18
cember 1945, werd het in- en uitwendig schoonmaken van
gemeentegebouwen, alsmede het verrichten van andere werk
zaamheden, bij verlenging voor 1946 opgedragen aan de
N.V. Chemische en Mechanische Stofbestrijdings Onder
neming („Cemsto"), gevestigd te Amsterdam, aanvankelijk
tegen een bedrag van 75.190.per jaar. In verband met
de verhooging van de uurloonen werd de aannemingssom van
75.190.met ingang van 1 Maart 1946 verhoogd met
12.083.52 en met ingang van 1 Juli 1946 met 9.563.52,
zoodat de aannemingssom van 1 Juli 1946 af in totaal be
droeg 96.837.04. De met de „Cemsto" gesloten overeen
komst is 31 December j.l. afgeloopen.
Ons College heeft in verband daarmede allereerst over
wogen of tot het houden van een openbare aanbesteding van
de onderhavige werkzaamheden zou kunnen worden over
gegaan, doch wij zijn tot de conclusie gekomen, dat daarvoor
op het oogenblik de tijd nog niet is gekomen. Wij stellen ons
echter voor in den loop van 1947 deze zaak opnieuw onder
de oogen te zien.
Onder deze omstandigheden zijn met de „Cemsto" onder
handelingen gevoerd omtrent verdere voortzetting van de
overeenkomst. Deze onderhandelingen hadden tot resultaat,
dat de „Cemsto" zich bereid verklaarde om de schoonmaak-
werkzaamheden onder de bestaande voorwaarden, w.o. een
verrekening van meer- en minderwerk, ook voor het jaar
1947 uit te voeren tegen een bedrag van in totaal 102.468.
per jaar.
In vergelijking met de van 1 Juli 1946 af geldende som
ad 96.837.04, zonder verrekening van meer- en minderwerk,
acht ons College dezen prijs aannemelijk.
Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage, in over
weging het in- en uitwendig schoonmaken van gemeente
gebouwen met toebehooren, het bedienen van kachels en
centrale verwarmingen, het vegen van schoorsteenen en rook
kanalen enz. wederom op te dragen aan de N.V. Chemische
en Mechanische Stofbestrijdings Onderneming („Cemsto"),
gevestigd te Amsterdam, voor den tijd van 1 Januari 1947
tot en met 31 December 1947, tegen een bedrag van
102.468.per jaar, zulks overeenkomstig de geldende
voorwaarden en de schriftelijke aanbieding van de N.V. de
„Cemsto" dd. 17 December 1946, alsmede onder beding, dat
de Naamlooze Vennootschap voornoemd en ons College het
recht hebben de overeenkomst te allen tijde tusschentijds te
beëindigen met een opzeggingstermijn van drie maanden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 20. Leiden, 25 Januari 1947.
Ten behoeve van een voorstelling door Robert Marcel te
Antwerpen werd aan F. de Leeuw, impressario te Tilburg,
voor de dagen 12 en 13 September j.l. de groote zaal der
Stadsgehoorzaal verhuurd voor den huurprijs van 226.
in totaal.
De Leeuw heeft op genoemde dagen geen gebruik ge
maakt van de zaal en de huursom niet betaald. Hij blijft
echter, hoewel de voorstelling niet is doorgegaan, voor
zooveel de betaling betreft, aansprakelijk voor het nakomen
van zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende ver
plichtingen.
Onze pogingen om de Leeuw het bedrag der huursom in
de gemeentekas te doen storten hebben evenwel gefaald.
Met overlegging van het te dezer zake ingewonnen rechts
kundig advies stellen wij Uwe Vergadering derhalve voor
te besluiten, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde
Staten, tegen F. de Leeuw te Tilburg een rechtsvordering
in te stellen, zoo in eersten aanleg als eventueel in hooger
beroep, tot betaling van 226.wegens huur van de Stads
gehoorzaal.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 21. Leiden, 25 Januari 1947.
Bij besluit van ons College, uitoefenende de desbetreffende
bevoegdheid van den Gemeenteraad, dd. 17 Januari 1946,
werd het vischrecht in de Haarlemmertrekvaart van Leiden
«tot aan den limietpaal „Halfweg" onder Noordwijkerhout
voor het jaar 1946 verpacht aan den beroepsvisscher C. D.
Zandvliet, alhier, tegen een pachtsom van 200.per jaar.
Ingevolge het eerste uitvoeringsbesluit, behoorende bij het
Pachtbesluit Vischrecht 1941, dient de pachtovereenkomst
op den bestaanden voet met een jaar te worden verlengd.
Tusschen Zandvliet en ons College is hieromtrent overeen
stemming bereikt.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage en met ver
wijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken,
in overweging het vischrecht in de Haarlemmertrekvaart
van Leiden (Trekvaartbrug) tot den Limietpaal „Halfweg"
onder de gemeente Noordwijkerhout, waaronder begrepen
het zuidelijk deel van het Poelmeer tot de Molensloot,
wederom aan C. D. Zandvliet, te Leiden, te verpachten
gedurende het jaar 1947 voor 200.per jaar en verder
onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 22. Leiden, 25 Januari 1947.
De Vereeniging „Koninginnedag" alhier is voornemens bij
gelegenheid van de a.s. heuglijke gebeurtenis in het Prinselijk
gezin voor de burgerij eenige feestelijkheden te organiseeren
Aangezien de geldmiddelen der vereeniging niet toelaten
de daaraan verbonden kosten geheel te dragen, heeft zij
verzocht van gemeentewege daarvoor een bedrag, en wel
950.beschikbaar te stellen.
Voor de feestelijkheden bij gelegenheid van de geboorte
van Prinses Beatrix, als ook voor die bij de geboorte van
Prinses Irene werd een bedrag van rond 1.000.beschik
baar gesteld, zoodat, de belangrijk lioogere prijzen van thans
in aanmerking genomen, het thans gevraagde bedrag van
950.wel als zeer bescheiden kan worden aangemerkt.
Wij geven Uwe Vergadering in overweging, behoudens
goedkeuring van Gedeputeerde Staten, te besluiten aan de
Vereeniging „Koninginnedag" een bijdrage van ten hoogste
950.toe te kennen ten behoeve van eenige feestelijkheden
bij gelegenheid van de a.s. heuglijke gebeurteiris in het
Prinselijk gezin.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 23. Leiden, 25 Januari 1947.
Op initiatief van de Vereeniging tot IJsbestrijding, ge
vestigd te Leiden, werd in de jaren vóór 1944 door de ge
meenten in het gebied van de Kamer van Koophandel van
Rijnland, telkenjare een garantiefonds van totaal 5.000.
bijeengebracht voor de ijsbestrijding op de vaarwegen in
en om Leiden.
Ook onze gemeente heeft hieraan steeds deelgenomen
(zie daaromtrent laatstelijk Ingek. Stukken n°. 210 van 1943).
Door de Vereeniging wordt voor het winterseizoen 1946/'47
aan onze gemeente op basis van het aantal inwoners, evenals
in vroegere jaren, een bedrag van 1865.als garantiesom
gevraagd.
In den niet strengen winter 1942/'43 was hel aandeel
van de gemeente in de werkelijke kosten slechts 78.33 of
4,2 van het garantiebedrag, terwijl in den winter 1943/'44
geen kosten verschuldigd waren.
Deelneming in het fonds is ook in dezen winter voor de
gemeente en haar ingezetenen van belang, omdat vele grond
stoffen en producten over het water worden vervoerd.
Met het oog op de belangen van de Stedelijke Lichtfabrieken
in deze aangelegenheid zal ook weer dit winterseizoen van
een eventueele uitkeering 75 tot een maximum van
750.ten laste van deze Fabrieken worden gebracht.
Wij geven Uwe Vergadering in overweging, behoudens
goedkeuring van Gedeputeerde Staten, te besluiten tot deel
neming door de gemeente in het door de Vereeniging tot
IJsbestrijding, gevestigd te Leiden, bijeen te brengen
garantiefonds ad 5000.ten behoeve van de ijsbestrijding
op de vaarwegen in en om Leiden gedurende het winterseizoen
1946/'47, en wel tot een bedrag van ten hoogste 1865.
zulks onder voorwaarde, dat:
1°. eventueele uitkeeringen terzake van de garantie ge
schieden volgens de door Burgemeester en Wethouders
goedgekeurde rekening van het garantiefonds;