dankt de heeren Ouwerkerk en Smit voor alle werkzaamheden, die zij gedurende hun lidmaatschap van den Raad in het belang van de gemeente hebben verricht. 3°. Een schrijven van den Voorzitter van het hoofdstem bureau voor de verkiezing van de leden van den Gemeente raad, ten geleide van een afschrift van zijn besluit, waarbij mevr. A. van Staveren-Vet benoemd is verklaard tot lid van den Raad. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het schrijven voor kennisgeving aan te nemen. Onderzoek van den geloofsbrief van Mevr. A. van (Voorzitter e.a.) StaverenVet; e.a, 4°. Een vertrouwelijke nota van Burgemeester en Wet houders, houdende nadere toelichting inzake verschillende in de Raadsvergadering van 30 December 1946 ter sprake gebrachte beslissingen van het Gemeentelijke Huisvestings bureau. Deze nota zal in de Leeskamer voor de leden ter inzage gelegd worden in de trommel voor geheime stukken. lila. Onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw benoemde lid van den Gemeenteraad mevrouw A. van Staveren-Vet. De Voorzitter benoemt de heeren Wilmer en van Weizen en mevr. Braggaar tot leden van de Commissie van Onderzoek en schorst vervolgens de vergadering. Na hervatting van de vergadering deelt de heer Wilmer namens de Commissie mede, dat de Commissie den geloofs brief in orde heeft bevonden, weshalve zij tot toelating van mevrouw van Staveren adviseert. Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming besloten. IV7. Praeadvies op het verzoek van II. van Woudenberg om ontslag als lid van de Zuider-Commissie tot Wering van Schoolverzuim. (2) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. V. Benoeming van een ontvanger der gemeente. (3) De Voorzitter verzoekt den heeren D. J. van Dijk, Hendriks en Perquin en mevr. Vijlbrief het stembureau te vormen. De heer Perquin heeft de laatste weken eenige malen bezoek gehad van sollicitanten naar de betrekking van gemeente-ontvanger. Enkelen van hen schroomden daarbij niet hem mede te deelen, dat zij bij hun sollicitatie steun van een bepaalde politieke partij (dus niet: van een bepaalden persoon) zouden ontvangen. Misschien is spreker nog niet voldoende politiek geschoold om zich hieraan niet te ergeren (hij hoopt nimmer deze scholing te verwerven), maar hij meent, dat bij de benoeming van functionarissen niet hun politieke gezindheid, maar wel hun bekwaamheid den doorslag moet geven, zoo de bekwaamheid al niet de eenige richtlijn moet zijn. Dit geldt vooral, wanneer de functionaris als zoo danig hoegenaamd geen invloed op het politieke leven heeft. Intusschen blijft een dergelijke mededeeling geheel voor rekening van hen, die haar hebben gedaanzij kan uiteraard niet worden verweten aan de vertegenwoordigers der ver schillende partijen, maar zij verraadt een mentaliteit, waar voor ieder der Raadsleden zich heeft te hoeden. Spreker durft dit zeggen, zelfs nu hij nog wel namens zijn fractie de aandacht van den Raad wil vestigen op een candidaat, die misschien geen partijgenoot, maar zeker een geloofs genoot van hem is. In de Raadsvergadering van 21 October j.l. heeft de heer Knol bij de rondvraag het verzoek onderstreept, dat de heer A. van Dijk bij een der agendapunten had gedaan, om in het algemeen bij het opstellen van voordrachten rekening te houden met de bevoegdheden en diploma's van de sollicitanten, wanneer ook hun practische bekwaam heid vaststaat. De heer Knol zei daarbij, uit eigen ervaring te weten, welk een groote verbittering het kan wekken, wanneer daarmede geen rekening wordt gehouden. Spreker meent te mogen aannemen, dat de overige Raadsleden zich met het standpunt van den heer Knol konden vereenigen. Ook de Voorzitter nam er geen stelling tegen; wel legde hij nogeens den nadruk op den eisch van de practische ge schiktheid van den sollicitant. Alle Raadsleden zullen thans zeker van oordeel zijn, dat verscheidene van de 49 sollicitanten naar de betrekking van gemeente-ontvanger hiervoor practisch geschikt zijn, zoodat naar sprekers meening de keuze afhankelijk van hun theoretische kennis moet worden gesteld; die kennis is juist voor deze functie niet onbelangrijk. Er is de laatste jaren op het gebied van de administratie een groote ontwikkeling te constateer en. Met het oog daarop moet ook de te benoemen persoon een zoo breed mogelijke ontwikkeling op dit gebied hebben. Een der sollicitanten is de heer A. C. Sommeling, chef van de Afdeelingen Financiën, Belastingen en Onderwijs te Breda, een gemeente van 80.000 inwoners. Vooral in theoretische kennis laat de heer Somme ling alle andere candidaten ver achter zich; ook zijn practische

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 3